"Elke koe gaf ik dagelijks een vierponder roggebrood, 105-jarige Pieter Boll Te Doeveren: Volle teugen Fraaie tekeningen Vermoeid Eventjes.... Woest! Cent goedkoper De handel Grootste staatsman Gezondheid Stamhouder Als ik door zijn schoondochter de kamer wordt binnengeleid en aan de oude Boll wordt voorgesteld valt mijn mond bijna open van verbazing. "Dus U bent 105 jaar geworden?" vraag ik. Hij knikt, zijn ogen twinkelen levendig. Ik weet het zeker: geen van de vele bezoekers die deze oude baas P.A. Boll op zijn 105e verjaardag, 18 februari j.l. in een spontaan feestgedruis hebben gedompeld zal zich verbazen over mijn reak- tie, als je Boll zo kwiek, bijna deftig in zijn kamer ziet zitten. Een krasse, vrij kleine man met een net zwart kostuum aan noodt me vanuit een ouderwetse stoel met een vriendelijk gezicht en een armzwaai om maar aan de tafel tegenover hem plaats te gaan ne men. Hij is een beetje doof had zijn schoondochter gezegd dus iets harder praten maar er blijkt verder nog goed met hem over alles te konverseren en zeker an derhalf uur heb ik met Boll over zijn leven, zijn werk, de oorlog gepraat. En natuurlijk over het ouder worden, over het alleen overblijven. Pieter Boll heeft zijn hele leven in Doeveren gewoond, een klein agrarisch kerkdorpje in het Land van Heusden en Altena met enige honderden inwoners, een dorpje dat sinds Boll's geboorte in 1877 nauwelijks in omvang is toe genomen. Een hechte dorpsge meenschap die al sinds Boll z'n honderdste verjaardag viert vrij wel voltallig elk jaar op 18 fe bruari de jarige komt feliciteren. De hoogbejaarde Boll koestert zich in die warme belangstelling en geniet er met volle teugen van. zo bekent hij. De jonge Boll trouwde, zo steekt hij van wal, met een meisje van het dorp. Hij was toen 32 jaar. Het pas getrouwde paar huurde op het dorp eerst een huis dat na ongeveer 7 jaar werd ingewisseld voor de boerderij waarin hij nu nog woont en dat staat tegen het Nederlands Hervormde kerkje. Daar wordt hij al tientallen jaren verzorgd door zijn zoon J.H. Boll en schoondochter. Hij woont er in de voorkamer. Van daaruit heeft hij een wijds uitzicht over de lan derijen en het erf van de boerde rij. De enkele voorbijganger groet hij terug. Boll zit in een gemak kelijke oude leren stoel in de hoek van de kamer, direkt tegen de ta fel. Aan één van de wanden hangt het familiewapen dat hem ter ge legenheid van zijn 100-ste ver jaardag werd aangeboden. Verder een paar moderne op- bergkasten waarin talloze fotoal bums. Na iedere verjaardag ko men er een paar bij. "Dat vindt hij erg leuk" verduidelijkt zijn schoondochter. "Van alle foto's die genomen worden wil hij er graag een. Hij vraagt zelfs de persfotografen van de kranten of ie er eentje mag en die sturen ze dan natuurlijk wel op". Op de kasten ingelijst foto's inet de trotse Boll te midden van zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Voorts fraaie tekeningen van zijn jongste nazaten, hem als kado bij zijn 105e verjaardag gegeven. Zijn schoondochter heeft ons alleen gelaten. Ik maak eer paar aante keningen. Plotseling zegt hij met een levendige harde toon: "Als u Boll schrijft denk er om, met twee "els". Maar eer dat u verder schrijft wil ik iets van u weten. Het is van 't jaar precies honderd jaar geleden dat ds. Ossewaarde hier zijn intrede als predikant heeft gedaan. Die kwam van Goes. Leven er nog Ossewaardes in Goes? Ik zeg het niet te weten maar sterk het vermoeden te hebben van niet. "Zal ook wel niet, reageert hij. Dat is ook al weer zo lang geleden..." Hoe, wil ik graag weten, kwam hij vroeger als boer aan de kost. En hoe zijn de veranderingen in de maatschappij en in de landbouw op hem overgekomen? Heeft hij kans gezien vooruit te boeren? Allemaal vragen waarvan som mige wel en de meeste niet ge steld konden worden omdat dit niet alledaagse gesprek toch no gal wat inspanning van hem vergt waardoor hij vermoeid raakt zonder dat overigens toe te willen geven. Er volgt een gesprek dat soms moeilijk is weer te geven: zijn antwoorden zijn meestal kort en generatieverschil en doofheid was er de oorzaak van dat we el kaar soms niet verstaan en be grijpen. Hij vertelt enige smaak volle "ondeugende" gebeurtenis sen uit zijn leven met nauwelijks ingehouden vreugde maar hij voegt er wel onverbiddelijk aan toe "dat mag u niet opschrijven hoor, als die mensen dat lezen kan ik misschien problemen krij gen". De hoogbejaarde Pieter Boll sr. vertelt dan nadat de "censuur" weer opgeheven is dat hij als kind veel op het bedrijf van vader dat toen een gemengd bedrijf was, mee moest helpen. De veelal kleine percelen van nog geen ha (van een ruilverkaveling had men nog nooit gehoord) lagen in een grote kring rond het dorp Doeve ren verspreid. "We hadden een beetje bouwland en een paar ha weiland en daar moesten we van leven thuis. Je moest alles toen nog te voet doen en dan liepen we eventjes twee uur naar het land om te hooien of om een stukje akker te spitten voor de bieten". "Eventjes" reageer ik verbaasd. "Ja, een stukje lopen zeiden we dan, dat geeft töch niet. Tegen woordig weten ze niet meer wat lopen is. Je liep ook iedere dag met een juk over de kleiweg om de koeien te melken. Je had toen nog niet zulke goede wegen als nu. Tegenwoordig is dat allemaal veel beter maar vroeger moest je tot je enkels door die natte klei. Nee, dat was lang niet alles..." Als jonge man ging Boll, nadat hij getrouwd was, voor zijn eigen ge zin zorgen. Hij pachtte een paar ha land, had wat koeien en werk te wanneer er tijd over was bij een ander. "Al zeg ik fo^lf' zegt hij "ik was bij ons op,,het dorp één van de beste maaiers. iEn als ik er aan denk dan wordt ik nog woest Boll vertelt ook zijn hele leven een voorliefde te hebben gehad voor vee. De akkerbouw stond bij hem altijd in dienst van de vee teelt. Ook het loof van de suiker bieten ging altijd naar de koeien. Daar krijgen ze hele goede uiers van meent hij met stelligheid. "Als je voor een koe goed zorgt geeft ie veel terug. Elke koe kreeg van mij ook iedere dag een heel 4 ponder roggebrood. Die kocht ik bij de bakker per 100 stuks. Dat was namelijk een cent goedkoper dan gewoon per stuk. Je betaalde toen (dat was omstreeks 1920-1930) voor een 4 ponder (2 kg.) tarwebrood 19 cent en voor een 4 ponder roggebrood 11 cent. Mijn koeien hadden het dus goed en de vele melk die ze gaven ging naar de Genderse fabriek. "Op hoop van zegen". Maar we kre gen er maar weinig voor. Op den duur nog ƒ2,75 per 100 liter. Toen ben ik toch zo boos gewor den en heb ik gezegd dat als ik niet meer kreeg ik het nog liever in de sloot zou laten lopen. Ja meneer, in die tijd, zo tussen 1930 en 1940 hebben we veel ar moe gehad. Nu had ik in die tijd nog wel eens een gelukje want toen die melk zo slecht liep had ik de brutaliteit om zo af en toe es een koe te gaan kopen en verko pen en met die handel liep het wel eens goed". Door vererving want daarmee ben ik toch es be donderd. Ik zal het u vertellen: Van 's morgens vijf tot 's avonds zeven had ik een oom en tante es geholpen met het maaien van het grasland. Ik was blij dat het klaar was want dan kon je beuren niet waar. Maar al wat ik kreeg of hoorde, niets van oom en tante. Ik dacht na een paar weken als je er zelf niet op af gaat dan krijg je niets. Dus ik er heen. Ik was toen 32. Ik kwam binnen en zei goeden avond. Oh, zei tante meteen toen ze me zag, oh Piet komt zeker voor het geld. Wat moet ge heb ben? Nou zei ik, tante, ik heb drie dagen hard gewerkt. Ik wil 1,50 per dag. Dus dat wordt 4,50. Nou, zei dat mens en van schrik sloeg ze de hand voor de mond, hoe durft ge dat te vragen? Ge zijt een verdomden afzetter! Zoveel krijgt ge nooit van m'n leven. Nou, zei ik boos, als ge dat niet wilt betalen, dan betaalt ge maar niets, maar voor u zal ik nooit meer werken. Ik heb de deur dichtgesmeten en voor haar heb ik nooit meer iets gedaan. Voelt ge???" van twee kanten werd het be drijfje van Boll wat groter en wat hem in staat stelde van zijn hob- by-de handel-zijn belangrijkste bestaansbron te maken. Een ech te melkveehouder bekent hij, is hij nooit geweest. Over zijn bele venissen in de oorlog vertelt hij graag maar hij staat er op dat ik daarover niets vermeld. Wel dat toen de oorlog begon de armoe over was. Na de oorlog zijn de prijzen goed gebleven. Wat nu voor koeien en vaarzen betaald wordt vindt hij enorm. Er zijn boeren met wel 100 koeien. Wat een geweldig bezit Voor Boll nam de veehandel een steeds belangrijker plaats in en tot voor een paar jaar bezocht hij dan ook trouw eens per wepk de veemarkt in Den Bosch waar ve len hem nog wel kennen, zo voegt hij er trots aan toe. "Een vaarskoe kopen en die hier op een goed perceeltje weiland een tijdje laten lopen en dan verkopen, dat was m'n mooiste werk" glundert hij van oor tot oor. "Als ik straks een eind ga wande len dan zie ik de koeien van mijn zoon Piet in het land en die heeft allemaal stamboekdieren. Dan denk ik als ik ze zie. nou ja. ze zijn iets vierkanter, maar verder... Vroeger had je koeien die net zo goed waren als nu". Als ik ver baasd kijk volgt hij luid "Ja dat zeg ik hardop en ik meen hei. Vroeger stond je ook dichter bij 't dier en je wist 't meteen als er wat was. Ze kregen veel zorg, meer dan nu geloof ik". De voorliefde van P. Boll sr. voor de veehandel manifesteert zich niet of nauwelijks bij zoon Piet jr. en bij diens zoon en dochter. Zijn zoon nam het bedrijf indertijd van vader over en heeft zich toe gelegd op de veehouderij en de beide kleinkinderen zetten deze traditie voort vertelt hij trots. Daarover hoeft hij zich geen zor gen te maken. "Over zorgen ge sproken" gaat hij plotseling ver der "weet u wat de grootste staatsman van de laatste honderd jaar is? Nee? Nou, dat is Drees. Want toen ik 65 werd midden in de oorlog kreeg ik 118,— per maand pensioen en waren we ge red van veel zorgen. Daar konden we toen es van op bezoek gaan naar onze zoon en kleinkinderen. Dat hadden we net nodig!" Het lijkt wat tegenstrijdig maar Boll is in zijn leven nogal eens ziek geweest en ook ongelukken zijn hem niet bespaard gebleven. "Gezondheid" zegt hij dan ook "is de grootste schat van het leven". Hij zegt zelf niet te be grijpen waaraan het te danken is dat hij zo oud is geworden. "Op mijn 87ste stierf mijn vrouw en toen dacht ik nu zal jij het ook wel niet lang meer maken Boll. Wie had kunnen denken dat ik mijn vrouw 18 jaar zou overleven. Ik in ieder geval niet.... Maar ik heb het gevoel dat de maat overloopt en er behoort es amen gezegd te worden". Misschien ligt de ver klaring voor zijn ouderdom deels wel in de grote regelmaat die zijn leven de laatste tientallen jaren heeft gekenmerkt. Door zijn schoondochter wordt elke dag als middagmaal een bordje rijstepap opgediend, 's Ochtends vaste prik twee sneetjes brood met een be schuit. Geen koffie. Wel een vitaminetablet. Als hij gaat wan delen, en dat gebeurt bij goed weer steevast, dan neemt ie onder het wandelen af en toe een sui kerklontje. 's Avonds tenslotte neemt hij nog een boterham met vlees. Zonder dat dagelijks glaasje wijn direkt voor de middag gaat geen dag voorbij. Zelfs op z'n verjaar dag, als alle kinderen en klein kinderen, buren, de burgemeester en kennissen komen neemt hij er één en niet meer. En dat is toch het grote feest in de familie ge worden. Dan ontbreken uiteraard niet zijn 7 achterkleinkinderen. Ook Jan Huibert, de enige stam houder waarvan hij hoopt dat die ook boer wordt. Een wens die waarschijnlijk wel in vervulling gaat vant deze 16-jarige boeren zoon bezoekt de Middelbare Landbouwschool in Workum. Jan Huibert neemt ook een apart plaatsje bij hem in omdat hij de familienaam voort zal dragen. "Een familie" zo wijst hij naar het bord aan de wand "die een eigen wapen heeft en dat. voor zover bekend al meer dan 300 jaar voert". De krasse Boll begint toch wat moe te worden meen ik te merken en ik besluit afscheid te nemen. Ik zeg nog iets over het mooie weer. Dan steekt hij zijn vinger op en zegt op kalmenadrukkelijke toon: De mooiste zomerzonne schijn verwarmt hart noch zinnen, wanneer ze niet gevolgd wordt door het zonnetje van binnen J. WIERF.NGA. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 13