Rabobank Nederland
verschuift herstel
ekonomie naar 1983
Buitenstaander
Landbouwschap bezorgd over
uitbreiding bakterievuur
Nieuw kabinet moet nu
beslissingen nemen
"Land- en tuinbouwsektor
levend voorbeeld
voor andere sektoren"
Investeringen bedrijven daalden
Voorzitter Landbouwschap v.d. Veen:
Aanpassingen produktie
Fifty-fifty basis
CIEAD-HOC
Minister Terlouw op RABO-bijeenkomst:
De terugval in de nieuwe kredietvraag, begonnen in 1979, is ook in 1981
niet tot staan gebracht, zodat bijna gesproken kan worden van stagna
tie in de kredietverlening, aldus ir. P.J. Lardinois voorzitter van de
hoofddirektie van de Rabobank op de algemene vergadering van de
RABO op 3 juni in Utrecht. Het saldo van uitstaande kredieten in
rekening courant, dat gedurende een lange reeks van jaren een aan
houdende stijging vertoonde, nam in 1981 voor het eerst af en wel met
een kwart miljoen gulden.
De investeringsbereidheid van be
drijven en partikulieren is in 1981
duidelijk gedaald, waarbij de hoge
rente zeker een rol gespeeld zal heb
ben, aldus Lardinois.
Naar de mening van Lardinois zal dit
jaar in de westerse industrielanden
nog maar nauwelijks sprake zijn van
ekonomische groei. Een verwacht
herstel van de wereldkonjunktuur is
naar 1983 verschoven.
Krap geld - hoge rente
De krap-geld-politiek en de hoge
Het bestuur van het Landbouwschap
staat op het standpunt dat de bestrij
ding van bakterievuur niet alleen in
het belang is van de boomkwekerij
en de fruitteelt, maar dat dat ook
moet gebeuren om karakteristieke
landschappelijke elementen te kun
nen behouden. Bestrijding acht men
Terlouw sprak zich duidelijk uit voor
een strukturele verbetering van de
sociaal-ekonomische situatie door
een versterking van de marktsektor.
Hij wees op de CBS-berekeningen
dat het bedrijfsleven thans niets
meer overhoudt voor investeringen
en dat het aan zelfstandigen toe te
rekenen arbeidsloon ver achterblijft
bij het arbeidsloon van een gemid
delde werknemer.
Het niveau van de bedrijfsinveste
ringen is de afgelopen jaren dan ook
zeer sterk gedaald. In de 50er en 60er
rente die daarvan het gevolg was,
heeft in de Verenigde Staten een be
langrijk resultaat geboekt: de prijs
stijging is fors teruggelopen. De
Amerikaanse rente is nog niet ge
daald, mede omdat men ook daar
bevreesd is voor toenemende over
heidstekorten. Een daling van de
dollarrente lijkt dan ook pas moge
lijk, zodra er politieke overeenstem
ming is bereikt over de beperking
van het Amerikaanse begrotingste
kort in de komende jaren. Ook bij
ons zou dan een verdere reële rente
daling niet uitgesloten zijn.
primair een taak van de overheid,
temeer daar de ziekte zo om zich
heen kon grijpen omdat gemeente
lijke en provinciale overheden in het
recente verleden te weinig attent
waren op het opruimen van aange
taste bomen en struiken. Vorig jaar
liepen de bestrijdingskosten overi-
jaren bedroeg het aandeel van de
netto-investeringen in het nationale
inkomen 8 tot 9%. In de 70er jaren
daalde dit aandeel, thans is dit vrij
wel nihil.
De landbouw maakt daarbij enige
uitzonderingen. Veel bedrijven kon
den een rendementsherstel boeken.
Voor de landbouw was het aantal
faillissementen als percentage van
het totale aantal bedrijven in 1981
0,1% voor de nijverheid exklusief
landbouw was dat 2,5%.
Wel dienen ook in de landbouw de
investeringen opgevoerd.
vdw
De schuld voor de hoge rente en de
zwakke konjunktuur mag men niet
eenzijdig de Amerikanen in de
schoenen schuiven, aldus Lardinois.
Bij een gezond beleid in eigen land
kan men zich hier best verder ont
trekken aan de zuigkracht van de
hoge Amerikaanse rente. Bewijs
daarvoor is het krachtige herstel van
de Duitse markt, gepaard gaande
met een duidelijke renteverlaging.
Lardinois achtte het van belang dat
wij met onze Oosterburen in de pas
blijven. Tevens dienen de overheids
financiën teruggedrongen. Slechts
dan zullen wij een koersstijging van
de Duitse markt en eventuele verde
re verlaging van de Duitse rente
kunnen blijven volgen.
Perspektief
Voor het eerste halfjaar mag worden
gerekend op een iets hoger netto
winstcijfer van de bank vergeleken
met vorig jaar. Voor de tweede helft
van het jaar is dat vooralsnog niet het
geval. De oorzaken van de verslech
terde positie van het bedrijfsleven zijn
in 1981 duidelijker en scherper naar
voren gekomen. Het rendement van
de bedrijven is te laag om voldoende
investeringen van de grond te krijgen.
Dat wordt nu vrijwel algemeen er
kend. Verbeteringen zijn alleen mo
gelijk als de kwaal onderkend is en
ook breed erkend wordt, aldus Lardi
nois.
vdw
gens zo hoog op, dat het tuinbouw
bedrijfsleven 300.000,— moest
bijpassen.
De overheid verwacht dat het tuin
bouwbedrijfsleven in de komende ja
ren op fifty-fifty basis zal meebetalen
in de bestrijdingskosten. Het bestuur
van het Landbouwschap wijst zo'n
medefinanciering niet volstrekt af,
maar vindt dat wel als eis mag worden
gesteld dat de overheid zelf de bes
trijding inderdaad konsequent en in
tegraal aanpakt. Op dit moment ziet
het bestuur geen aanleiding over me
definanciering al toezeggingen te
doen.
Het dagelijks bestuur van het Land
bouwschap zal de kwestie van het
bakterievuur eveneens aan de orde
stellen in het eerstvolgende gesprek
met de minister van Landbouw.
Minister Terlouw op de Rabo-bij-
eenkomst: "Land- en tuinbouw voor
beeld voor andere sektoren in onze
samenleving....".
Sedert dit Pinksterweekend beschikt
ons land weer over een nieuw, zij het
zeer tijdelijk kabinet. Vooruitlopend
op de regeringsverklaring van vol
gende week valt moeilijk aan te geven
wat wij van deze tussentijdse rege
ringsploeg precies mogen verwach
ten. Het interimkabinet zal ongetwij
feld proberen meer inhoud te geven
aan een doeltreffend ekonomisch be
leid. Doeltreffend in de zin dat via
lastenverlichting voor het bedrijfs
leven en beperking van de overheids
uitgaven wordt aangestuurd op be
houd en herstel van werkgelegenheid.
Op welke termijn wij van een derge
lijk beleid konkrete resultaten mo
gen verwachten is echter een open
vraag. Ik ben er niet helemaal gerust
op dat de noodzakelijke beslissingen
inderdaad op redelijke termijn kun
nen worden genomen en niet pas bij
de behandeling van de begroting
1983 door het nieuwe, in september
te kiezen, parlement. Juist in de land
en tuinbouw weten wij maar al te
goed dat je sommige beslissingen in
de bedrijfsvoering niet voortdurend
kunt uitstellen. Er moeten dan kno
pen worden doorgehakt. Een les van
de afgelopen maanden is ongetwij
feld, dat de neiging van politici om
bepaalde zaken voor zich uit te
schuiven tot geweldige spanningen
kan leiden. Niet alleen voor die po
litici zelf, maar ook voor iedereen die
afhankelijk is van het politieke be
sluitvormingsproces. Vooral voor de
land- en tuinbouw, waar men de ge
volgen van het nationale en Europe
se beleid vrijwel dagelijks aan den
lijve ondervindt, is politieke beslui
teloosheid hoogst ongewenst.
De diskussie over de sanering van
onze nationale ekonomie spitst zich
in belangrijke mate toe op de aard en
omvang van de noodzakelijke be
zuinigingen. Zoals op deze plaats al
herhaaldelijk is duidelijk gemaakt is
het Landbouwschap voorstander van
bezuinigingen, mits deze er toe bij
dragen dat onze in grote moeilijkhe
den verkerende ekonomie er weer
bovenop komt. Dat betekent dat be
zuinigingen weloverwogen zullen
moeten plaatsvinden en niet mogen
neerkomen op het min of meer me
chanisch afprijzen van begrotings
posten.
In dit verband wil ik graag ingaan op
de wijze waarop onze sektor zelf bij
de bezuinigingen zal worden betrok
ken. Het is mij opgevallen dat de
Nederlandse land- en tuinbouw de
laatste tijd nogal eens nadrukkelijk
wordt gepresenteerd als een relatief
sterk onderdeel van onze ekonomie.
Dat is juist, al mogen we hierbij de
wel degelijk bestaande knelpunten
ten aanzien van de inkomensvor
ming en de arbeidssituatie niet over
het hoofd zien. Wij kunnen echter
niet genoeg onderstrepen dat deze
sterke positie kon worden opge
bouwd dankzij een in nauw overleg
met de georganiseerde landbouw
opgezet beleid van de overheid. Het
is bepaald niet zo dat de Nederland
se land- en tuinbouw het nu of in de
toekomst zou kunnen doen zonder
dit overheidsbeleid. Ook in de agra
rische sektor worden de marges die
bepalend zijn voor het voortbestaan
eerder smaller dan breder. Of de
Nederlandse land- en tuinbouw zijn
huidige positie zal kunnen handha
ven is niet alleen afhankelijk van de
boeren en tuinders zelf, maar ook
van de Nederlandse overheid. Dat
geldt ook voor de vraag welke over
levingskansen jonge, pas beginnende
boeren en tuinders straks in het
vooruitzicht kunnen worden gesteld.
Wel staat het in het Landbouwschap
georganiseerde landbouwbedrijfs
leven voor de taak de komende tijd
nader aan te geven waarop het land
bouwbeleid van de overheid zich zal
moeten richten. Wij zullen daarbij
moeten beseffen dat er met geringere
budgettaire middelen ook geringere
beleidsmogelijkheden aanwezig zijn.
Het doen van bepaalde këuzes is dan
niet te vermijden, willen we de over
heid geen vrijbrief geven naar eigen
inzicht en goeddunken te handelen.
Naar mijn oordeel zullen wij bij de
komende diskussies over noodzake
lijke bezuinigingen vooral het lange
termijn-perspektief van onze sektor
voor ogen moeten houden. Ik zou
hiervoor ook voor willen pleiten.
Aanpassingen van het tot nu toe ge
voerde beleid zullen geen ad hoe ka
rakter mogen krijgen. Ook het waar
borgen van de rechtszekerheid van
hen die afhankelijk zijn van het be
leid is zeker van belang. De kern van
het beleid, of zo u wilt de hoofdpei
lers ervan, zullen zeker funktioneel
moeten blijven. Ontmanteling daar
van komt immers neer op het paard
achter de wagen spannen, of, zoals
mijn voorganger het vorige maand
nog zei, op het slachten van de kip
met de gouden eieren.
Een vorige keer heb ik mij in deze
rubriek druk gemaakt over de in
gewikkelde prietpraat, die ook in
de landbouw het inspraakgebeuren
schijnt te moeten vergezellen.
Het volgende voorbeeld slaat niet
helemaal op de landbouw, maar
toch.
Door toevallige omstandigheden
kreeg ik een rapport onder ogen,
dat de geheimzinnige titel droeg:
"Concept-advies aan de Minister
van Landbouw en Visserij betref
fende het diskussiestuk vooront
werp wet onderwijsverzorging in
relatie tot het landbouw onder -
wijs".
Hallo lezer, bent u daar nog? Wat
een mond vol voorlopigheden! En
wat zal het nog een tijd duren voor
deze wet de Tweede Kamer bereikt.
Als het tenminste ooit zover komt
met al die koncept-adviezen voor
diskussiestukken ten behoeve van
voorontwerpen.
Uiteraard was ik net als u nieuws
gierig wie dit verzonnen heeft. De
eerste pagina leverde niet bepaald
een glashelder antwoord op. Het
stuk bleek namelijk afkomstig van
het "sekretariaat Cie ad-hoc
W. O. V. - Landbouwonderwijs,
K.P.C. sekt ie Agrarisch Onder
wijs". Dus niet eens van een echte
kommissie, maar van een ad-hoc
cie. Ook hier alweer voorlopigheid
troef.
Het rapport was gelukkig niet dik:
15 kantjes, waarvan twee met
een lijst van gebruikte afkortingen.
Daarbij ook de afkorting
W.O.V., wat volgens de samen
stellers "Voorontwerp Wet op de
Onderwijsverzorging" betekent.
Ik heb het daarna niet meer kun
nen opbrengen om het rapport te
gaan lezen. Als deze ad-hoc cie
niet eens goed kan afkorten, wacht
ik maar op het definitieve diskus
siestuk.
Nog even iets heel anders.
Er zijn van die momenten dat ik
mij inderdaad een totale buiten
staander op het platteland voel.
Een voorbeeld? A Is iemand mij op
30 mei j.l. weet te vertellen dat de
herfst in 1981 begonnen is op 4
oktober. Toen is het namelijk gaan
regenen.
Eén troost heb ik. Die lui van de
ad-hoc cie herinneren het zich
waarschijnlijk ook niet meer.
Buitenstaander
Het bestuur van het Landbouwschap maakt zich erg veel zorgen over de
uitbreiding van bakterievuur, een plantenziekte die vooral perebomen,
meidoorn en cotoneaster aantast. Er zijn al moeilijkheden met de
export van boomkwekerijprodukten waarvan bekend is dat ze de ziekte
kunnen overbrengen. Met name Italië en Oostenrijk hebben hiervoor
hun grenzen gesloten.
In het bestuur van het Landbouwschap is er op 2 juni voor gepleit om de
bestrijding van bakterievuur krachtig en integraal ter hand te nemen.
Dit in tegenstelling met de plannen van de Plantenziektekundige
Dienst, waar men de bestrijding uit kostenoverwegingen wil koncen-
treren op gebieden waar boomkwekerijen zijn gevestigd. Daarbuiten
zullen planten die gevoelig zijn voor bakterievuur alleen nog mogen
worden gekweekt met een individuele ontheffing.
De land- en tuinbouwsektor is een levend voorbeeld van wat een nauwe
en effektieve samenwerking aan goede resultaten kan opleveren. Het
zal voor Nederland een zegen zijn als dit voorbeeld meer navolging
vindt in de andere sektoren van de ekonomie. Dat zei dr. J.C. Terlouw
Minister van Ekonomische Zaken tijdens de bijeenkomst van de RA-
BO-bijeenkomst in Utrecht.
Terlouw meent thans een onderstroom in de samenleving te konstate
ren tot een grotere bereidheid tot samenwerken, alsmede dat de ver
sterking van de positie van het bedrijfsleven voorrang moet hebben
terwille van welvaart en werkgelegenheid. De minister was van mening
dat als de verschillende geledingen in onze maatschappij hun deel-be-
langen voor enige tijd werkelijk ondergeschikt maken aan het geza
menlijk belang een versterking van de ekonomische struktuur niet zal
uitblijven.
4