Het bietecysteaaltje en grondontsmetting
Benut het juiste moment, ook bij een onderdoorbehandeling
Grondontsmetting wordt in de akkerbouw uitgevoerd door een che
misch middel in de grond te brengen ter bestrijding van bepaalde soor
ten aaltjes. In Zuidwest Nederland heeft dit vooral betrekking op het
bietecysteaaltje, het aardappelcysteaaltje (als verplichting bij een
aardappelteelt nauwer dan 14) uiestengelaaltje en (meer incidenteel)
vrijlevende aaltjes. In dit artikel zal nader worden ingegaan op het
optreden van het bietecysteaaltje en de techniek van de grondont
smetting.
Optreden van het
bietecysteaaltje
De laatste jaren is vastgesteld dat het
bietecysteaaltje de belangrijkste oor
zaak is van een niet-optimale op
brengst bij suikerbieten. Optreden
van dit aaltje heeft een minder goed
funktioneren van het wortelstelsel tot
gevolg. Het komt in het Zuidwesten
algemeen voor. Of het schade doet is
afhankelijk van de mate van bezet
ting. Als maat voor het aangeven van
de bezetting heeft men gekozen
voor: het aantal cysten per 100 ml
grond. Binnen dit aantal cysten is
dan nog van betekenis in hoeverre de
inhoud van deze cysten (een soort
"zakje" gevuld met eieren en reeds
uit het ei gekomen larven) levens
krachtiger is.
Het bietecysteaaltje plant zich alleen
voort op bieten of koolgewassen. Het
doet ook alleen schade aan die ge
wassen. In jaren dat er geen bieten of
koolgewassen geteeld worden neemt
de bezetting af, door natuurlijke af
sterving, net ongeveer 33%
Hoe konstateert men aantasting
In de eerste plaats kan men op het
oog aantasting vaststellen als de bie
ten "slapen". Of in zo'n geval de
aaltjes werkelijk de oorzaak zijn kan
men nagaan door de wortels te kon-
troleren op de aanwezigheid van
cysten die in bepaalde perioden van
het jaar te vinden zijn als kleine,
witte bolletjes. Later verkleuren ze
en worden meer bruin. Verder wijst
ook 'n bossig wortelstelsel (baard) in
de richting van het bietecysteaaltje.
Een slechte groei en lagere opbrengst
wijzen er eveneens op dat er iets aan
de hand is. Maar vergis U niet! Sla
pen, of achterblijven in groei kan ook
andere oorzaken hebben dan dit
aaltje, bijvoorbeeld een slechte
struktuur of kalktoestand van de on
dergrond. Het omgekeerde komt
echter ook voor, namelijk dat de
bieten niet slapen terwijl er toch cys
ten zitten. De aanwezigheid ervan
wordt dan gekamoufleerd door een
regelmatige vochtvoorziening tijdens
de kritieke periode in de zomer.
Maar ze doen wel schade en ze ver
meerderen zich ook.
Zekerheid over de omvang van de
aaltjesbezetting krijgt men alleen
door GRONDONDERZOEK
- Waar het gaat over vrij zwaar,
zwaar, en zeer zwaar kan men twee
kanten op. Enerzijds: hoe zwaarder
de bezetting, hoe eerder een chemi
sche bestrijding rendabel is. Ander
zijds loopt men bij een zware bezet
ting (van zeg boven de 2000 1 e)
het risico dat zelfs bij een geslaagde
Voor een goed beleid in deze is na
tuurlijk meer nodig dan een steek
proefsgewijze bemonstering. Men
zou bijvoorbeeld - om de kosten te
spreiden over een periode van 4 a 5
jaar, het hele bedrijf kunnen laten
bemonsterem.
Hoe schade te voorkomen
a) Door een ruime vruchtwisseling.
Dus zorgen dat het aantal aaltjes aan
de lage kant blijft.
b) Door grondontsmetting. Dit in het
geval dat men gedwongen is - door
het bouwplan of hoe dan ook op een
besmet perceel bieten te telen.
behandeling, toch nog zoveel aaltjes
overblijven dat er schade optreedt.
De keuze wel of niet behandelen
hangt mede af van de noodzaak op
het bewuste perceel bieten te hand
haven. Ziet men kans zodanig in zijn
bouwplan te schuiven dat men naar
een ander perceel kan uitwijken om
daar bieten te telen, dan is dat in
bepaalde gevallen zeker aan te be
velen.
Gaat het over een matige aantasting
dan zou men kunnen overwegen:
- uit te wijken naar een lichter besmet
perceel waar men zonder ontsmetten
bieten kan telen;
- kiezen voor een zwaarder besmet
Een moderne grondontsmettingsmachine aan het werk
Grondonderzoek
Het laten onderzoeken van de grond
kost geld. Als U geen problemen
tegenkomt op Uw bedrijf heeft het
ook geen zin op grote schaal te laten
bemonsteren. Wel zouden wij willen
adviseren in zo'n geval eens een
steekproef te nemen en dat uiteraard
daar waar U iets vermoedt. Wat
meer zekerheid hebben kan soms
ook nuttig zijn. Soms gaat men af op
een (plaatselijk) wat slechte stand in
een bepaald jaar, zonder dat men
zeker weet dat het om bietecys
teaaltje gaat. Een monster laten ne
men (en dan een niet te grote opper
vlakte per monster) kan dan uitsluit
sel geven en eventueel aanleiding
zijn de oplossing in een andere rich
ting te zoeken.
Maar overigens: Denk niet te gauw
dat op Uw bedrijf geen aaltjespro
blemen voorkomen. Kunt U uit
de voorgeschiedenis opmaken dat er
risico's zijn in dit opzicht, maak er
dan een gewoonte van om, in het jaar
voorafgaande aan dét waarin een
perceel weer in aanmerking komt
voor bieten, het te laten bemonste
ren. Als U de monsters tijdig laat
nemen kunt U in de loop van dat jaar
aan de hand van de uitslag nog de
geëigende maatregelen nemen, bij
voorbeeld ontsmetten of een ander
perceel kiezen.
Bij welke bezetting is
grondontsmetting op zijn plaats
Grondontsmetting kost aan middel
plus werkloon plm 700,- per ha. Men
mag daarvan aftrekken de voordelen
van een bepaalde mate van on-
kruidbestrijding en die van een,
overigens nog wat onduidelijk, op-
brengstverhogend (stikstof-?) effekt.'
Met wat plussen en minnen blijft dan
een bedrag van rond 500,- over en
dat houdt in dat men minstens vijf
ton meeropbrengst nodig heeft om
de kosten te dekken. Daarbij moet
men bedenken dat in jaren met een
ruime vochtvoorziening, aaltjes wei
nig of geen schade doen en de meer
opbrengst dus minimaal zal zijn.
Spekuleren op "die opbrengstverho-
gende werking zit er altijd wel in"
gaat bepaald te ver.
Aan de hand van de uitslag van het
grondonderzoek kan men nagaan of
een grondontsmetting op z'n plaats
is. In die gevallen dat geen uitwijk
mogelijkheid aanwezig is kunnen de
volgende, globale richtlijnen dienst
doen:
- Bij een niet-aantoonbare, een zeer
lichte of lichte bezetting heeft een
grondbehandeling geen zin
- Bij een matige bezetting heeft men
te maken met een vrij grote variatie
in aantal cysten en inhoud. Waar het
hierbij gaat om wél of niet ontsmet
ten kan men ongeveer een grens van
700 larven en eieren (het cijfer uit de
derde kolom op Uw uitslag van
Oosterbeek) aanhouden. Natuurlijk
is die grens niet scherp te trekken en
op lichte, humusarme en/of droog-
tegevoelige grond zal men mogelijk
reeds bij een aantal van 6 a 700 een
ontsmetting als rendabel mogen be
schouwen.
perceel waar een grondontsmetting
nog meer rendabel is. Het matig
besmette perceel kan dan verder uit
zieken.
Een zwaar ziek perceel kan men - als
men nog een ander perceel achter de
hand heeft - beter enkele jaren laten
uitzieken om daarna aan de hand
van grondonderzoek, de situatie op
nieuw te bezien. Bij deze overweging
speelt ook een rol het feit dat bij een
zware bezetting met aaltjes er relatief
een grotere afbraak plaatsvindt dan
bij een lage bezetting. Een "natuur
lijke bestrijding" die men als het kan,
moet benutten
In grote lijnen ziet het er dus als volgt
uit:
- Bij minder dan 700 1 e kan men
bieten telen zonder grondontsmet
ting;
- Bij 700 - 2000 1 e grond ont
smetten en in het jaar daarop bieten
telen;
- Boven de 2000 1 e, zo mogelijk
een ander perceel kiezen en het be
wuste perceel enige jaren met rust
laten.
Teelt men wel bieten dan vanzelf
sprekend ontsmetten.
Hoge eisen aan de ligging van
de grond!
Grondontsmetting wordt in de ak
kerbouw uitgevoerd in de nazomer
of de vroege herfst. Bij afwezigheid
van een groenbemester het liefst
spoedig na de oogst. Stel niet uit tot
morgen (in dit geval oktober) wat ge
heden (in augustus) doen kunt. Het
middel wordt als vloeistof in de
grond gebracht waar het, bij bodem-
temperaturen 10 graden en hoger,
meteen verdampt. De opzet is dat de
damp in de bovenste 20 cm zo egaal
nogelijk verdeeld wordt zonder kans
te krijgen om te ontsnappen.
De meest ideale situatie is die waarbij
de bouwvoor tot op 20 cm diepte
luchtdroog tot normaal vochtig is,
zonder kluiten en met een maximum
aan poriënvolume. Een bepaalde
graad van vochtigheid is nodig om de
bovenlaag te kunnen afdichten.
Overigens is het voor de verdeling
van het middel in de grond bijna
nooit te droog. Wel gauw te nat om
dat in met water gevulde poriën het
gas niet doordringt. Zo is in 1981 - na
de regen in oktober - vaak onder veel
te natte omstandigheden' gewerkt.
Bovendien was toen de bodemtem-
peratuur reeds te laag.
Grondontsmetting na
voorbewerking
Eén duidelijk recept voor de grond
bewerking, geldig voor alle omstan
digheden, is niet te geven. Dit zal van
perceel tot perceel uiteenlopen. Als
regel geldt dat na de oogst direkt
ontsmetten de meeste kans van sla
gen heeft. De grond is dén namelijk
nog vochtig maar droogt daarop ook
zeer snel uit, met het risico dat zelfs
op vrij lichte grond - bij de eerste de
beste bewerking kluiten ontstaan.
Ook bij een te diepe grondbewerking
is dit het geval.
Met het kiezen van het juiste moment
van grondbewerking - niet diep, niet
nat en niet (te) droog staat of valt de
mogelijkheid de meest optimale si
tuatie voor een grondontsmetting te
scheppen. Zelfs met extra zorg is bij
aanwezigheid van diepe sporen, en
vastgereden grond in de laag 0-20
cm geen goede situatie te bereiken.
In de praktijk blijkt dit op aardap
pelland dat in september/oktober
vrijkomt vaak voor te komen. De
meest voorkomende voorvrucht voor
hieten is echter tarwe. En aangezien
het duidelijk voordelen heeft een
grondontsmetting uit te voeren in het
jaar voorafgaand aan dat waarin men
bieten teelt, zal vaak een tarwestop-
pel de plaats van handeling zijn bij
een grondontsmetting. Naast boven
staande algemene richtlijnen geldt
dan bij tarwe bovendien nog:
- maai meteen zo kort mogelijk of ga
er nog een extra keer over met de
maaibalk;
- ruim alle stro resten zorgvuldig op;
- vóórbewerking met een aangedre
ven egge tot een diepte van 7 10 cm
geeft meestal een goede, fijne
bovengrond die goed is af te dichten.
Ploegen is bijna altijd minder ge
schikt.
Grondontsmetting zonder
voorbewerking
De risico's van struktuurbederf ver
bonden aan een grondbewerking
doen de vraag rijzen of men onder
bepaalde omstandigheden een
grondbewerking niet net zo goed
achterwege kan laten, ook bij afwe
zigheid van een groenbemester. Die
situatie kén zich inderdaad voor
doen. Bijvoorbeeld, waar op lichte
grond onder droge omstandigheden
een betrekkelijk "lichte" oogst is
weggehaald met een minimum aan
sporen. Als dan de oogst gevolgd
wordt door een periode met niet te
sterk drogend weer, kan een voorbe
werking achterwege blijven.
Op een met een groenbemester be
groeide stoppel wordt in de praktijk
vaak de zogenaamde onderdoorbe
handeling uitgevoerd. Dit blijkt ver
schillende voordelen te hebben,
zoals: energiebesparing (geen be
werking vooraf); een min of meer
natuurlijke afdichting en een ver
mindering van de luchtbeweging
vlak boven de grond waardoor er
minder gas de lucht ingaat en verho
ging van het poriënvolume door de
beworteling (heeft het op die in lange
tijd niet bewerkte grond ook wel no
dig! Verder is er sprake van vocht-
opname door het gewas uit de on
dergrond, zodat deze onder natte
omstandigheden sneller opdroogt
dan op "zwarte grond" het geval is.
Tenslotte kan genoemd worden het
feit dat de grond niet versmeerd
wordt.
Zo te zien een vrij ideale situatie.
Maar.... om hiervan te kunnen pro
fiteren moet wel aan enkele voor
waarden worden voldaan, te weten:
- dat de bovenste grondlaag vol
doende samenhang vertoont (min of
meer buigzaam is) en die, nadat de
scharen zijn gepasseerd, een goede
afdichting waarborgt. Een goed ont
wikkelde grasmat bevordert dit ef
fekt;
- dat niet gewerkt wordt onder te
droge onstandigheden. Door het op
breken van de grond ontstaan dan
kluiten en de zaak is niet meer af te
dichten. Opgemerkt kan nog worden
dat een te grote rijsnelheid en botte
scharen het euvel van het opbreken
in de hand werken. Bij sterk drogend
weer in september kan het zelfs aan
beveling verdienen te wachten tot
het (wat) geregend heeft, wat na
tuurlijk niet wil zeggen dat men een
behandeling maar steeds op de lange
baan moet schuiven. Ook hier geldt:
benut het juiste moment;
- dat extra aandacht besteed wordt
aan de getrokken sleuven. Naast het
opbreken bij droogte moet ook het
openblijven staan van de sleuven bij
natte grond, genoemd worden. Een
ring op de drukrol is meestal vol
doende het bezwaar van de "open
sleuven" op te vangen. Soms is het
echter nodig de sleuven nog een keer
aan te drukken door in een extra
werkgang er met de wielen van de
trekker overheen te gaan;
- dat de aanwezigheid van een
groenbemester niet gebruikt wordt
als motief om een behandeling node
loos uit te stellen "omdat men daar
altijd nog terecht kan". Want hoe
later in het seizoen hoe minder vocht
er verdampt en dan is nat gaüw TE
nat en bovendien de temperatuur
vaak te laag. Laat, nat en koud gaan
dikwijls samen!
Tenslotte in het kort nog een aantal
punten, waard om genoemd te wor
den, zonder uitgebreid op in te gaan:
- De voorkeur wordt gegeven aan
een grondontsmetting in het najaar.
Een granulaattoepassing in het voor
jaar kan men beschouwen als een
uitwijkmogelijkheid als ir) het najaar
de omstandigheden minder geschikt
zijn voor een behandeling.
- In Zuidwest Nederland verdient in
het algemeen dichloorpropeen de
voorkeur boven metam-natrium. De
laatste zou nog op zijn plaats kunnen
zijn als onder zeer droge omstandig
heden wordt ontsmet.
- Bij gebruik van dichloorpropc m
geeft inzaai van groenbemestingsge-
was als regel geen problemen, in
zaaien gelijktijdig met de ontsmet
ting verdient de voorkeur boven het
inzaaien direkt né de ontsmetting
(omdat dan de afdichting in het ge
drang komt). Hiertoe dient op de
ontsmettingsmachine een zaaibak te
worden gemonteerd.
- Na de injektie dient de grond 2 3
weken, afhankelijk van de bodem-
temperatuur, ongestoord te blijven
liggen. Dit kan plaatsvinden door
meteen te ploegen of te kultivateren.
- Inzaaien van wintertarwe is moge
lijk plm een maand na de ontsmet
ting.
- Van grondontsmetting is een effekt
op onkruiden bekend maar betrek
kelijk onregelmatig en onder onze
omstandigheden lang niet altijd zo
groot dat er het volgend jaar een keer
minder gespoten kan worden.
- Vrijwel door geheel Zuidwest Ne
derland is er momenteel bij de loon
werkers voldoende apparatuur aan
wezig om een grondontsmetting uit
te voeren. Neem tijdig kontakt met
één van hen op.
- Grondontsmetting behoort van
daag de dag'tot de reële mogelijkhe
den. Het vraagt echter een goede or
ganisatie, voorbereiding en werkwij
ze.
- Zowel boer als loonwerker dienen
er rekening mee te houden dat het
meest geschikte tijdstip voor een
grondontsmetting valt in de periode
van eind augustus tot uiterlijk half
oktober. Dus in de topdrukte van
aardappelen bietenoogst. Maar ze
ker voor de dure grondontsmetting
geldt: Wat het zwaarste is moet het
zwaarste wegen!
De specialisten gewasbescherming,
A. C. M. MULDERS - Zevenbergen
P. VERHAGE - Goes
6