Konklusies bezinningsdag
mestproblematiek
Noord-Brabant:
"Overbemesting zal in
de toekomst strafbaar
moeten zijn"
Nieuwe intensieve bedrijven starten in
akkerbouwgebieden
mestafzet wordt kostbare affaire voor producent
Herbezinning op roostervloersysteem gewenst.
Prof. dr. ir. F.A.M. de Haan:
Roostervloer
mestbalans
mestbank
extra kostenpost
politiek
milieunormen
"Ik dank God dat het oplossen van het meststoffenen mestoverschot-
tenprobleem niet op mijn schouders rust". Met deze woorden sloot
prof. dr. ir. F.A.M. de Haan, hoogleraar bodemhygiëne en bodenbo
demverontreiniging aan de Landbouwhogeschool in Wageningen, zijn
toespraak op de in het kader van de wereldmilieudag gehouden discus
siedag over de Brabantse mestproblematiek vrijdag 4 juni j.l. in Den
Bosch.
uitspoeling
rioolslib
Er was veel belangstelling voor de diskussiedag.
Op de le rij v.l.n.r. de inleiders v. Meijenfeldt, ir. Talstra, mr. Latijnhouwers en
ir. Voorburg.
Ter gelegenheid van Wereldmilieudag heeft het bestuur van de provincie Noord-Brabant vrijdag 4 juni j.l.
een informatie- en discussiedag georganiseerd over de problematiek van de mestoverschotten in deze
provincie. Problemen doen zich voor met betrekking tot de hoeveelheid mest; grote overschotten moeten
naar elders worden vervoerd, en naar de kwaliteit; milieuonvriendelijke stofTen dreigen de kwaliteit van
bodem- en oppervlakte water en het opbrengend vermogen van de grond aan te tasten Enige konklusies: er
zijn nog geen effektieve en betaalbare mogelijkheden om de mest te verwerken. Een goed koördinatie orgaan
als de mestbank is dan ook van levensbelang voor producenten van drijfmest, omdat deze via de bank naar
bijvoorbeeld akkerbouwgebieden elders kan worden getransporteerd. De invoering van de meststoffenweg is
urgent omdat het met ondersteuning van deze wet mogelijk is uitwassen te voorkomen. Beginnende jonge
boeren zullen zich uit zuiver economische motieven buiten de intensieve gebieden moeten vestigen in de
noordelijke of westelijke akkerbouwgebieden want bij de bedrijfsopzet zal terdege rekening moeten worden
gehouden met extra kosten die de verwerking of het tranpsort van mest met zich mee zal brengen.
De Noord-Brabantse gedeputeerde
voor milieuhygiëne de heer
H.L.A.M. van Lieshout onder
streepte in zijn openings woord dat
de mestoverschotten een groot pro
bleem zijn gaan vormen en dat er in
feite nog geen oplossing voor is ge
vonden. De provincie steunt reeds op
gang gekomen onderzoek.
Hij vroeg zich af of het huidige be
drijfssysteem met roostervloeren,
waardoor drijfmest ontstaat dat voor
meer dan 90% uit water bestaat, wel
het juiste is. "Je zou je als betrekke
lijke leek, zo zei hij, wel eens de vraag
kunnen stellen of het niet zinvol zou
zijn bij de berekening van alle kosten
in de hele bedrijfskolom het econo
misch uitgangspunt van toen bij de
roostervloeren nog eens opnieuw te
bezien".
Hoewel maatregelen gericht op mi
lieubehoud de concurrentieverhou
dingen binnen de landbouw in
Noord-Brabant kunnen wijzigen, en
de bestaansmogelijkheden van be
drijven kunnen beperken, wordt het
volgens hem wel steeds duidelijker
dat voortduren van de huidige situa
tie voor het milieu en voor de land
bouw kan leiden tot zeer ernstige en
schadelijke situaties.
"Spoed is dan ook geboden met de
meststoffenwet en de wet Bodembe
scherming zodat kan worden voor
komen dat de provincie zelf met ve
rordeningen vooruit zou moeten lo
pen op landelijke regelingen", zo zei
hij.
De H.l.D. voor de Bedrijfsontwikke
ling in Noord-Brabant ir. E. Talstra
vertelde in zijn inleiding dat de
steeds groter wordende problemen
met de mestoverschotten hebben ge
leid tot het opstellen van mestbalan-
sen voor de provincie, en voor deel
gebieden. Voor de gemeenten zal de
balans ook nog worden opgemaakt.
Hij stelde evenwel nadrukkelijk dat
aan de uitkomsten van deze mestba-
lansen geen planologische konsek-
wenties mogen worden verbonden;
"Wanneer aan de huidige voorwaar
den van het bestemmingsplan en de
Hinderwet wordt voldaan dan zal een
bedrijf voor intensieve veehouderij
moeten kunnen worden aangepast
dan wel gesticht". Wel zal de produ
cent daarbij moeten zorgen voor een
verantwoorde afvoer c.q. verwerking
van een afvalprodukt als mest en deze
in zijn kostprijs mee moeten nemen.
De heer Talstra wees er verder op dat
de sterkste toename van de veestapel
de laatste jaren vooral plaats heeft
gevonden in de meest intensieve ge
bieden. "De veehouders in deze ge
bieden zullen ten aanzien van de
keuze van de opzet van het bedrijf
hiermee voor de toekomst ernstig
rekening moeten houden en begin
nende boeren zouden zich dan ook
uit zuiver economische redenen bui
ten de intensieve gebieden moeten
vestigen.
Vestiging in de noordelijke of zuid
westelijke akkerbouwgebieden zou
daarbij best overwogen kunnen wor
den. De konsulentschappen wijzen de
aanpassers en de nieuwkomers nu
reeds op de veranderde omstandighe
den, deelde de heer Talstra mee.
Daarmee zijn de problemen in de
huidige intensieve gebieden nog niet
opgelost en de H.l.D. stelde dan ook
dat zolang er nog geen effektieve en
betaalbare mogelijkheid is om de
mest te verwerken, transport naar de
"extensieve" gebieden de enige mo
gelijkheid is om de overschotten weg
te werken. "De producenten van
mest en dan vooral de varkenshou
ders zullen zich er bewust van moe
ten zijn dat een goed funktionerende
"mestbank" als koördinatieorgaan
voor hun bedrijven van levensbelang
is. Het getuigt dan ook van kortzich
tigheid wanneer zij de mest in de
omgeving trachten kwijt te worden
wanneer de ophaalbijdrage iets
wordt verhoogd...."
De invoering van de meststoffenwet
acht de heer Talstra urgent ten einde
uitwassen te voorkomen. Daarbij is
het gewenst dat de overtollige mest
tegen betaalbare prijzen kan worden
verwerkt dan wel getransporteerd.
Wel zullen de varkenshouders met
De heer van Meijenfeldt (r) overhandigt gedeputeerde v. Lieshout enige "be
wijsstukken", potjes met verschillende soorten stront.
weinig grond in de intensieve gebie
den rekening moeten houden met
een aanzienlijke extra kostenpost
voor de mestafzet waartegenover
geen direkte opbrengsten staan, zo
verklaarde hij.
Talstra bepleitte tenslotte een inten-
sievering van het onderzoek naar de
mestverwerking en aangepaste huis
vestingssystemen, een jaarrond
mesttransport door opslagmogelijk
heden in de akkerbouwgebieden en
een behoedzame invoering van de
meststoffenwet teneinde te voorko
men dat varkenshouders daardoor in
grote moeilijkheden zouden gera
ken.
Een bepaald niet optimistisch betoog
over de mogelijkheden tot het ver
werken van mestoverschotten hield
vervolgens ir. J.H. Voorburg, hoofd
van de Rijks Agrarische Afvalwater
Dienst. Het scheiden en indrogen
van de drijfmest brengt hoge kosten
met zich mee die door de producent
opgebracht zullen moeten worden.
Bij een grootschalige mestverwer
king komt men toch gauw op 18,-
per m3. Of ondanks deze hoge kos
ten verder gewerkt moet worden aan
de reeds in gang gezette ontwikke
lingen van de mestverwerkingssyste
men hangt volgens hem af van de
hoeveelheid mest die naar de tekort-
gebieden kan worden afgezet.
Hij wees er ten slotte ook nog op dat
de zuivering van de mest niet alleen
een technisch maar ook een politiek
probleem is: Mag namelijk de gezui
verde mest die nog restanten stikstof,
organische stof en opgeloste zouten
bevat, rechtstreek via de riolering
geloosd worden? Zo niet dan moet
het afvalwater verder behandeld wor
den hetgeen de kosten van de var-
kenhouderij nog eens sterk zal doen
stijgen!
De heer P.C. von Meijenveldt alge
meen koördinator van de Brabantse
Milieufederatie, belichtte de mesto-
verschottenproblematiek vanuit mi
lieubescherming. Hij wees erop dat
het probleem groter is dan door de
heer Talstra was aangegeven. Deze
was bij de berekeningen van het ui
trijden van de mest uitgegaan van
landbouwkundige normen terwijl
von Meijenfeldt milieunormen han
teerde. Uitgaande van laatstge
noemde, zei hij, is een nog zorgvul
diger en kritischer bedrijfsvoering
noodzakelijk. Ter oplossing van de
problemen suggereerde von Meijen
feldt behalve aan de bestaande mo
gelijkheden ook o.m. beperking van
de veebezetting per bedrijf, bedrijfs-
verplaatsing, een aktief 'ontwikke-
lings-, sanerings-, bedrijfsvestigings-
en bedrijfsuitbreidingenbeleid en
heffingen op veevoer en of kunst
mest.
"Uitgaande van het principe 'de ver
vuiler betaalt', zal de mestproducent
moeten opdraaien voor de kosten en
niet de burger via zwaar gesubsi
dieerde mestbanken".
Voorts moeten er naar zijn mening
normen komen t.a.v. het tijdstip
waarop de mest op het land mag wor
den gebracht om te voorkomen dat
onnodig mest wordt toegevoegd in
het najaar. Mestkelders zouden
daartoe groter moeten worden. Hij
zag hierin ook een taak voor de over
heid die via haar beleid invloed kan
doen uitoefenen op vestiging, sane
ring en verplaatsing.
J. Wierenga
De heer de Haan wees er in zijn
inleiding "Verontreiniging van de
bodem met fosfaat en koper als
gevolg van hoge mestdoseringen"
op dat de intensieve veehouderij
binnen 10 tot 15 jaar gekonfron-
teerd zal worden met ernstige
vormen van water- en bodemve
rontreiniging.
Voor de fosfaat speelt dit op nog
kortere termijn dan voor koper.
Door de jarenlange intensieve
drijfmestgiften (dumpen) hopen
zware metalen en fosfaten zich
steeds meer op tot er een moment
komt waarop een ernstige mate
van uitspoeling optreedt. "Daar-
Prof. dr.ir. F.A.M. de Haan
mee wordt, zo waarschuwde prof.
de Haan, niet alleen het opper
vlaktewater en het bodemwater
ernstig verontreinigd maar wordt
tevens het opbrengend vermogen
van de grond ernstig aangetast.
"En als het zover is dan zijn we
helemaal nergens meer". Hij be
pleitte dan ook een aantal wette
lijke maatregelen om dit te voor
komen. Overbemesting met de
eerder genoemde gevolgen zon
der volgens hem wettelijk straf
baar moeten worden gesteld.
In een aansluitende diskussie
waarschuwde hij voor het gebruik
van rioolslib dat volgens hem in
vrijwel alle gevallen moet worden
beschouwd als een afvalprodukt
dat niet meer op het land mag
worden gebracht. Ook de heer
Talstra wees erop dat met riool
slib de uiterste voorzichtigheid
moet worden betracht. "Laat in
ieder geval een monster nemen,
zei hij, zodat bekend is wat erin
zit voor men besluit het op het
land te brengen.
Desgevraagd merkte hij ook nog
op dat de kostenverhoging als ge
volg van de mestafzet de veehou
ders volgens hem dwingen tot het
houden van nog meer varkens. Op
zich is dat geen probleem, aldus
Talstra, maar één punt is daarbij
wel belangrijk en dat is dat we wel
ergens een keer tevreden moeten
zijn en niet steeds maar verder en
nog meer willen.
13