De arbeidsbehoefte bij het houden
van slachtkuikenouderdieren
Enkele algemene gegevens
uit deze enquête:
Waaruit bestaat het werk
op de V.B.-bedrijven?
Het verschil in
arbeidsbehoefte van een
gedeeltelijke roosterstal en
een volledige strooiselstal
Hoe ontstaan verschillen in
het aantal dieren dat 1 man
kan houden bij een 40-urige
werkweek?
Is het mogelijk het aantal
moederdieren per v.a.k. nog
op te voeren?
Arbeidskosten kunnen
lager
Adviesaanvrage
vrijstelling
herplantplicht ten
behoeve van
houtproduktie
Ing. W. de Graaf
B.T.D.-Pluimveehouderij
C.V.P. Tilburg
Het houden van slachtkuikenouderdieren is in vergelijking tot het
houden van leghennen of slachtkuikens een arbeidsintensieve zaak.
Het aantal dieren dat één volwaardige arbeidskracht (v.a.k.) aan kan is
echter minder eenvoudig aan te geven.
Dit was voor het Konsulentschap voor Varkens- en Pluimveehouderij te
Tilburg aanleiding om in 1981 op een 30-tal bedrijven met, slachtkui
kenouderdieren in Noord-Brabant een enquête te houden om een wat
beter inzicht te krijgen in het aantal moederdieren wat per man ge
houden kan worden bij een 40-urige werkweek.
De enquête is uitgevoerd door J. van Gorp, student aan de H.A.S. te
Den Bosch. In dit artikel zal wat dieper ingegaan worden op de resul
taten van deze enquête.
A. de gemiddelde leeftijd van de
ondernemers was 44 jaar en liep
uiteen van 22 tot 63 jaar
B. gemiddeld had de pluimveehou
der 13 jaar ervaring met het hou
den van slachtkuikenouderdieren
(spreiding 0,5 - 45 jaar)
C. de bedrijfsgrootte liep uiteen van
2.200 tot 20.000 moederdieren.
Het gemiddelde bedrijf had 8.400
moederdieren
D. naast het houden van slachtkui-
kenmoederdieren had 50% van
de geënquêteerde bedrijven nog
een andere tak op zijn bedrijf. Dit
liep uiteen van het houden van
enkele stuks jongvee tot ongeveer
100 melkkoeien
E. meewerkende gezinsleden, werk
ten teruggerekend naar 1 v.a.k.,
gemiddeld 3 uur en 45 minuten
per dag bij de moederdieren
F. van de geënquêteerden had 67%
wel eens tijd over, gemiddeld was
dat 8 uur per week
G. van de pluimveehouders ging
47% wel eens met vakantie en
bleven dan gemiddeld 9 dagen
weg
H. op alle bedrijven werd gebruik
gemaakt van losse arbeid. Per
legperiode was dit gemiddeld 220
uur.
Globaal kan het werk worden inge
deeld in dagelijks werk en in perio
diek werk. Tot de dagelijkse werk
zaamheden kunnen gerekend wor
den:
- voeren
- eierrapen en verwerken
- grondeieren rapen
- strooisel verversen c.q. aanvullen
in legnesten
- strooisel verversen c.q. aanvullen
en fraisen in de stal
- overig werk zoals: klimaatrege
ling, klein onderhoud, selektie,
administratie, enten, meehelpen
bij bloedtappen en kontröle
Tot periodiek werk wordt gerekend
de arbeid die nodig is voor:
- het reinigen en ontsmetten van de
stal
- het gebruiksklaar maken van de
stal
- het ophokken van de ouderdieren
- het laden van de ouderdieren
Uitgaande van een produktieperiode
van 42 weken en een leegstand van 4
weken, blijkt dat voor het dagelijks
werk nauwelijks verschil bestaat tus
sen beide staltypen (zie tabel 1).
Op basis van een 40-urige werkweek
kan men bij een gedeeltelijke roos
terstal per man 5145 moederdieren
houden en bij een volledige strooi
selstal 5188 moederdieren.
Het grote verschil tussen beide stal
typen komt tot uiting in het perio
diek werk. Per 1000 moederdieren
heeft men aan arbeid nodig bij de
gedeeltelijke roosterstal 35 manuren
(bij 5145 moederdieren dus 180
manuren) en bij de volledige strooi
selstal 25 manuren (bij 5188 moe
derdieren dus 130 manuren). Per
1000 moederdieren dus altijd nog
een verschil van 25 manuren voor
periodiek werk.
tabel 1.
De verschillen in het aantal dieren
dat 1 man kan houden komen o.a.
voort uit verschillen in bedrijfssyste
men. We hebben daarom aan de
hand van de enquête eens nagegaan
hoe de verschillen liggen bij 5 be
drijfssystemen. Daartoe werd geko
zen voor:
A. de volledige strooiselstal met vol
automatisch legnest
B. de stal met gedeeltelijk rooster en
een wegrolnest
C. de stal met volledig rooster en een
wegrolnest
D. de stal met gedeeltelijk rooster en
een individueel strooiselnest
E. de stal met volledig strooisel en
een individueel legnest
Als uitgangspunt voor de vergelij
king werden de dagelijkse werk
zaamheden vergeleken. De perio
dieke werkzaamheden lenen zich
daar minder goed voor omdat er bij
die werkzaamheden meestal vreem
de arbeid moet worden toegepast.
Het zou daarom een scheef beeld van
de realiteit te zien kunnen geven.
In tabel 2 is op basis van de enquê-
tegegevens berekend hoeveel moe
derdieren 1 man kan houden bij de
door ons gekozen 5 bedrijfssystemen.
Tabel 2
Uit deze resultaten komt duidelijk
naar voren dat de stal met volledig
rooster en automatisch legnest qua
arbeid het meest aantrekkelijk is.
Dit zal o.a. mogelijk zijn door ver
dere automatisering door te voeren.
Men kan dat op verschillende ma
nieren toepassen. In tabel 3 zijn de
kapaciteiten per v.a.k. bij een 40-
urige werkweek berekend waarbij
sommige uitgangspunten zijn gewij
zigd, de overige uitgangspunten zijn
hetzelfde gebleven als in tabel 2. De
wijzigingen bestaan uit:
- volautomatische voeding toepas
sen (de voertijd wordt nul)
- het afwegen van voer automati
seren (de voerweegtijd wordt nul)
- automatische klimaatsregeling
doorvoeren (de tijd voor kli
maatsregeling wordt nul)
Tabel 3
De resultatenberekening van tabel 3
toont aan, dat er her en der nog wel
mogelijkheden zijn om de kapaciteit
per v.a.k. op te voeren. Dat er bij be
drijfssysteem C geen extra kapaci-
teitsverhoging uitkomt is puur toeval.
Het is niet de bedoeling van de
schrijver geweest om de vermeerde
raar extra werk te bezorgen, maar
wel om hem er op te wijzen dat soms
de arbeidskosten per broedei nog
kunnen dalen.
TABEL 1
Arbeidsbehoefte in manuren voor het dagelijkse werk bij 1000 moederdieren
per week (gem. cijfers uit de enquête)
volledig
Gedeeltelijk
strooiselstal
roosterstal
meel verstrekken
0,047
0,047
hard voer verstrekken
0,353
0,353
voer wegen
0,220
0,220
eierrapen uit de nesten
3,273
3,273
grondeieren rapen
1,271
1,271
verwerken van eieren
1,798
1,798
selektie op dieren
0,169
0,169
regelen klimaat
0,108
0,108
klein onderhoud
0,132
0,116
administratie
0,149
0,149
strooisel aanvullen nesten
0,103
0,103
strooisel aanvullen stallen
0,095
0,047
enten
0,056
0,056
Totaal
7,774
7,710
TABEL 2
Berekende kapaciteit per v.a.k. bij een verder doorgevoerde mechanisatie-
graad, waarbij het dagelijks werk als uitgangspunt wordt genomen.
arbeidsaanbod per week in m.u.
arbeidsbehoefte in m.u. per
1000 m.d. per week
aantal m.d. per v.a.k.
Bedrijfssystemen
A R
A
40
5.647
7083
B
40
5.873
6810
C
40
7.337
5451
D
40
8.984
4452
E
40
7.770
5148
TABEL 3
Berekende kapaciteit per v.a.k. bij een verder doorgevoerde mechanisatieg-
raad, waarbij het dagelijkse werk als uitgangspunt wordt genomen.
Bedrijfssystemen
Arbeidsaanbod per week
in m.u.
Arbeidsbehoefte in m.u.
per 1000 m.d. per week
Aantal m.d. per v.a.k.
Extra te houden m.d. als
gevolg van verdere auto
matisering
Extra te houden m.d. als
gevolg van verdere auto
matisering in procenten
t.o.v. tabel 2
40
5.277
7.580
B
40
5.356
7.486
40
7.337
5.451
497 st. 676 st.
7,02% 9,93%
D
40
8.721
4.586
134 st.
40
7.339
5.450
302 st.
3,01% 5,87%
Ing. W. de Graaf
KDR1
"E WENKEN
MM
C.A
.K- dieven
oergen
AKKERBOUW
VOOR ZOMERGERST KUNT
U nu ook beschikken over halm
verstevigers om legering tegen te
gaan. Cerone en Terpal zijn hier
voor toegelaten. De kosten bedra
gen 60,-/ha. Lees de ge
bruiksaanwijzing goed en spuit in
het juiste stadium.
IN TWEEDEJAARS PLANT-
UIEN komen de laatste jaren
steeds meer problemen met blad-
vlekkenziekte voor. Vooral bij
aanhoudend vochtig weer kan de
schimmel, die de ziekte veroor
zaakt, zich sterk verbreiden. Per
celen met veel loof ontwikkeling en
een dichte stand lopen het meeste
gevaar. Voorbehoedend spuiten
met de daarvoor geschikte midde
len (zie handleiding 1982) is de
beste remedie.
WAAROM EEN DUNNE
STAND van de bieten? Had de
loonwerker te diep of te ondiep
gezaaid. Had u misschien zelf de
grond te diep losgemaakt, of spe
len andere oorzaken een rol? Pro
beer het antwoord eens te vinden
en trek er lering uit. Hebt U min
der dan 70.000planten per ha, dan
hebt U er te weinig.
BENT U OOK LID VAN een
gewassenstudieklub, houdt dan de
teeltgegevens e.d. goed bij. Op de
eerste plaats voor U zelf, maar ook
voor uw kollega's. Stuur de gege
vens tijdig in en bezoek de veld-
ekskursies. Half meedoen en af
en toe een bijeenkomst bijwonen,
kan niet. U doet mee of U doet niet
mee.
IN PROEVEN BIJ AARDAP
PELEN zijn duidelijke effekten
waargenomen ten aanzien van
schurftbestrijding door beregenen.
U moet dit dan doen bij het begin
van de knolzetting. 10-15 mm is
voldoende. Hoe langer de grond
vochtig blijft, des te beter wordt de
schurft bestreden. Meestal geeft 2
x beregenen een beter effekt.
VEEHOUDERIJ
BIJ EMMERINSTALLATIES
IS het een goede gewoonte om
maandelijks de vakuumleiding
door te spoelen. De vakuumslang
dient echter elke keer na het mel
ken doorgespeld en eens per week
doorgestoken te worden. Bij melk-
leidinginstallaties kan het door
zuigen van de vakuumleiding be
perkt worden tot eens per half jaar.
HET DOORZUIGEN VAN DE
vakuumleiding kan gebeuren met
een warme soda-oplossing en dient
nagespoeld te worden met schoon
water. Altijd minder vloeistof te
gelijk opzuigen dan dat de vocht-
vanger kan bevatten. Is de leiding
al lange tijd niet gereinigd, dan is
het verstandig om het doorzuigen
in gedeelten uit te voeren b.v. per
een of twee vakuumkranen - te
beginnen bij de vakuumpomp.
WIE DE JEUGD HEEFT, heeft
de toekomst. Voor een vlotte groei
van het kalf is het nodig dat het
dier minimaal 10% van zijn li
chaamsgewicht aan vocht binnen
krijgt. Naast kunstmelk is het af
zonderlijk verstrekken van water
noodzakelijk.
Minister drs. J. de Koning (land
bouw en visserij) wil voor nieuw aan
te leggen beplantingen, onder voor
waarden, vrijstelling verlenen van de
herplantplicht zoals die in de Boswet
is vastgelegd.
De bewindsman heeft het Bosschap,
de Bosbouwvoorlichtingsraad en de
Vereniging van Nederlandse Ge
meenten omtrent een ontwerp-rege-
ling advies aangevraagd.
De regeling is bedoeld om de grond
stofvoorziening en de houtproduktie
te bevorderen. Nieuwe beplantingen
aangelegd op geregistreerde perce
len, zijn vrijgesteld van de her
plantplicht als ze binnen 20 jaar na
de aanleg (in bijzondere gevallen 25
jaar) worden gekapt. De vrijstelling
zal niet gelden voor beplantingen die
worden aangelegd om aan een reeds
bestaande herplantplicht te voldoen.
Worden de beplantingen die op
grond van deze regeling worden
aangelegd niet binnen 20 (25) jaar
gekapt, dan zullen ze onder de wer
king van de Boswet vallen.
15