Standpunten "Niet meer, maar beter" Standpunten inkomens Sociale positie boeren en tuinders Het Landbouwbeleid Vakmanschap Kwaliteit REDAKTIE/SEKRETARIAAT: AD PHERNAMBUCQ. JEUGDWERKBURO ZEELAND, KORTE KERKSTR. 10, 4461 JE GOES nmmmmmmmmmmmmmmmm+mmmmmmmmmmrnmmmmmmmmrnmmmmm Het seizoen '81-'82 in het Agrarisch Jongerenwerk is zo goed als afgesloten. Dit jaar stond in het hele land het thema 'Niet meer maar beter" centraal. De behandeling van dit thema is inmiddels al enige tijd afgesloten met een kongres. Op dit N.AJ.K.-kongres zijn standpunten t.a.v. de verschillende as- pekten die aan dit thema vastzitten ingenomen: de inkomens, de sociale positie, het vakmanschap, de kwaliteit en ten slotte ook het landbouw beleid. In het navolgende worden een aantal standpunten van het N.A.J.K. over deze zaken weergegeven. Het meest opvallend is wel dat het N.A.J.K. 10 dagen gratis bedrijfs- verzorging wenst uit het banenplan om op die manier de sociale positie van agrarische gezinnen te verbeteren. 1. Bij "Niet meer, maar beter" gaat het in de eerste plaats om een beter inkomen om zodoende werk- en leer- omstandigheden te verbeteren. "Niet meer, maar beter" mag niet dienen om de slechte inkomens-si tuatie en de problemen in de land- en tuinbouw te verdoezelen. Toelichting: Door de nadruk op "beter" produ ceren te leggen ontstaat de indruk dat het aan de boeren en tuinders zelf ligt dat hun inkomens- en sociale situatie zo slecht is. De tekortkomin gen van het huidige landbouwbeleid worden op deze manier verdoezeld. Onder een beter inkomen verstaan we een inkomen vergelijkbaar met andere werkenden in onze samenle ving en het opheffen van de inko mensachterstand van de landbouw. 2. De afgelopen jaren is gebleken dat meer produceren voor de land- en tuinbouw geen oplossing van de problemen betekende. Toelichting: Meer produceren, om zo een lagere kostprijs te bereiken, had tot gevolg dat door de groeiende produktie de prijzen omlaag gingen. Als gevolg daarvan staan de inkomens in de landbouw voortdurend onder druk. Voor iedere boer afzonderlijk kan meer produceren op korte termijn wel een oplossing betekenen, maar op langere termijn wanneer veel be drijven uitbreiden vormt het geen oplossing. Beter produceren heeft dan ook niet automatisch betere in komens voor boeren en tuinders tot gevolg. De kans is groot dat beter, in de zin van vooral goedkoper, voor de werkomstandigheden, leefomstan digheden en inkomenssituatie op nieuw geen verbetering zal beteke nen. Het gaat erom dat goedkoper produceren ten goede komt' aan de boeren en tuinders. 3. Een beter inkomen moet tot stand komen via betere prijzen en door een grotere marge tussen kosten en op brengsten. 4. Door de slechte inkomenssituatie is het voor de boer en tuinder moei lijk zijn vakmanschap, zijn sociale situatie, zijn werkomstandigheden en de kwaliteit van de produkten te verbeteren. 5. Voor boeren en boerinnen wordt het steeds moeilijker en tegelijkertijd steeds meer noodzakelijk om deel te nemen aan het maatschappelijk ge beuren. Toelichting: Het is belangrijk voor boeren en tuinders contacten te onderhouden met collega's en met de rest van de gemeenschap om zodoende goed voor de agrarische belangen te kun nen.opkomen. Hierbij gaat het om actieve deelname aan de eigen orga nisaties, politieke organisaties, de kerk, het agrarisch jongerenwerk, enz. 6. Het al of niet meewerken van de boerin op het bedrijf moet een vrije keus zijn. Toelichting: De slechte inkomens drukken vooral op de gezinsuitgaven. Bezuinigingen gebeuren in sterkere mate op de uit gaven in de gezinssfeer (achter gaat voor). Om het hoofd boven water te houden moet de boerin vaak nood gedwongen op het bedrijf meerwer- ken. Na de bedrijfsovername moet de boerin vaak buiten het bedrijf werken om toch een inkomen te ver werven. 7. Er moet verbetering komen in de werkomstandigheden op het boe renbedrijf. Dit betreft zowel het werk van de boer als dat van de boerin en andere meewerkende gezinsleden. Hierbij gaat het om de veiligheid en arbeidsomstandigheden in de land en tuinbouw, de bedrijfsgebonden heid, de bedrijfshulp en vooral de arbeidstijd. 8. Elke boer of tuinder heeft recht op voldoende vrije tijd en 20 vakantie dagen. Toelichting: Mede door de lange arbeidstijden komt de verbetering van het vak manschap in de knel, omdat de (jonge) boer en tuinder te weinig tijd en energie heeft om deel te nemen aan cursussen, enz. 9. De boer en tuinder heeft recht op 10 dagen gratis bedrijfsverzorging. Toelichting: Deze tijd kan gebruikt worden voor vakantie, studiedoeleinden, organi- satiewerk, enz. Bovendien wordt een directe bijdrage geleverd aan het te rugdringen van de werkloosheid. Deze maatregel betekent 4.800 nieu we arbeidsplaatsen. De kosten hier van zijn tegen de achtergrond van de agrarische export (40 miljard) zeer verantwoord. De overheidssteun aan de industrie bedraagt een veelvoud van die aan de landbouw. Met "Niet meer, maar beter" staat niet langer het meer produceren op de eerste plaats. Door alléén het vakmanschap van de boer te verbe teren wordt het inkomensprobleem in de landbouw niet opgelost. "Niet meer, maar beter" zal ook op andere landbouwbeleidsterreinen inhoud moeten krijgen. In het landbouwbe leid moet veel meer de nadruk ko men te liggen op verbetering van het inkomen, de verbetering van de be drijfsstructuur, verbetering van de werk- en leefomstandigheden en be houd van zoveel mogelijk bedrijven. Aan de "afvalrace" moet een eind komen. Als N.A.J.K. hebben we ons uitgesproken voor het middenbe- ►drijvenbeleid. Door de groei van de produktieomvang te beperken kan de nadruk meer komen te liggen op verbetering van de kwaliteit van de produkten, de werkomstandigheden en ontstaat er ruimte voor betere prijzen. 19. De E.G.-landbouwprijzen moe ten worden afgestemd op de kosten ontwikkeling bij een zodanige pro duktieomvang per V.A.K. op een middenbedrijf, dat onder aanvaard bare omstandigheden in een rede lijke arbeidstijd een vergelijkbaar inkomen met andere sectoren kan worden verdiend. 20. Door middel van produktiebe- heersing moeten vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd worden. Toelichting: Zonder een effectieve produktiebe- heersing is het niet mogelijk betere prijzen voor de boer te bereiken. Al leen dan is het mogelijk de vicieuze cirkel te doorbreken, waarin de landbouw zich bevindt. Om het in komen op peil te houden moet de boer de produktie opvoeren en de produktiviteit verbeteren. De groei ende produktie leidt tot lagere prij zen enz. Het E.G.-beleid werkt tegenstrijdig. Enerzijds wordt door een schraal prijsbeleid en structuur maatregelen de produktieuitbreiding gestimuleerd, anderzijds wordt pro duktieuitbreiding afgestraft. Het re cente voorstel van de bijzondere heffing voor intensieve bedrijven, die meer dan 1.500 kg. melk per ha. voedergewassen produceren, is daar een voorbeeld van. 21. Het structuurbeleid moet gericht worden op behoud van de conti nuïteit van zoveel mogelijk bedrij ven. De beschikbare produktie- ruimte moet vooral ten goede komen aan de kleine bedrijven, zodat ook het voortbestaan van deze bedrijven gewaarborgd wordt. "Beter" geldt voor alle bedrijven. "Niet meer" geldt voor die bedrijven die reeds een voldoende omvang hebben. Toelichting: De bedrijven die reeds een voldoen de omvang hebben moeten hun be drijfsontwikkeling (bedrijfs-verbete- ring) richten op kostenverlaging, ar- beidsverlichting en doelmatiger pro duktie binnen de bestaande produk tieomvang. De vrijkomende pro- duktieruimte door afvloeiing of ruimte op de markt moet vooral te recht komen bij de kleine bedrijven die willen, uitgroeien tot een mid denbedrijf. Langs deze weg komt er een einde aan snel groeiende ver schillen tussen de bedrijven. Dit wil len we bereiken door produktiere- gulering, tegengaan mammoetbe- drijven, de vestigingswet, door sub sidieregelingen toe te spitsen en haalbaar te maken voor middenbe drijven, aanpassingen in het belas tingstelsel, maatregelen voor jonge boeren die hun bedrijf moeten ont wikkelen, enz. 22. In het kader van de werkgele genheids- en banenplannen moet een evenredig deel van de middelen worden uitgetrokken voor de agrari sche sector. Toelichting: De land- en tuinbouw is van grote betekenis voor de nationale econo mie. In 1981 bedroeg de netto-bij drage aan de betalingsbalans onge veer 13 miljard. De Nederlandse uitvoer bestaat voor ca. 24% uit agrarische produkten en ca. 56% uit industriegoederen. De afgelopen 10 jaar zijn deze percentages ongeveer gelijk gebleven. Bij het versterken van onze nationale economie wordt eenzijdig naar de industrie gekeken en worden er grote bedragen voor versterking en vernieuwing van de industrie beschikbaar gesteld. Ook besteedt de overheid miljarden aan behoud van arbeidsplaatsen in de industrie. Het is dringend noodzake lijk dat de overheid de rol en bete kenis van de land- en tuinbouw er kent en voor de versterking, ver nieuwing en behoud van werkgele genheid in de landbouw een evenre dig deel van middelen beschikbaar stelt. Uit de idee dat de agrarische sector een voor de nationale econo mie in betekenis afnemende bedrijf stak is, blijkt een duidelijk achter haalde opvatting. Wanneer er over "Niet meer, maar beter" gepraat wordt, wordt de na druk vaak gelegd op verbetering van het vakmanschap. Omdat de afzet niet zoveel meer groeit, is een sterke bedrijfsvoering nodig om de op brengsten en kosten per eenheid produkt zo gunstig mogelijk te ma ken. Daar zit nog ruimte in, omdat de verschillen in bedrijfsresultaat bij een vergelijkbare bedrijfsomvang vrij groot blijken te zijn. Het is belangrijk, dat we ons afvra gen waardoor die verschillen in be drijfsresultaat en in vakmanschap zijn ontstaan. Verschillen in vak manschap hebben weliswaar invloed op het inkomen van boeren en tuin ders, maar de slechte inkomenssi tuatie in de landbouw in het alge meen kan niet verklaard worden door te wijzen op het verschil in vakmanschap. Bij vakmanschap denken we aan de kwaliteiten van de boer op technisch, economisch, juridisch, sociaal en maatschappelijk gebied. Verbetering van vakmansqhap al leen is niet voldoende. Tussen de bedrijven blijven aanzienlijke ver schillen. De een heeft goedkoop kunnen overnemen, de ander duur. De een heeft jaren geleden geïnves teerd en zijn bedrijf aangepast, de ander kort geleden en zit met grote schulden. De uitbreidingsmogelijk heden, de kwaliteit van de grond, de verkavelingssituatie, enz. kunnen flink verschillen. De een zijn vader had een behoorlijk ontwikkeld be drijf, de ander een verouderd bedrijf. Verschillen in vakmanschap worden versterkt door het agrarisch onder wijs en door de voorlichting. De een heeft een bedrijf in een van de nieu we polders, de ander in een gebied waar allerlei beperkingen gelden. Deze verschillen worden zelfs steeds groter. De mogelijkheden om de marge tussen kosten en opbrengsten te vergroten verschillen nogal. Ook goed vakmanschap kan die verschil len lang niet altijd overbruggen. 10. Verbetering van het vakmati=. schap kan op veel bedrijven tot be tere bedrijfsresultaten leiden. Naast redelijke E.G.-landbouwprij zen moet de nadruk liggen op kos tenbewaking en betere opbrengst- prijzen door kwaliteitsverbetering. Kwaliteit moet in de prijs voor de boer tot uitdrukking komen. 11. De kwaliteiten van de boer(in) en tuinder(svrouw) op technisch, eco nomisch, juridisch, sociaal en maat schappelijk gebied worden belang rijker. Elke boer(in) of tuinder(svrouw) moet in staat gesteld worden de noodzakelijke kennis en vaardighe den op de genoemde gebieden te verwerven. 12. Het agrarisch vervolgonderwijs moet aansluiten op het genoten on derwijs en moet tekorten aan oplei ding zoveel mogelijk wegwerken. Het agrarisch vervolgonderwijs moet zich meer richten op de agrariërs die alleen een lagere beroepsopleiding hebben om zo de verschillen in op leiding te verkleinen. Er moet een "brugcursus" voor jonge boerinnen komen die geen agrarische opleiding hebben. Toelichting: Het agrarisch vervolgonderwijs en ook de voorlichting hebben geleid tot vergroting in verschillen in vakman schap. Een deel van de agrariërs heeft gebruik gemaakt van de moge lijkheden die er zijn. 13. Een slechte startpositie van de jonge boer of tuinder belemmert de ontwikkeling van het vakmanschap. Eis: De maatregelen ter verbetering van bedrijfsovername, zoals vastgesteld op het N.A.J.K. -congres van 20 fe bruari 1981, moeten op korte termijn uitgevoerd worden. Evenals voor de industrie moet er voor de bedrijfsovername in de landbouw een speciale financie ringsregeling komen, bestaande uit achtergestelde leningen met deels vaste en deels variabele rente, af hankelijk van het inkomen. 14. Bedrijven en gebieden met on gunstige produktieomstandigheden moeten extra mogelijkheden krijgen om de achterstand op het gebied van bedrijfsstructuur en bedrijfsomvang te verkleinen. Ook de voorlichting en het onderzoek moet bij voorkeur aandacht besteden aan deze groep bedrijven. Toelichting: Bij ongunstige produktieomstandig heden denken we aan slechte verka veling, beperkingen in de bedrijfs voering enz. Mogelijkheden om de achterstand te verkleinen zijn extra geld en priori teit voor ruilverkaveling en kavelruil, subsidies, enz. De produktie per hectare, per dier, per bedrijf en vooral per man is ja renlang flink opgevoerd. De pro- duktiegroei is door intensivering be reikt. De enorme produktieverhoging werd mede mogelijk door gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, plantenveredeling, diergeneesmid delen enz. Regelmatig krijgt de landbouw ne gatieve publiciteit. We denken aan hormoonaffaires, drinkwatervergif tiging door methylbromide en wel zijn van het dier. Consumenten stellen eisen aan de wijze van produceren, aan de gevol gen voor het milieu en aan de smaak en gezondheid van produkten. 15. Het is een boeren- en consumen tenbelang om meer aandacht aan de kwaliteit van de produkten te beste den. Toelichting: Om twee redenen is dit van belang: a. De consument hecht steeds meer waarde aan de kwaliteit van de pro dukten als gevolg van het huidige welvaarts- en opleidingsniveau. Fac toren als aandacht voor de eigen ge zondheid en verschillen in opvattin gen en levensstijl worden belang rijker. Voedingsmiddelen verliezen steeds meer het karakter van nood zakelijke middelen van levensonder houd waarover uitsluitend beslist wordt op grond van prijs en voe dingseigenschappen. b. De Nederlandse landbouw dankt zijn sterke concurrentiepositie voor een belangrijk deel aan zijn hoge kennisniveau (vakmanschap van de boeren, onderzoek, onderwijs en voorlichting). Op lange termijn kun nen wij niet uitsluitend via massa- produkten onze positie versterken (te dure arbeid), maar moeten wij ons kennisniveau tot uitdrukking bren gen in een beter produkt. Het is een consumentenbelang, dat de kosten van de kwaliteitsverbete ring mede in de prijs tot uitdrukking komen om het de boer mogelijk te maken een beter produkt te produ ceren. De kosten van kwaliteitsbe waking, keuringsdiensten, etc. moe ten door de overheid gedragen wor den. 16. Een betere kwaliteit moet in de uitbetalingsprijs tot uitdrukking ko men en een kwaliteitsprodukt af- boerderij moet bij de verwerkende industrie en de detailhandel volledig tot zijn recht komen. 17. Overleg tussen producenten en consumenten is belangrijk en moet meer inhoud krijgen om tot geza menlijke kwaliteitsafspraken te ko men. 18. Er moet meer onderzoek gebeu ren naar milieuvriendelijke hulpstoffen en naar de gevolgen van het gebruik van produktvreemde stoffen in de landbouw. Toelichting: Dit is in het belang van de consu ment en van de boer (voor onze ex port en ook voor de gezondheid van de boer). Als sterk exporterend land zou Ne derland voorop moeten lopen bij het nemen van maatregelen. Dit zou moeten leiden tot E.G. -richtlijnen. Agenda - P.J.Z. 11 juni: afdeling West Zeeuws- laanderen. De vormingskommivsie ver/orgt een avond over jeugdkrimi- naliteit in Hotel "De Zwaan" ie Zuidzande. aanvang 2().(H) uur. 12 juni: Provinciale Sportdag te Ze venbergen!- 19 juni: Scnuurfeest te Schouwen- Duivelard. 20 juni^r.J.Z.-Zevenbergen gaat een dagje naar het strand. Wie mee wil moet om half twaalf op de markt zijn. 21

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 21