Kwaliteit pootgoed wordt bepaald tijdens en vlak na oogst! Pachters keuze bieden om zelf te bouwen in Zuidelijk Flevoland Bestuur Landbouwschap kritisch over politieke uitspraken in LEB Rooskleurig beeld Herberekening sbe-systeem Bedrijfsomvang Fruitteelt De Zuidwestelijke Akkerbouw- konsulentschappen te Baren- drecht. Goes en Zevenbergen Pootaardappelen inschuren Binnenkort staat de oogst van de pootaardappelen weer voor de deur. De kwaliteit van pootgoed wordt voor een belangrijk deel tij dens en vlak na de oogst bepaald, in dit artikel wordt op een aantal belangrijke aspekten ingegaan. Een goed begin Pootgoed zal over het algemeen worden opgeslagen in bewaarplaat sen waar ook het voorgaande jaar aardappelen zijn opgeslagen. Het is nodig om bewaarplaatsen alvorens deze opnieuw te vullen grondig te reinigen. Achtergebleven grond en knollen kunnen een bron van be smetting zijn voor volgende partijen aardappelen. Was de partij in het voorgaande jaar gezond dan kan worden volstaan met het "bezem- schoon" maken, bij "verdachte" of "zieke" partijen dient met water en stoom te worden gereinigd. Bij het reinigen van bewaarplaatsen moeten vooral de ventilatiekanalen en de roostervloer ook nodige aan dacht krijgen. Men kan een hogedrukreiniger bij het schoonmaken gebruiken. Hierbij dient te worden voorkomen, dat er beschadiging van hout en isolatie materiaal ontstaat. Voordat de aardappeloogst begint moet men de volgende kontrole uit voeren: kontroleer en reinig de ventilato ren; laat de meet- en regelapparatuur door een deskundige kontroleren; ga na of de luchtinlaat en -uit laatkleppen goed funktioneren; kontroleer de isolatie van wan- dendak (en zo nodig repareren); let op een goede afdichting van deuren. Beschadigingen Beschadigingen van aardappelen geeft grotere uitdroging en meer kans op het ontstaan en uitbreiden van bewaarziekten. In dit verband dient nog eens duidelijk opgemerkt te worden, dat ontvellingen ook be schadigingen zijn. Beperk daarom zoveel mogelijk de beschadiging van de aardappelknollen. Dit zal door gaans meer aandacht en een lagere rooikapaciteit vragen, maar wordt ruimschoots goed gemaakt door een beter eindprodukt. Vallende aardappelen Wanneer de aardappelen door een grote valhoogte op een harde onder grond terechtkomen, ontstaan kneu zingen aan de knollen. Bedraagt de valhoogte meer dan 30 a 40 cm op een harde ondergrond, dan dienen val- brekers te worden toegepast. Ook de te grote snelheid van transportban den kan schade veroorzaken. De bandsnelheid moet daarom beperkt blijven tot 40 meter per fhinuut. Het vullen van de bewaarplaats Ook al is de bewaarplaats uitgerust met een optimaal ventilatiesysteem, toch kan het ventilatieproces nadelig beïnvloed worden door onregelma tige vulling van de bewaarplaats. Teveel grond in de partij is altijd fu nest voor een goede luchtverdeling. Bij gezonde partijen, die onder nor male omstandigheden zijn gerooid, is een hoeveelheid losse grond van 5 a 10% (gewichtsprocenten) gewenst, mits gelijkmatig verdeeld. Meer dan 20% grond geeft grotere kans op on regelmatige vulling, terwijl boven dien het droogproces hierdoor aan zienlijk wordt verlengd. Van partijen waar iets aan mankeert of onder on gunstige omstandigheden worden gerooid, moet het grondpercentage zo laag mogelijk zijn. Voor een re gelmatige verdeling zullen de box- envullers regelmatig verplaatst moe ten worden. De storthoogte moet na het vullen overal gelijk zijn. De luchtverdeling in een partij is minder goed als er binnen verschillende storthoogtes voorkomen. Wacht met het gelijk maken dus ook niet tot na het droog proces. Moederknollen Moederknollen en knollen aangetast door natrot of phytophthora moeten zoveel mogelijk uit de partij verwij derd worden. Dit is echter gemakke lijker gezegd dan gedaan. Het resul taat is echter van dien aard, dat de extra moeite en arbeid rijkelijk wordt gekompenseerd door aanzienlijk ge ringere rottingskansen en minder uitdroging van de totale partij. Het drogen van moederknollen, die in flinke aantallen kunnen voorkomen, en ook natrotte knollen vraagt een groot aantal ventilatie-uren. Het drogen Het drogen van pootaardappelen is na een toepassing van T.B.Z. met water direkt noodzakelijk. Ook par tijen die nat zijn, moeten direkt wor den gedroogd. Bij het ventileren treedt alleen droging op, als de rela tieve vochtigheid van de lucht die door de aardappelen gaat, lager is dan 100%. Dit is altijd het geval als de temperatuur van de doorgeblazen lucht lager is dan de temperatuur van de aardappelen. In de zomer zal dit als regel alleen 's nachts het geval zijn. Hoewel dit op het eerste gezicht misschien wat vreemd lijkt, wordt inderdaad meestal 's nachts de snel ste droging bereikt, mits de lucht- Natuurlijk dient niet alleen bij de oogst, maar ook bij het planten de uiterste voorzichtigheid worden betracht. De snarenbedpootmachine geeft weinig kiem- beschadiging. temperatuur lager is dan die van de aardappelen. Zijn de nachttemperaturen hoger dan de temperatuur van de aardap pelen, dan kan beter overdag worden geventileerd. Dit moet dan wel ge beuren bij een lage relatieve lucht vochtigheid, dat wil zeggen bij zon nig niet broeierig weer. Als gevolg van de hogere temperatuur (ten op zichte van aardappeltemperatuur) zal wat kondens ontstaan op de aardappelen. Als de lucht goed droog is, zal deze kondens echter snel verdwijnen, waarna de droging op gang komt. Enig kondens op de knollen gedurende korte tijd zal als regel niet bezwaarlijk zijn, behalve wanneer bakterierot in de partij voorkomt. Houd de temperatuur tij dens het drogen tussen 15 gr. en 18 gr.C. Wondheling De wondhelingsperiode is voor pootaardappelen erg belangrijk. Na het drogen van de partij moet gedu rende een periode van 1 a 2 weken zo weinig mogelijk geventileerd wor den. Voor een regelmatige luchtver versing lx per dag een kwartier ven tileren. De temperatuur moet tussen de 15 gr. en 18 gr.C. blijven. Er mag geen kondensatie optreden. De rela tieve luchtvochtigheid moet op 95% blijven. Dit is de optimale konditie om de tijdens het rooien en inbren gen ontstane beschadigingen te doen helen. Ook uit het oogpunt van hygiëne is een goede wondheling erg belang rijk. Hierdoor wordt de kans op bes metting met gevaarlijke knolziekten. zoals Phoma, Fusarium en bakterie- ziekten, beperkt. Het koelen Na het drogen c.q. de wondhelings periode is het gewenst om de be- waartemperatuur zo snel mogelijk op plm. 10 gr.C. te brengen. Om het aantal ventilatie-uren te beperken moet er alleen geventileerd worden met buitenlucht die een koeleffekt oplevert. In deze periode zijn de buitenluchttemperaturen meestal al leen 's nachts en tijdens vroege och tenduren voldoende laag. Om deze temperaturen maximaal te kunnen benutten zal éebruik gemaakt moe ten worden van thermostatische be diening van de ventilatoren. Hierbij moet de voorkeur worden gegeven aan de differentiaal-thermostaat. Belangrijk is tevens dat de luchtinla ten en -uitlaten na het ventileren zo spoedig mogelijk worden gesloten. Dit geldt uiteraard ook voor de toe gangsdeuren van de bewaarplaats. De belangrijkste punten De bewaarplaats grondig reinigen en kontroleren. Valhoogte van de aardappelen beper ken tot 40 cm. Bandsnelheid niet hoger dan 40 me ter per minuut. De bewaarplaats zo egaal mogelijk vullen. Stortkegels vermijden. Moederknollen/aangetaste knollen uitrapen. Drogen met koudere lucht. Tijdens wondheling lx per dag lucht verversen. Zo snel mogelijk terugkoelen. Meer gegevens over het bewaren in de winterperiode staan vermeld in vlugschrift 267, verkrijgbaar via de bedrijfsvoorlichters. De specialisten boerderijbouw, J.H. van Nieuwenhuizen, H.A. de Vries, C. van Bragt. Het Landbouwschap zal er bij het Landbouw-Ekonomisch Instituut op aandringen, dat in het Landbouw-Ekono misch Bericht (LEB) geen landbouwpolitieke uitspraken meer worden gedaan. Het LEB is in de eerste plaats een objektieve analyse van de ekonomische situatie van de land- en tuinbouw en dat moet zo blijven. Voorts zal het LEI meer aandacht moeten besteden aan de presentatie van het LEB in verband mei de juiste beeldvorming over de resultaten in de land- en tuinbouw. Deze op- en aanmerkingen kwamen tijdens de bestuurs vergadering van het Landbouwschap op 7 juli j.l. in Den Haag naar voren bij de bespreking van het LEB 1982. Daarin worden onder meer uitspraken gedaan over di- rekte produktiebeheersing en inkomenstoeslagen. Die uitspraken waren vooral bij KNLC-voorzitter ir. D. Lu- tetjn in het verkeerde keelgat geschoten: "Het doen van landbouwpolitieke uitspraken is geen zaak voor het LEL Daar hebben we het Landbouwschap voor". Woordvoerder J. Nieuwenhuize (Voedingsbond FNV) was het hiermee niet eens. Hij beoordeelde de LEI-sug- gesties over het EG-landbouwbeleid reëel benadert. In zijn konklusies stelde Landbouwschapsvoorzitter J. van der Veen, dat ideeën van het LEI welkom blijven, maar dat het LEB zeker niet de gelegenheid is om deze te spuien. Enkele bestuursleden hadden ook moeite met het zeer rooskleurige beeld, dat over de resultaten van de land- en tuinbouw in 1981 in de publiciteitsmedia verscheen. In enkele sektoren waren de resultaten matig tot slecht en ook dat dient nadrukkelijker naar buiten te worden ge bracht. De heer ir. A.J. Latijnhouwers (KNBTB) vroeg om nader onderzoek van het LEI over de situatie van kleine bedrijven. Al eerder is hierover een LEI-nota uit gebracht. Naar aanleiding van de diskussie, die begin dit jaar in het bestuur werd gevoerd over kleine bedrijven zal het LEI worden verzocht hier nadere studie naar te ver richten. Het LEI is overigens bezig met een volledige herbereke ning van het systeem der standaard-bedrijfseenheden (sbe-systeem) voor alle teeltrichtingen. Deze herziening zal waarschijnlijk aan het eind van dit jaar gereed zijn. Agrarische ondernemers die in Zuidelijk Flevoland een pachtbedrijf krijgen aangeboden, dienen de keuze te krijgen om een bedrijf met of zonder bedrijfsgebouwen te aanvaarden. Bij die laatste mogelijkheid kan hij naar eigen inzicht de inrichting van de gebouwen afstemmen op de door hem gewenste bedrijfsvoering. Wel zal de pachter dan een 24-jarig pachtkontrakt met opstalrecht moeten kunnen krijgen. Dat is de mening van het hestuur van het Landbouwschap, dat in zijn openbare vergadering van 7 juli j.l. in Den Haag het uitgifteplan 1983 voor nieuwe landbouwbedrijven in Zuidelijk Flevoland besprak. Het Landbouwschap gaat minister Van der Stee (financiën) verzoeken bij de uitgifte op deze wensen in te gaan. Volgens het uitgifteplan voor 1983 worden er in Zuidelijk Flevoland in totaal 21 bedrijven (elf pacht- en tien erfpachtbedrijven) uitgegeven met een totale oppervlakte van 1020 ha. Het gaat om negen akkerbouwbe drijven en twaalf veehouderijbedrij ven. Het bestuur van het Land bouwschap was unaniem van me ning dat de voorwaarden, die wor den gesteld bij de aanvaarding van een pachtbedrijf, de ondernemer voor te hoge Financiële lasten plaatst. Op het ogenblik is het zo dat een pachter een bedrijf krijgt aangebo den zonder woning en met slechts een rompgebouw, waarvoor een dubbele pacht wordt gevraagd. Hierdoor moet hij zowel in als rond het bedrijfsgebouw aanzienlijke in vesteringen verrichten. Het kan in die situatie voor de potentiële pach ter aantrekkelijker zijn om zelf ge bouwen te plaatsen. Het uitgifteplan voor 1983 verschilt overigens nauwelijks van dat van vorig jaar. Vandaar dat de kritiek van het Landbouwschap zich op nieuw toespitst op de omvang vam de uit te geven bedrijven en de ver houding tussen akkerbouw- en vee houderijbedrijven. Een meerderheid van het bestuur van het Landbouw schap kan zich verenigen met de voorgestelde bedrijfsomvang. Over de uitgifte van het aantal akker bouw- en veehouderijbedrijven wordt in het bestuur verschillend ge dacht. Enerzijds speelt hierbij de re latie tot het oplossen van knelpunten op het oude land een rol, anderzijds de situatie op de zuivelmarkt. Het Landbouwschap heeft tenslotte de aandacht van minister Van der Stee gevraagd voor de te beperkte aanzet voor fruitteeltbedrijven in Zuidelijk Flevoland. Het is wenselijk dat mede door een eenmalige uitgifte onder ruimere voorwaarden de posi tie van de reeds gevestigde fruitteelt in dit gebied wordt versterkt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 9