DE KOSTEN ROND HET MELKEN £SESp-hrei"e De verwarmingskosten op mestvarkensbedrijven ;:r^t;;^r,|,cT"burg Kosten en baten Jaarlijkse kosten van de melkstal De kosten van het koelen W armwatervoorziening Overige kosten rond het melken Visgraatmelkstal In de voorbije decennia heeft het handmelken haast geheel plaats moeten maken voor het machinaal melken. Op de melkveebedrijven zijn kostbare en ingewikkelde melkma chine-installaties verschenen. Voor de opslag van de melk op de boerderij heeft men nu de beschikking over moderne melkkoeltanks. Deze in stallaties brengen aanzienlijke kos ten met zich mee. In het kader van "Niet meer, maar beter" is het wellicht nuttig deze kosten eens op een rij te zetten. Op verreweg de meeste bedrijven met een ligboxenstal worden de koeien gemolken in een visgraat melkstal. Deze melkstal heeft relatief lage bouwkosten, een eenvoudige uitvoering, korte looplijnen en een vrij hoge uurkapaciteit. Op grupstal- bedrijven kan met een melkleidings- installatie en hulpapparatuur een aanzienlijke arbeidsverlichting en een vrij hoge uurkapaciteit behaald worden. De vaste jaarlijkse kosten bestaan uit afschrijving, rente en onderhoud. In dit artikel worden deze jaarlijkse kosten op een rij gezet voor een be drijf met 60 koeien en een gemid deld* produktie van 5.500 kg melk per koe. De jaarlijkse kosten rond het melken zijn onder te verdelen in: - jaarlijkse kosten melkstal - kosten van het koelen van de melk - kosten van de warmwatervoor ziening - overige kosten Id de tabel zijn de investeringsbe dragen en jaarlijkse kosten (afschrij ving 10%. rente 6%, onderhoud 5%) vermeld voor de verschillende melk- stallen. In deze bedragen zijn geen gebouwenkosten inbegrepen. Het gaat dus om de komplete melklei- dinginstallatie inklusief meetglazen, verder keerbuis- en hekwerkkon- strukties, voerbakken en voederdo- seerapparatuur (handbediend). Naarmate de melkstal groter is, ne men de kosten toe. De genoemde bedragen zijn gemiddelde bedragen, die in de praktijk wat kunnen varië ren. Vergelijkt men de gegevens uit de tabel, dan blijken er grote verschillen te zijn in jaarkosten. Allerlei faktoren zoals werkorganisatie, geestelijke en lichamelijke belasting en de speci fieke bijdrijfsomstandigheden (be staande situatie, toekomst, finan ciën) zijn bij het maken van een melkstalkeuze vaak van doorslagge vende invloed. Niet iedereen streeft er immers naar in elk opzicht die weg te volgen, die financieel het meest voordelig is. Naast de investering in de melkstal moet. er vanzelfsprekend ook nog geïnvesteerd worden in een melk koeltank. Indien de melk gedurende drie dagen op de boerderij opgesla gen moet kunnen worden, is een op- slagkapaciteit van 701 per koe nodig. Op een bedrijf njet 60 koeien dient de inhoud van de melkkoeltank dan ongeveer 4.200 1 te zijn. De kosten van het koelen kunnen onderverdeeld worden in de vaste jaarkosten van de tank en de varia bele kosten voor het koelen. Het in vesteringsbedrag van de melkkoel tank wordt gesteld op 28.000,— De kosten van het koelen van de melk kunnen berekend worden aan de hand van de totale jaarproduktie. Per 1.000 1 melk is ongeveer 15 kWh elketrische energie nodig om de melk op 4 graden C te brengen. Bij een jaarproduktie van 330.000 kg melk en een kWh-prijs van 0,25 zijn de elektriciteitskosten 1.240,— per jaar. De jaarlijkse vaste kosten (17%) van de melkkoeltank bedragen 4.760,— Samen is dit 6.000,— per jaar. Voor het bedrijf met 60 koeien bedragen de kosten voor de koeling dus 100,— per koe per jaar. Voor het leveren van melk van een goede kwaliteit is een goede reini ging van de melkwinnings- en be- waarapparatuur van groot belang. Hiervoor is behalve een goed reini gingsmiddel ook veel warm water nodig. In de verdere berekening wordt uitgegaan van een warmwa tervoorziening met elektrische boi lers in huur. De bedragen zullen bij aankoop van aardgas-, propaangas- of oliegestookte boilers anders ko men te liggen. Het merendeel van de veehouders beschikt echter over elektrische boilers. Als deze boilers gekocht moeten worden, zal dit doorgaans een verhoging van de kosten betekenen. Het gebruik van warm water be draagt bij 60 koeien gemiddeld 240 1 per dag. Om al het benodigde water gedurende het nachttarief op te war men naar 70 a 80 graden C zijn 3 boilers noodzakelijk. Water verwar men van 10 graden C naar 80 graden C kost ongeveer 10 kWh per 100 1 water. Bij een kWh-prijs van 0,20 (nachttarief) kost dit 1.750,— per jaar. De totale jaarlijkse kosten van de warmwatervoorziening bedragen dan 2.100—Dit is 35,- per koe per jaar. De overige kosten rond het melken zijn te splitsen in een aantal onder delen nl.: reinigingsmiddelen, dip-of spraymiddelen, filters, uierdoeken, water, energie voor melken en ver lichting. De vermelde bedragen zijn de ge schatte kosten per jaar voor 60 koei en. Voor reinigingsmiddelen wordt ge rekend 350,— filters 300,— dip- of spraymiddelen 250,—water 100,— en energie voor het melken etc 800,— De totale overige kosten komen daarmee op een bedrag van 1.800,— per jaar. Dit brengt een kostenpost met zich mee van 30,— per koe per jaar. Reeds eerder in dit artikel werd ge zegd, dat de kosten rond het melken zijn te verdelen in een viertal onder delen. De jaarlijkse kosten rond het melken per koe per jaar bedragen voor een bedrijf met 60 koeien: - kosten achtstands visgraatmelk stal 91,- - koelen van de melk 100, - de warmwatervoorziening 40,- - de overige kosten 30,— Totaal ƒ261,- Samen zorgen deze onderdelen voor een jaarlijkse kostenpost van onge veer 260,— per koe per jaar. Per kg melk bedraagt dit 4.7 ct. Dit is voor waar géén kleinigheid. Direkte besparingen bij de melk- winning zijn moeilijk realiseerbaar, daar de vaste kosten van de melk machineinstallatie en melkkoeltank een vrij groot stempel drukken op de totale kosten per koe per jaar. Be langrijk is de kwaliteitsbewaking van de melk. Eventuele kortingen bij af wijkende kwaliteit melk verminde ren de opbrengst. Dit hoeft echter nauwelijks voor te komen, immers een goede kwaliteit van de melk is iets wat men voor een groot gedeelte in eigen handen heeft. Via warmte- terugwinningsapparatuur en voor- koeling zijn direkte besparingen op de energiekosten goed mogelijk. Hier staan echter de jaarlijkse kosten van deze apparatuur tegenover. Vooraf dient dan ook per bedrijf ge rekend te worden alvorens tot aan schaf van dergelijke apparatuur wordt overgegaan. De bedrijfsvoor- lichters kunnen U hierin adviseren! TV 1 a a m 11** Consulentschap voor de Varkens-en ing. J. Huijben In de periode mei 1980 t/m april 1981 is op de bedrijven in Noord-Brabant met een deelboekhouding nagegaan waar het all in-all out systeem werd toegepast. In totaal bleek dit op 97 bedrijven het geval te zijn. Gemiddeld waren daar 61.870 mestvarkens aan wezig. In de tabel zijn de brandstof kosten per gemiddeld aanwezig mestvarken en de bedrijfsindex in re latie tot de bedrijfsgrootte weergege ven. De gemiddelden die aan de index berekening ten grondslag liggen zijn als volgt: Gebaseerd op het gem. van 556 Bra bantse mestvarkensbedrijven met computermatig verwerkte boekhou ding. voederconversie 3.09. voerprijs 57.58. voerkosten per kg groei 1.78. biggengew. 25 kg, lev. af leveringsgewicht 107 kg. perc. EAA IA 72% saldo ƒ45.- index 0 Bij deze 97 bedrijven waren in totaal 15 bedrijven met gem. 321 mestvar kens en een gem. index van ongeveer 2.75. welke geen brandstofkosten hebben gehad. Om de vergelijking zo goed mogelijk te maken zijn bij alle hierna te noe men aantallen deze bedrijven buiten beschouwing gelaten. Wel of niet verplaatsen? Wanneer we het systeem all in-all out nader beschouwen kunnen we daarin weer een nader onderscheid maken. Er zijn bedrijven die per af deling all in-all out toepassen, maar wel een of meerdere opvangafdelin- gen op hun bedrijf hebben. De hele TABEL Aantal Mestvarkens/ Brandstofk. Index Groep bedri.iven bedrilf Der eem. aanw. m.v. I 300 mestv. 12 158 2,81 6,87 II 300-399 15 350 6,83 r 1,92 III 400-599 27 484 8,40 13,— IV 600-749 15 666 6,02 4,98 V 750-999 13 847 ƒ10,26 1,63 VI 1000 15 1376 f 9,65 1,90 Totaal 97 638 8,46 3,58 afdeling wordt dan meestal op onge veer 45 kg overgeplaatst naar de af- mestafdeling, waar dan ook weer vol-leeg gewerkt wordt. Andere bedrijven werken ook met het all in-all out systeem, echter zonder overplaatsen. De biggen worden dan ingelegd op de plaats waar ze ook worden afgemest. We geven dit aan als zijnde 100% all in- all out. de andere manier noemen we all in-all out met lx opschuiven. Op sommige bedrijven komt een kom- binatie van beide systemen voor; deze zijn dan ook uit de volgende vergelijking gehouden. Er waren 25 bedrijven met 100% all in-all out, in totaal 22.526 mestvar kens, met 9,— brandstofkosten per plaats en een index van 12,97. Op 34 bedrijven met all in-all out en lx opschuiven zijn gemiddeld 25.152 mestvarkens aanwezig. Hier waren de brandstofkosten 10,25 en de in dex slechts 0,67 per plaats. Hieruit blijkt dat bij een vergelijk baar aantal aanwezige mestvarkens per bedrijf een verschil in index voorkomt van ongeveer 12,— ten voordele van het systeem met 100% all in-all out. Het lijkt dat er bij het systeem met 1 x opschuiven een groter risico is, dat er technisch in de mesterij wat fout kan gaan, waardoor de resultaten nadelig worden beïnvloed. Half rooster- of volledig rooster? Interessant zijn de verschillen in energiekosten en index bij bedrijven met verschillende vloeruitvoeringen. Op 42 bedrijven met halfroostervloer waren in totaal 27.615 mestvarkens aanwezig. De brandstofkosten waren 9,— en de index was 12,— Op 27 bedrijven met volledig roos- tervloer waren in totaal 20.063 mest varkens aanwezig. De brandstofkos ten waren bijna ƒ11,— per plaats en de index was ƒ1,12 negatief. Tussen de beide vloertypen zien we een ver schil van ruim 13,— ten voordele van de bedrijven met een gedeelte lijke roostervloer. Slotopmerkingen Uit bovenstaande blijkt dat half- roostervloeruitvoering in combina tie met all in-all out in de praktijk voordelen biedt. Om regelmatig schoonmaken van stallen mogelijk te maken, moet men de periode van aankoop zo klein mogelijk maken. Ook de periode van verkoop moet zo klein mogelijk zijn om onderbezet ting te voorkomen. Door all in-all out is dit mogelijk. Om het prijsrisico zoveel mogelijk te beperken en van zo weinig mogelijk verschillende bedrijven biggen aan te moeten kopen is het wenselijk met kleine afdelingen te werken. Vooral voor de grotere bedrijven welke de biggen niet van één bedrijf kunnen ontvangen zal dit systeem voordelen bieden. 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 15