Bladluizen bestrij den of bladluizen kweken? Indumij introduceert nieuwe Renault TX-trekkers Parasieten en predatoren Chemische middelen leveren half werk Bestrijdingsplan Welk middel? Om de oogst van een gewas zo groot mogelijk te laten zijn, wordt alles gedaan om het gewas te beschermen. Onkruiden die het gewas weg drukken worden bespoten en insekten die het gewas opvreten worden doodgemaakt. Door nadelige faktoren weg te halen is de groei maxi maal. Dit geldt voor gewassen, maar het geldt ook voor ziekteverwekkers. Hier wordt niet altijd rekening mee gehouden, maar het zou bij de bestrijding van bladluizen weieens tot een boemerang-effekt kunnen leiden. In plaats van minder bladluizen door een bespuiting, zouden er weieens meer kunnen ontstaan. Het is onvoorstelbaar hoe snel blad luizen zich kunnen vermeerderen wanneer er geen krachten zouden zijn om dit tegen te gaan. Een re kenvoorbeeld maakt dit duidelijk. Wanneer elke bladluis 25 nakome lingen zou krijgen die in twee weken volwassen zijn, dan ontstaan er in de periode half mei-half augustus uit éên luis aan het begin, 64140625, dus meer dan 64 miljoen. Zo ver komt het niet, want ook bladluizen hebben te maken met ziekten en plagen. Er zijn schimmels die dodelijk zijn voor bladluizen en er zijn roofvijanden en parasieten. Parasieten zijn insekten die hun eieren in bladluizen leggen. Hoe klein bladluizen ook zijn, er zijn sluipwespen die nog kleiner zijn. Zij leggen hun eieren in de bladluis. Deze gaat uiteindelijk dood en de inmiddels volwassen geworden sluipwespen kruipen eruit op zoek naar gastheren voor een nieuwe ge neratie. De beparasiteerde bladlui zen zijn gemakkelijk te vinden. Ze blijven aan het blad vast zitten, zijn enigszins opgezwollen en hebben een roodbruine kleur. Soms is het gat te zien waarlangs de sluipwespen naar buiten zijn gekomen. De roofvijanden hebben een andere manier om het aantal bladluizen te verminderen. Zij vreten ze op of zui gen ze leeg. Het lieveheersbeestje is de bekendste predator. Iedereen kent wel de kever, die verschillende kleuren kan hebben al naar gelang de soort. Het bekendst is de rode ke ver met de zwarte stippen, maar er zijn ook gele, zwarte en bruine soor ten en ook het aantal stippen is wis selend of ontbreken zelfs. De larven, die de meeste bladluizen opeten, zijn veel minder bekend. Ze zien er heel anders uit en worden soms wel be streden, omdat men niet weet wat het is en ze voor schadelijk worden ge houden. Op de foto zijn ze goed her kenbaar. Minder bekend, maar net zulke goe de rovers zijn de larven van zweef vliegen. Ook van zweefvliegen be staat een aantal soorten die voor een kenner sterk verschillend van vorm zijn. Een leek ziet deze verschillen minder en denkt al gauw aan wes pen. Toch is het verschil hiermee duidelijk. Zweefvliegen hebben net als alle andere vliegen maar één paar vleugels tegen wespen twee paar. Belangrijk is ook dat ze niet steken. Ze leggen hun eieren op de plant en de uitgekomen larven voeden zich met bladluizen. Deze worden geheel leeggezogen. Naast zweefvliegen en lieveheers beestjes is er nog een groot aantal predatoren te noemen zoals gaas- vliegen en loopkevers. Al deze in sekten helpen mee de aantallen bladluizen in toom te houden. Dit lukt niet altijd en dan zal er chemisch ingegrepen moeten worden. Hier is niets op tegen, het gevaar zit hem in het te vroeg ingrijpen en daardoor de problemen te vergroten. De vermeerderingsmogelijkheden van bladluizen zijn zo groot dat zelfs 90% doding onvoldoende is om de aantallen binnen de perken te hou den. Wanneer in het gegeven voor beeld tijdens elke generatie éên keer gespoten zou worden met 90% do 10 ding, dan was er toch nog een ver meerdering van 64 maal. Dit on danks 6 bespuitingen. In de praktijk wordt 90% zelden gehaald. Vaak moet volstaan worden met 70 a 80% resultaat. Tegenover deze cijfers is de natuurlijke sterfte bepaald indruk wekkend. Zonder deze natuurlijke Volwassen zweefvlieg. hulp gaat het fout. Dat is helaas al enkele malen gebleken. In de kon- sumptie-aardappelen hebben we daar goede voorbeelden van en ook zijn er aanwijzingen uit de granen. Door vernietiging van de roofvijan den en parasieten krijgt de vermeer dering vrij spel. Wanneer er in die situatie opnieuw gespoten moet worden zal het resultaat onvoldoen de zijn. Het middel krijgt dan de schuld. Het zou onvoldoende wer ken, maar in feite zijn het de om standigheden die dit veroorzaken. Waar de natuurlijke vijanden ont breken schiet het middel te kort. Ze ker later in het seizoen als de aantal len toch al groter zijn. Wanneer bladluizen bestreden moe ten worden, in verband met het overbrengen van virusziekten, is chemische bestrijding onontkoom baar. De natuurlijke vijanden kun nen dit alleen niet aan. Chemische middelen kunnen dit ook niet. Zou dit wel zo zijn, dan behoefden de aardappelen ftiet doodgespoten te worden. Later in het seizoen, wan neer de aantallen bladluizen groter worden, is de strijd niet meer te win nen. Tenminste wat betreft virus ziekten. Voor zuigschade ligt dit an ders. Dan mogen de aantallen blad luizen veel groter zijn. Voor aardap pelen geldt bijvoorbeeld een kritieke waarde van 50 per samengesteld blad. Veel telers vinden dit erg veel en vinden eerder spuiten nodig. Vaak wordt dan aan de bespuitingen tegen Phytophthora wat parathion toegevoegd. De eerste keer gaat dat goed. Er zijn nog niet zoveel blad luizen en het merendeel gaat dood. Ook de lieveheersbeestjes, zweef vliegen en andere roofvijanden gaan dood. Dat is niet zo zichtbaar, maar wel moet de volgende keer opnieuw tegen bladluizen gespoten worden. Er wordt dan soms weer parathion bijgemengd. Het gevolg is, nog min der natuurlijke vijanden. Wanneer de bladluizen dan door de herhaalde bespuitingen resistent zijn geworden, is de ramp helemaal kompleet. De vermeerdering gaat dan nog sneller. De oplossing is vrij eenvoudig. Wanneer de bladluizen alleen be streden worden wanneer ze de scha- dedrempel overschreden hebben is slechts een enkele bespuiting nodig. Wanneer dit nodig is, zal het seizoen reeds ver gevorderd zijn en is het ri- siko van een snelle vermeerdering in volgende generaties niet zo groot meer. Dit geldt voor konsumptieaar- dappelen maar bijvoorbeeld ook voor tarwe. Uiteraard moet in aard Pop van lieveheersbeestje, hieruit verschijnt de kever. Larven van een zweefvlieg in een bladluiskolonie. appelen wel een bespuiting tegen toprol uitgevoerd worden. Maar één bespuiting in de periode 10-15 juni is in het verleden altijd voldoende ge weest. Wanneer slechts incidenteel gespo ten wordt is de keuze van het middel niet belangrijk. De bespuiting tegen zuigschade valt dan toch tegen het einde van de groei van de bladluis populatie en het sparen of vernieti gen van roofvijanden is dan niet zo belangrijk meer. Wanneer er gespo ten wordt op een moment dat de bladluispopulatie nog in opbouw is, is dit echter wel degelijk belangrijk. Het is dan verstandig een middel te kiezen dat de roofvijanden zoveel mogelijk spaart. In dit verband heb ben pirimicarb (Pirimor) en hepte- nofos (Hostaquick) voordelen boven andere middelen. Niet spuiten blijft echter beter zolang de aantallen niet de spuigaten uitlopen. Wat dit be treft zal de "schade" ook niet over dreven moeten worden. Wanneer het niet lonend zou zijn om een selektief werkend, maar duurder, middel te gebruiken, moet men zich afvragen wat de "schade" is die door bladlui zen aangericht wordt. Deze vraag zal zeker beantwoord moeten worden wanneer er een risiko is van extra schade als gevolg van het ontstaan van resistentie. Dit wordt meestal te laat ontdekt. Het is dan niet meer mogelijk met sukses een ander mid del in te zetten. De bladluis aantallen hebben zich dan te explosief ont wikkeld. CJLA. Barel Op de in maart jl. gehouden Franse Landbouwtentoonstelling SIMA te Parijs werden 4 nieuwe Renault TX-trekkers voor het eerst aan het publiek getoond. De nieuwe modellen zijn een uitbreiding naar beneden van de TX-serie zoals die sinds vorig jaar op de markt is. Indumij introduceert de nieuwe trekkers omstreeks 1 juni a.s. De nieuwe TX-modellen zijn uitgerust met 4-cilinder MWM motoren in de vermogensklasse 80 tot 100 pk. Deze 4-cilinder TX-modellen zijn evenals de 6-cilinder TX-modellen een ant woord op de vraag naar meer comfort, een zuiniger brandstofgebruik en een ekonomischer onderhoud. :;;,vw-v,r - - C - r'-: 4 V - V v* V - - - - - |vLr*;.v.v vv\ JÈ. v.* Machinefabriek Steketee in Oude- lande, fabrikante van onder andere schoffelmachines en rijenspuiten, heeft "een nieuwe maïsschoffelma- chine aan haar programma toege voegd. Het afgelopen jaar zijn met deze machines zeer goede resultaten geboekt. De maïsschoffel is een werktuig voor driepuntsbevestiging. Behalve voor schoffelwerkzaamhe den in de maïs is de machine ook uitermate geschikt voor het verkrui melen en doorluchten van de grond. De schoffelbalk wordt gedragen door 2 instelbare steunwielen, die de balk met daaraan de elementen recht achter de trekker houdt. De elemen ten bestaan uit een loopwiel en 5 triltanden met schoffelmesjes en tril- tanden en beschermschijven. Elk element heeft een parallelgeleiding, overeenkomstig de Steketee schoffel elementen voor bieten. Afhankelijk van de rijenafstand kan gewerkt worden met verschillende aantallen triltanden (tot 5 per rij). De diepteregeling is traploos instel baar met een loopwiel per element. De breedteverstelling van de be schermschijven is traploos. Deze kombinatie kan ook worden gebruikt voor het losmaken van de grond tus sen aardappelruggen. De maïsschoffel is ook leverbaar in bietenuitvoering. De machine wordt door Cebeco- Handelsraad in de handel gebracht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 10