Receptvoorlichting naar het tweede plan Landbouw maakt steeds meer gebruik van externe financiering Oppassen voor produktie-overschot in rundvleessektor" F.N.Z. voor handhaving globaal karakter Europees Zuivelbeleid Ministerie van Landbouw bezuinigt 35 miljoen extra Meerjarenplan Landbouwvoorlichting naar Tweede Kamer: ir. A. de Zeeuw op congres Europese Vee- en Vleeshandelsunie -r:L ;-*<'7 Eigen vermogen loopt iets terug Handelsoorlog 25e Delta Flora Gevolgen voorjaarsnota: Jaarverslag 1981 verschenen Minister drs. J. de Koning (landbouw en visserij) heeft een dezer dagen het Meerjarenplan Landbouwvoorlichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal doen toekomen. Het plan is het resultaat van een prioriteitenafweging binnen de landbouwvoorlichtingsdienst. Deze dienst houdt zich o.m. bezig met advisering op het gebied van bedrijf- sopzet en bedrijfsvoering, het overdragen en toepasbaar maken van uit landbouwkundig onderzoek verkregen kennis en aktiviteiten om het vakmanschap en ondernemerschap in de agrarische sektor te vergro ten. Aan dit laatste aspekt zal in de toekomst de hoogste prioriteit worden toegekend. Dit omdat het inkomensniveau en de konkurrentiepositie, mede door een groeiende verwevenheid van de sektor in het maat schappelijke gebeuren, in toenemende mate afhankelijk zullen zijn van deze twee faktoren. Een en ander heeft tot gevolg dat de regionale voorlichtingsdiensten steeds meer zullen uitgaan van de praktijk en de wijze waarop de agra riër in de praktijk te werk gaat. Ook aan de zelfwerkzaamheid van de agrariër in het voorlichtingsproces zal veel aandacht worden besteed. De recept-voorlichting krijgt gelei delijk aan een lagere prioriteit. De realisatie van het meerjarenplan zal plaatsvinden in nauw overleg met onderwijs, onderzoek, de sociaal- ekonomische voorlichtingsdiensten van de standsorganisaties en het be drijfsleven. Reakties Provinciale Raden De reakties van de Provinciale Ra den voor de Bedrijfsontwikkeling op het meerjarenplan zijn over het al gemeen gelijk gericht en positief. Men kan zich met name goed vinden in de hoge prioriteit die wordt toe gekend aan voorlichtingsaktiviteiten gericht op verbetering van het on- dernemer-/vakmanschap. Vrij alge meen is men echter van mening dat e.e.a. niet tot gevolg mag hebben, dat de individuele voorlichting sterk voldoende praktijk gericht blij ven. - Voor die agrariërs die relatief weinig kontakt hebben met de voorlichtingsdiensten, vormt in dividuele voorlichting over rela tief eenvoudige problemen in de bedrijfsvoering, vaak het aangrij pingspunt voor bespreking van bedrijfsstrukturele problemen. - Een sterke inkrimping van de in dividuele voorlichting biedt meer ruimte aan de kommerciëlé voorlichting. Gezien het belang dat men toekent aan objektieve voorlichting, worden vraagtekens geplaatst bij de wenselijkheid van een dergelijke ontwikkeling. Praktisch algemeen wordt gewezen op het belang van een goed samen spel tussen landbouwvoorlichting en landbouwonderwijs. Een intensive ring van de samenwerking tussen de s.e.v.-diensten, de voorlichtingsdien sten van de overheid en het land bouwonderwijs is gewenst. -.Alt - .v S. it> - r - - De voorlichting verschuift steeds meer van het individu naar de groep wordt verminderd. Voor deze stel- lingname worden verschillende ar gumenten aangevoerd. De belang rijkste hiervan zijn: - De voorlichter moet op de hoogte zijn van de problematiek op de bedrijven. De voorlichting moei Een belangrijk deel van de Raden geeft te kennen dat verdergaande be zuinigingen in de sfeer van de voor lichting niet wenselijk zijn. De voor lichting vervult een wezenlijke funk- tie waar het gaat om handhaving en zo mogelijk versterking van de kon kurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw. 99 Het is niet uitgesloten dat de verhoging van de rundvleesprijzen in de Europese Gemeenschap met in totaal 21% over 1981 en 1982 een nieuwe stimulans betekent voor uitbreiding van de produktie. We zul len moeten waken voor een produktie-overschot op de rundvleesmarkt, zoals aan het begin van de zeventigerjaren in de EG ontstond. Ons land is dan ook blij met het huidige EG-rundvleesbeleid, waarbij gestreefd wordt naar een beperking van de interventie in deze markt. Dit o.m. zei ir. A. de Zeeuw, direkteur-generaal voor Landbouw en Voedselvoorziening van het ministerie van landbouw en visserij op 18 juni j.l. op het Kongres van de Europese Vee- en Vleeshandelsunie in Rotterdam. Op dit moment is er sprake van een stagnatie in de konsumptie van rundvlees en een eventuele stijging van deze konsumptie is niet erg waarschijnlijk. Naarmate de reeële koopkracht daalt in plaats van stijgt, wordt rundvlees meer en meer een luxe-produkt. "Wanneer we bij beperkte interven tie en een stagnerende konsumptie meer gaan exporteren naar landen buiten de EG, dan zullen we op moeten passen dat we de relaties met derde landen niet meer verstoren dan strikt noodzakelijk is", aldus ir. De Zeeuw. Hij wees in dit verband o.m. op de dreigende handelsoorlog met de Ver enigde Staten en de diskussie over de positie van ontwikkelingslanden in Ir. A. de Zeeuw. de wereldvoedselvoorziening. Toch was hij ervan overtuigd dat niet viel te ontkomen aan een beter gebruik van de export als instrument om de markt voor rundvlees te verbeteren. De 25ste gladiolententoonstelling "Delta Flora" wordt gehouden van 3 tot 7 augustus in de Gemeentelijke Visafslag Goedereede" te Stellen dam. De Stichting "Delta Flora" hee*t ruimte toegezegd aan de drie stand sorganisaties zodat ook de landbouw in al haar facetten vertegenwoordigd zal zijn. Een aantal bedrijven zet de deuren en velden open voor bezoekers. Men krijgt de adressen mee. Het ministerie van landbouw en visserij zal op de begroting 1981/1982 voor 35 min. extra bezuinigen. Een en ander zal geschieden door besparingen te realiseren op vijf terreinen: De aankopen van de Stichting Beheer Landbouwgronden in landin- richtingsgebieden zullen worden gereduceerd. Besparing: 15 min. Hetzelfde geldt voor de aankopen van Staatsbosbeheer. Besparing: 10 min. Door de maatregelen van de minister van onderwijs en wetenschap pen op het landbouwonderwijs toe te passen, zullen de uitgaven op dat gebied met 5 min. teruglopen. Er zullen minder beheersovereenkomsten worden afgesloten. Bes paring: 3 min. De subsidiëring (en daarmee de uitvoering) van werken ter verbete ring van de infrastruktuur in het landelijke gebied (A-2 werken) zal worden vertraagd. Besparing: 2 min. De land- en tuinbouw werd per 1 januari 1980 voor 76,6% door eigen vermogen gefinancierd. Op 1 januari 1974 bedroeg dit aandeel 78,5%, zodat van een lichte relatieve teruggang van het eigen vermogen sprake is. Deze gegevens, waarbij het verpachtersvermogen buiten beschou wing is gelaten, zijn te lezen in een gezamenlijke publikatie van Rabo bank Nederland en het Landbouw Ekonomisch Instituut onder de titel "De financiering van de Nederlandse landbouw". Deze studie geeft een uitvoerig inzicht in de ontwikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan op het terrein van de agrarische fi nancieringen. Uit het rapport blijkt dat de landbouw steeds meer gebruik maakt van ex terne financiering. In 1980 werd via de kapitaalmarkt voor 16 miljard een beroep op vreemd vermogen ge daan, terwijl het aanbod van middelen van de totale agrarische sektor 6,5 miljard bedroeg. Tot aan het begin van de zeventiger jaren hoefde de landbouw per saldo geen beroep op vreemde middelen te doen. De laatste jaren overtreft het beroep echter ruimschoots het aanbod. Het vastgelegde vermogen in land en tuinbouw is sterk toegenomen. Het balanstotaal van de gehele agra rische sektor steeg van 52,5 miljard op 1 januari 1974 naar 133,4 mil jard per 1 januari 1980. In de periode 1970/71 t/m 1979/80 beliepen de investeringen in de landbouw (exkl. tuinbouw) circa f 30 miljard. Hiervan werd 56% met eigen middelen gefinancierd en 44% met vreemd vermogen. In de verstrekking van vreemd ver mogen op lange termijn is het aan deel van de familie teruggelopen. Het aandeel van de Rabobanken is daarentegen fors toegenomen. Werd het vreemd vermogen op lange termijn in 1974 nog voor 27% door familie verstrekt, in 1980 was dat nog slechts voor 14% het geval. Het aan deel van de Rabobanken nam in die periode toe van 59% naar 75%. Van het totale aan de agrarische sektor verstrekte bankkrediet is ongeveer 90% afkomstig van de Rabobanken. (Het boekje is verkrijgbaar bij de Rabobanken en te bestellen bij het Landbouw Ekonomisch Instituut te Den Haag, door overmaking van 5,40 3,10 2,30 portokos ten) op giro 412234 onder vermel ding van "De financiering van de Nederlandsche Landbouw".) In Nederland steeg de melkaanvoer vorig jaar met 3,3% tot 11,82 miljoen ton, afkomstig van 63.900 bedrijven. De produktietoeneming werd zowel veroorzaakt door de gemiddeld grotere melkveestapel als door de tot 5.105 kg toegenomen melkproduktie per koe. Het aantal melk- en kalfkoeien bedroeg 2,38 miljoen stuks. Het bovenstaande staat onder meer vermeld in het jaarverslag van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ over 1981 dat heden door het bestuur van de organisatie tijdens de algemene vergadering werd vastgesteld. Aan het einde van het verslagjaar waren er circa 48.000 stuks melk- koeltanks die 96,3% van de Neder landse melkproduktie bevatte. Van de totale produktie werd 97,3% af geleverd aan de zuivelindustrie. Het gemiddelde vetgehalte bedroeg vorig jaar 4,06% (in 1980: 4,00%) en het eiwitgehalte 3,35% (3,34%). Van de aangevoerde melk werd 36,5% ver werkt tot kaas, 13,5% tot niet-magej melkpoeder, 10,8% tot geconden seerde melk, 13,5% tot consumptie- melk en -produkten, 9,4% tot diverse produkten waaronder caseïne en kunstkalverenmelk en 16,3% tot bo ter en mager melkpoeder. Het gevoerde zuivelbeleid wordt door het bestuur van de FNZ als niet ongunstig gekenschetst in het jaar verslag. Achter de bevredigende gang van zaken gaan wel enkele problemen schuil. Zo staat het FNZ-bestuur nog steeds op het standpunt dat een extra medever antwoordelijksheffing gevolgen zal hebben voor de Nederlandse melkveehouderij. Verder heeft het FNZ-bestuur zich in het verslagjaar herhaaldelijk uitgesproken voor handhaving van het bestaande alge mene systeem van restituties. Ombui ging van dit beleid in een richting van lange-termijn-contracten, in schrijvingen op restituties, investe ringssteun voor de bouw van recom- bined melkfabrieken, kredietfacili teiten, speciale restituties en derge lijke wordt ten sterkste afgewezen vanwege de grote gevaren voor de met veel zorg en financiële offers opgebouwde Nederlandse zuivelaf- zet. Het Europese zuivelbeleid dient globaal van karakter te zijn en te blijven en moet een kader scheppen waarbinnen de zuivelindustrie haar produkten zo vrij mogelijk kan af zetten. Vermeden dient ook te wor den dat van overheidswege in het afzetbeleid concurrentievervalsende elementen danwel een verstoring van de afzet naar bepaalde bestemmin gen wordt ingebouwd. Door de leden van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ werd in het afgelopen jaar 10.363.847 ton melk verwerkt, dit is 87,7% van de totale Nederlandse melkaanvoer. Aan het einde van het verslagjaar waren er 36 coöperatieve onderne mingen aangesloten bij de FNZ met 101 produktiebedrijven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 5