"Verjonging plantopstand moet grote prioriteit hebben" "Produktieverhoging per dier kan nog flink stuk arbeidsinkomen opleveren" Kursus Teelttechniek akkerbouwgewassen viel bij Plattelands vrouwen in zeer goede aarde Voorzitter N ij sten N.F. O.: Import appelen Rendabele bedrijfstak Smal perenassortiment Prae-interventie Ir. J.P. Cornelissen op jubileum V.L.C.: Objektieve voorlichting Ook deelname aan studieklubs? Examen De Nederlandse Fruittelers Organisatie heeft op 15 maart j.l. in de Jaarbeurs te Utrecht, haar algemene vergadering gehouden. Voorzitter J.L. Nijsten ging daarbij in op de gang van zaken in de bedrijfstak gedurende het afgelopen jaar. T.a.v. de zware nachtvorsten rond 23 april merkte hij op dat de koude periode ook de Nederlandse appeloogst niet onberoerd heeft gelaten. Met een appelproduktie van 325 miljoen kg zaten we op tweederde van de gemiddelde oogst van de laatste 9 jaar. Diegenen die dankzij een redelijke tot goede oogst met gunstige prij zen, dit jaar, voor het eerst sinds vele jaren weer winst maken zullen er volgens Nijsten voor moeten zorgen dat als men fruitteler wil blijven, een zo groot mogelijk deel van deze winst in het bedrijf wordt geïnves teerd en dat vooral de plantopstanden grote prioriteit dienen te krijgen. NFO-voorzitter J.L. Nijsten Op grond van de oogst- en voorraad- cijfers hebben de Europese Fruitte lers Organisaties en daarmede de COPA-sektie Groenten en Fruit be sloten geen verzoek te doen tot be perking van de import van appels uit de landen van het Zuidelijk Halfrond. Wel is er, zo zei Nijsten, bij de Euro pese Commissie op aangedrongen te bepalen dat inklaring van Zuidelijk Halfrond appelen vóór 15 juni dient te geschieden ten einde te voorkomen dat de prijzen van de te verwachten grote appeloogst 1982, die toch al onder druk van die grote hoeveelheid zullen staan, ook nog niet eens nade lig worden beïnvloed door de prijzen van nog aanwezige grote hoeveelhe den importappelen. Maar helaas de Europese Commissie heeft dit zeer redelijke verzoek menen te moeten afwijzen. "Wij wensen die maatregel wel om dat wij niet overtuigd zijn dat dit seizoen niet opnieuw zulke onaan vaardbare toestanden ontstaan als vorig jaar". Over deze toestanden van vorig jaar vonden, zo meldde de heer Nijsten, enkele besprekingen plaats van de direktie Marktordeningsvraagstuk ken van het Ministerie van Land bouw en Visserij met vertegenwoor digers van teelt, veilingen en handel. Uit een door genoemde direktie op gestelde diskussienota over de invoer van appels van het Zuidelijk Half rond is o.m. gebleken dat een in voerbeperking van ZHR-appelen de volgende primaire effekten zou heb ben: - een toename van het binnenlands verbruik van Nederlandse en import appelen uit andere landen dan het Zuidelijk Halfrond; - een geringere interventie; - een toename van onze export van Nederlandse appelen; - een stijging van de gemiddelde ap- pelprijs. Uit de daarbij in de nota gemaakte berekening konkludeert de N.F.O. het volgende: "Bij een totaal importverbod van ZHR-appelen zou de gemiddelde te- lersprijs met 33% worden verhoogd en zou de totale omzet voor de fruitteler met niet minder dan 45% stijgen. Zouden de ZHR-importen met een derde deel worden verminderd tot 240 miljoen kg dan zou dus de telersprijs met ruim 10% stijgen en de totale omzet met 15%. Een dergelijk wijzi ging in het beleid zou de Nederlandse fruitteelt gemiddeld tot een rendabele bedrijfstak maken, waarmede boven dien een stuk werkgelegenheid in stand blijft en een bedrag aan inter ventie wordt bespaard. Het feit dat de overheid daardoor minder invoerhef fingen zou ontvangen en dat de akti- viteiten van de importhandel wat zouden moeten verminderen mag daar niet tegenop wegen", aldus de heer Nijsten. Volgens de heer Nijsten schenkt het vertrouwen dat er een flinke ver nieuwing van de plantopstand plaatsvindt. De stelling dat een ap- pelaanplant heden ten dage na het 15e jaar niet meer rendabel te ex ploiteren valt, is volgens hem niet meer in diskussie; "Op basis van ge gevens uit 1981 konstateren wij dat ruim 7000 ha appelaanplant ouder is dan 15 jaar, d.w.z. op dit moment eigenlijk al gerooid hadden moeten zijn. Dit betekent echter dat er van het huidige areaal nog veel verjongd zal moeten worden. Hiervan uit gaande zou er elk jaar 6 a 7% ver nieuwd moeten worden". Met spijt zei de heer Nijsten te moe ten konkluderen dat het assortiment peren nog steeds bijzonder smal is en zich niet of nauwelijks wijzigt. Ge- konstateerd is dat er ruimte bestaat voor een vroege herfst peer en met name voor meer variatie van het aanbod na nieuwjaar. Het door de praktijk inspelen op de veranderende wensen van de konsu- ment is een noodzaak, die door een ieder onderkend wordt. De moge lijkheid hiertoe moet er echter ook zijn, m.a.w. er dienen dan wel rassen te zijn die voldoen aan alle eisen van deze tijd. Gezien het smalle peresor timent is het betreurenswaardig dat in ons land de veredeling van pe- ren(nagenoeg) stopgezet is." De pereteelt heeft in de afgelopen jaren bewezen een stabiele basis te vormen voor menig fruitbedrijf. Deze wetenschap moet worden uit gebuit, aldus de N.F.O.-voorzitter, die meent dat de veredeling van nieuwe pererassen, geschikt voor ons klimaat en passend op het Neder landse fruitbedrijf, weer dient te worden opgepakt. Van groot belang is, aldus de heer Nijsten, ook dat het zgn. prae-inter- ventiesysteem goed gaat werken. Wij hebben voorstellen van Engelse zijde hierover besproken in het Samen- werkingscomité van Europese fruit telers organisatie en kwamen daar waarvan tot de konklusié om de vol gende voorstellen aan COPA voor te leggen met het verzoek deze bij de Europese Commissie aanhangig te maken: a. de inwerking stelling voor de prae-interventie moet uitsluitend worden gebaseerd op de omvang van de oogst, met uitsluiting van prijskriteria; b. voor de prae-interventie moeten de begin augustus beschikbaar zijnde oogstschattingen worden gebruikt. Op grond van deze cij fers zou het surplus moeten wor den berekend; c. prae-interventie zou 1 september moeten beginnen; d. de vastgestelde basisproduktie voor appelen en peren moet ook met de toetreding van Grieken land worden gehandhaafd, Voor peren zou een tweede kriterium moeten gelden n.l. de oogst- grootte van herfst- en winterpe- ren; e. prae-interventie zou voor alle bewaarrassen moeten gelden; f. de prijs zou de interventieprijs van december moeten zijn. Wat de bestrijding van bakterievuur betreft, merkte de heer Nijsten ten slotte op, blijft de N.F.O. van mening dat de bestrijding en de kosten hier van primair voor rekening van de overheid dienen te blijven. De be schikbare gelden dient men zo effi ciënt mogelijk te besteden waarbij een goede samenwerking tussen P.D. en fruitteler van belang is. "Met een verbetering van de bedrijfsvoering valt vele malen meer te verdienen dan met vergroting van de bedrijven. Opvallend is dat bij de vergroting van de bedrijven de gemiddelde produkties van de dieren slechts weinig of helemaal niet vooruit zijn gegaan, ondanks de spe cialisatie van de boer en ondanks een vermeerdering van onze kennis. De gemiddelde prestaties van onze melkkoe, zeug en mestvarken lijken daar aan een plafond te zitten terwijl dit toch bepaald niet het geval is en de potenties van onze dieren veel hoger liggen. Op "De Schorhorst" en op de beste bedrijven in de praktijk worden resultaten bereikt die 30% hoger liggen". Dit vertelde ir. J.P. Cornelissen direkteur van het CLO-Instituut voor de veevoeding "De Schorhorst" te Lelystad. Op de 12 maart j.l. in Apeldoorn gehouden jubileumbijeenkomst van de Vereniging van Voorlichters in dienst van Landbouwkoöperaties (V.V.L.C.). De heer Cornelissen: "Omdat wij in de veehouderij werken met levend materiaal, dat veel kosten voor opfok en voor dagelijks onderhoud vraagt, leidt een produktieverhoging zeer snel tot een hoger rendement. Zou men de 10% meer melk, meer biggen of meer varkensvlees niet halen uit een bedrijfsvergroting, maar uit een verhoging van de produktie per dier, dan stijgt het arbeidsinkomen met 15.000- - 20.000,- Dit geldt voor alle diersoorten bij de genoem de bedrijfsomvang. Dit verklaart ook voor een grootdeels waarom het ar beidsinkomen in de praktijk zo'n enorme spreiding vertoont van be drijf tot bedrijf. Dit is de weg die wij op moeten; 10% produktieverbetering moet voor de meeste bedrijven een haalbare zaak zijn. Onze veehouders zullen moeten inzien dat investeren in kwaliteit nu veel meer oplevert dan investeren in kwantiteit, terwijl het in vele gevallen nog minder geld kost ook. Dit is een wezenlijk andere benadering dan wij in de jaren zestig en zeventig hebben gekend, toen men overal is gaan uit breiden om de optimale bedrijfs- grootte per man (per gezin) te krij gen. De grote vraag van vele boeren zal nu zijn, hoe de produktieresultaten zijn op te vijzelen. Waar zit de sto ring, de zwakke plek van het bedrijf, waar gaat men de fout in? Is het een gebrek aan kennis, is het overmacht als gevolg van een bestaande be- drijfsstruktuur, is het ondernemers schap beneden de maat of wordt de boer gehinderd door een zekere be drijfsblindheid, door een te sterke emotionele binding met bestaande toestanden? De heer Cornelissen maakte duidelijk dat hier een zeer belangrijke taak voor de voorlichting ligt. Daarbij gaat het behalve om kengetallen ook om de persoonlijke instelling van de voorlichting die o.m. een brede zoötechnische kennis moeten hebben en bereid zijn tot goed en konstruktief overleg moeten hebben en bereid zijn tot goed en konstruktief overleg met de boer. Drs. G. van den Berg president-di- rekteur van Cebeco Handelsraad te Vorig jaar werd door de drie agrarische kommissies van de Christelijke Bond van Plattelandsvrouwen, de Katholieke Vrouwen Organisatie en de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen een kursus teelttechniek en rendement van akkerbouwgewassen georganiseerd in de regio's Noord- en Zuid Beveland. De afgelopen winter werd de kursus gerea liseerd in samenwerking met het Konsulentschap Akkerbouw en Rundveehouderij te Goes. Investeren in kwaliteit. Rotterdam, gaf in een inleiding eerst een overzicht van het funktioneren van de V.V.L.C. door de jaren heen. "Thans treden er, zo zei hij, met be trekking tot de voorlichting enige belangrijke zaken op de voorgrond. Hij noemde het belang van een goe de vertrouwensrelatie tussen voor lichter en boer, de noodzaak bij de voorlichter van een goede vaktech nische deskundigheid, ook op het terrein van nieuwe technische hulp middelen zoals de komputer. Hij wees er ook op dat erbij binnen de CEBECO-Handelsraadgroep een ontwikkeling gaande is waarbij er naar wordt gestreefd de voorlichter meer oog te doen hebben voor de kommerciële belangen van het be drijf waarvoor hij werkt. Wat het sa mengaan van kommercie en voor lichting betreft, zei de heer van den Berg, dat hoewel het samengaan van die twee strijdig lijkt, deze ontmoe ting toch zal moeten worden ver werkt en dat de objektieve voorlich ting het daarbij op lange termijn toch steeds zal winnen. Hij bood de jubilerende vereniging een enveloppe met inhoud aan. Het bleek een pittige kursus voor de boerinnen, het was geen geringe op gave gedurende tien weken elke dinsdagmiddag drie uren leerstof op te nemen en ook nog te verwerken! Aan de docenten, de heren J.M. van der Weele, J.C. van Bergeijk en W. Janse heeft het niet gelegen, hun in zet en medewerking was optimaal. De drie gewassen aardappelen, sui kerbieten en wintertarwe werden behandeld, dus vanaf inzaai of poten tot en met oogst. Een heel leerzame kursus, geschikt voor alle boerinnen die geïnteresseerd en niet te vergeten belang hebben bij de teelt van deze gewassen op hun bedrijven. De laatste theorieles werd op 16 fe bruari afgerond met een examen en nu maar hopen dat allen geslaagd zijn! Alle 23 kursisten waren elke week weer trouw in hun opkomst. Aan de reakties te horen is deze kursus in de smaak gevallen, zelfs werd om voort zetting gevraagd! Wellicht zijn de dames dan wel toe tot deelname aan studieklubs? Op 4 maart werd aansluitend nog een exkursie gemaakt naar het bedrijf van C. Meijer B.V. te Kruiningen, waar hekeken werd hoe onze aardappelen verder klaargemaakt werden voor de tailhandel en industrie. Ook teelt bieten stond op rooster. Nog twee praktijklessen volgen in april/mei, waarbij de dames het veld ingaan; de opkomst van de diverse gewassen wordt dan bekeken, alsook het herkennen van ziekten en on kruiden is dan aan de orde. Duidelijk willen wij nog stellen dat wij met de opgedane kennis niet pretenderen evenveel te weten als onze echtgenoten; de opzet van de kursus was en is meer geinformeerd te worden over de produktie van de gewassen die op onze bedrijven ge teeld worden en aan deze opzet is, dachten wij, ruimschoots voldaan. C.M. Dees-Franje 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 5