Konsument drinkt minder melk: "Gezond maar niet gezellig" Uitgebreide kollektie van aardappelrassen op Landbouw '82 Studenten Hogere Landbouw school gediplomeerd Promotie ir. J.G. Termorshuizen Beslissingsproces Moment Betere gebruikswaarde Beproevingen Indien de daling van het melkverbruik in ons land zich voortzet volgens de sinds 1950 waargenomen trend, zal in 1990 per persoon omstreeks 4940 gram melk gekonsumeerd worden. In 1980 was dit nog ongeveer 5680 gram. Op 23 juni promoveerde aan de Landbouwhogeschool in Wageningen ir. J.G. Termorshuizen op een proefschrift getiteld "Het konsumentengedrag met betrekking tot melk". Het onderzoek waarop dit proefschrift gebaseerd is, had tot doel inzicht te verkrijgen in de faktoren die van invloed zijn op het huishoudelijk koop- en verbruiksgedrag ten aanzien van melk. Verder wilde de on derzoeker aan de hand van zijn analyse de gebruiksmogelijkheden toetsen van een bepaald marktkundig model van het konsumentenge drag. Allereerst onderzocht Termorshui zen het melkverbruik en de ontwik kelingen daarin. In deperiode 1974- 1980 daalde de door huishoudelijk gebruik per hoofd gekochte hoe veelheid melk landelijk met 10%. In deze periode nam de aankoop van vetarme melk en van gesteriliseerde melk sterk toe. De eenmalige ver pakking neemt steeds meer de plaats van de glazen fles in. De distributie van melk heeft zich grotendeels ver plaatst van de straat naar de winkel. Opvallend is dat in de drie noorde lijke provincies de daling van het melkverbruik alleen in de laatste helft van genoemde periode waar te nemen is. De daling in de periode 1974-1980 van de per persoon gekochte hoe veelheid melk is groter naarmate het aankoopniveau in 1974 hoger lag. Vooral de "heavy users" hebben dus de konsumptie verminderd. Verder is de daling bij huishoudens die over stapten op gesteriliseerde melk en bij huishoudens die de melk in 1980 niet meer van de melkman aan de deur betrokken, groter dan bij andere huishoudens. Na analysering van het hoofdelijk melkverbruik op basis van aankoop- gegevens per huishouden, trachtte Termorshuizen inzicht te verkrijgen in het beslissingsproces waardoor ie mand die (binnen het huishouden) een drank wil konsumeren, tot de keuze komt van een bepaalde drank. Daarbij ging hij uit van het in de marktkunde bekend model van En- J.G. Termorshuizen gel, Blackwell en Kollat, dat hij. spe cificeerde voor het konsumentenge drag met betrekking tot melk. Vervolgens heeft Termorshuizen de in zijn model opgenomen variabelen gemeten door middel van een mon delinge enquête. Hij ondervroeg 998 huisvrouwen en, minder uitgebreid, een tweede gezinslid in dezelfde huishoudens. Dit deel van het on derzoek leidde onder meer tot de volgende uitkomsten: - Melk wordt in de eerste plaats als een gezond voedingsmiddel zon der gezelligheidsassociaties be schouwd. Melk wordt verder ge zien als een gewone, tamelijk lekkere drank, die echter weinig verfrissend is. Melk is gezond", hoera - Het sterkste punt van melk' het gezonde imago, kan mogelijk schade ondervinden door het foutieve beeld dat veel huisvrou wen hebben van het vetgehalte van melk. Dit gehalte wordt in het algemeen sterk overschat; zo denkt ruim 40% van de groep huisvrouwen dat volle melk 10% of meer vet bevat (moet zijn: 3,5%). - In dit kader is van belang dat huisvrouwen met voorkeur voor volle melk de betere smaak van deze melksoort als reden aanvoe ren. Huisvrouwen die halfvolle of magere melk prefereren, voeren hiervoor meest redenen aan die op het vlak van de gezondheid liggen. Degenen die geen melk drinken, doen dit meestal om smaakredenen. De houding die men tegenover melk (en andere dranken) aanneemt, hangt af van het moment van de dag ("gebruiksmoment"). In het alge meen is de houding tegenover melk bij de broodmaaltijden t.o.v. de overige dranken gunstig. Voor de "tussendoormomenten" (in de loop van de ochtend, middag, avond) wordt in het algemeen niet gunstig over het drinken van melk gedacht. Voor melk is de tweede broodmaal tijd het belangrijkste gebruiksmo ment: 28% van de huisvrouwen noemt melk als eerste keuze. Op datzelfde moment worden thee en koffie door respektievelijk 31% en 20% van de huisvrouwen geprefe reerd. Bij het ontbijt wordt melk door 10% van de groep huisvrouwen als eerste keuze genoemd. Thee wordt dan door 61% van deze groep geprefereerd, koffie door 17%. Op de tussendoormomenten geeft slechts 5% van de huisvrouwen aan melk de voorkeur. Koffie en thee overheersen op deze momenten. Op vrijdag 18 juni jl. zijn 35 studen ten van de 4-jarige Hogere Land bouwschool te Dordrecht gediplo meerd te weten: Afstudeerrichting Agrarische be drijfskunde 1. E.C.M. van Bussel, Eindhoven, 2. M.C.A. Claassen, Zevenbergen, 3. W.T. van der Drift, Schiedam, 4. P.C.M. Hermans, Sluis, 5. H.A. Pas toor, Dordrecht, 6. G.E. Stap, Ophe- mert, 7. H.J. Th. van Stokkom, Dor drecht, 8. B.J. Verstegen, Gouderak en 9. C.C. Visser, Dordrecht. Afstudeerrichting plantenteelt 10. M.J. Bom, Dinteloord, 11. J.C. van den Bosch, Bleiswijk, 12. G.A. van Bussel, Vaassen, 13. R.A.A. Da vid, Rilland-Bath. 14. I.J.E.M. Els- hout, Breda, 15. J.G.A.M. Govaert, Westdorpe, 16. R.V.P. Ham, Putte (NB), 17. B.B. de Hoop, Almkerk, 18. G.H.J. Kema, Rotterdam, 19. A.M. van Leeuwen Waddinxveen, 20. F.W. Mulder, Naarden, 21. P.A.C.M. Segers, Bergen op Zoom, 22. F.H.A.J. Steffens, Rotterdam en 23. G.P. van Vugt, Giessen. Afstudeerrichting veehouderij 24. G. Anker, Vlist, 25. C. Bos, Pin- te/België,26. Y. Bronkhorst, Gorin- chem, 27. J.M.M. Brouwer, Rotter dam, 28. M. Bijl, Rotterdam, 29. J.C.M. Op de Coul, Eindhoven, 30. R.W. van der Hammen, Ridderkerk, 31. R.A. Hehewerth, Ridderkerk, 32, J.F.M. Mathijssen Rijsbergen, 32. T.P. Rooymans, Den Haag, 34. A.N. Verboom, Rotterdam en 35. J.A. Vogel, Vlaardingen. Bij de feestelijke diploma-uitreiking was een groot aantal genodigden aanwezig. In Nederland worden jaarlijks zo'n 1.000.000 nieuwe aardappel plantjes opgekweekt uit zaad. Slechts 5 6 van deze rassen ko men op de officiële rassenlijst. Tijdens de nationale manifestatie Landbouw '82, die van 29 juni tot en met 3 juli plaatsvindt op de terreinen van Flevohof, zullen 180 van deze Nederlandse aardappel rassen (zowel voor konsumptie als export en fabrieksaardappelen) te zien zijn op een speciaal aange legd aardappeldemonstratieveld. "Nederland exporteert erg veel aardappelrassen naar het buiten land. Een deel van de Neder landse kollektie die in de handel is wordt getoond op Landbouw '82", vertellen de heer Doornbos en de heer Obbink van het Nivaa, het Nederlands Voorlichtingsbu- ro voor Aardappelen. Samen met het RIVRO, het Rijks Instituut voor Rassenonderzoek van kui tuurgewassen heeft het Nivaa de aanleg van dit proefveld ver zorgd. De verschillende rassen zijn hier ingedeeld naar: Rassenlijst-ras- sen (beschreven en onbeschre ven) en rassen uit het Neder landse rasregister. Per onderdeel zijn steeds vroege, middenvroege, middenlate en la te rassen te zien. Al deze rassen zijn terug te vinden in een spe ciaal vouwblad, zodat elke be zoeker precies kan zien waar de verschillende rassen op het de- monstratieveld liggen. Het doel van het kweken van nieuwe aardappelrassen is, om door middel van kruisingen, uit zaad nieuwe rassen te winnen, die een betere kuituur- en gebruiks waarde bezitten dan de bestaande. Die betere gebruikswaarde kan betrekking hebben op vele eigen schappen, zoals: opbrengst, kom- sumptiekwaliteit, fabrieksmatige verwerking, knoleigenschappen, ziekten, bepaalde kuituuromstan digheden enz. Zowel voor het gebruik in ons land als voor de export van poot- aardappelen (jaarlijks ongeveer 400.000 ton naar meer dan 60 landen) en konsumptieaardappe- len (jaarlijks ongeveer 900.000 ton vooral naar landen binnen Europa), als voor (verwerkte) aardappelprodukten, is het van zeer groot belang dat er nieuwe aardappelrassen worden ge kweekt. In ons land zijn 130 aardap pelkwekers aktief bezig met het. kweken van nieuwe rassen. Het aantal gekweekte planten be draagt op het Ogenblik meer dan 1.000.000 per jaar. Door een zeer strenge selektie gedurende een aantal jaren, blijven er bij de kwekers maar een beperkt aantal over. De kwekers hebben de mo gelijkheid om deze veelbeloven de nieuwe rassen voor een geza menlijke voorbeproeving in te zenden. Deze voorbeproeving vindt in hoofdzaak plaats op een aantal proefboerderijen. Het officiële kuituur- en ge- bruikswaardenonderzoek van een aardappelras door het Rijks instituut voor het Rassenonder zoek van Kuituurgewassen (RI VRO) begint met het plaatsen van een ras op de zogenaamde observatieproefvelden (ongeveer 100 verspreid over ons land). Ongeveer een jaar later begint de zogenaamde interprovinciale be proeving op een aantal proefboer derijen in ons land. Heeft een nieuw ras, na een groot aantal beproevingen (van kruising tot eventuele plaatsing op de ras senlijst is ongeveer 10 jaar), in vergelijking met de gangbare ras sen steeds goede resultaten gege ven, dan beslist een Rijkskom missie of het in de officiële Ras senlijst kan worden opgenomen. De eisen die worden gesteld aan deze rassen zijn dus zeer zwaar. In de Rassenlijst voor Landbouwge wassen 1982, zijn 96 aardappel rassen met een uitvoerige be schrijving opgenomen. Een overzicht van het aardappeldemonstratieveld op Landbouw '82

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 7