Opfok van jongvee. let op de kleintjes! Sterk wisselende krachtvoerbehoefte bij zeugen Hygiëne bij de geboorte Biest moet! In 24 maanden een kalfvaars Melkvee - jongvee verhouding Behoefte VOEDERSCHEMA VOOR FOKVARKENS Ruwvoer Geboorte-gewicht Temperatuur KONSULENTSCHAP VOOR DE AKKERBOUW EN DE RUNDVEEHOUDERIJ TE GOES serie "Niet meer, maar beter" nr. 2 In Nederland worden ieder jaar zo'n 2 4 miljoen kalveren geboren. Ongeveer 13% van deze kalveren sterft voor het bereiken van de leeftijd van 3 maanden. Dit betekent jaarlijks 325.000 dode kalveren. Voor de melkveehouderij is dit een schadepost van meer dan 100 miljoen. Tussen bedrijven komen grote verschillen voor in kalversterfte. Het sterftepercentage varieert van 5 tot meer dan 15%. Voor bedrijven waar ieder jaar 60 koeien kalven betekent dit bij een kalverprijs van 300,— een verschil van 1800,— Dit bedrag is voor wat extra zorg een goede beloning. De zorg rondom de geboorte en gedurende de eerste weken is van doorslaggevende betekenis. Deze zorg moet eigenlijk al voor de geboorte beginnen. Door een goede stierenkeuze, vooral bij pinken kunnen geboortemoeilijkheden beperkt worden. Een evenwichtige en vooral niet te royale voeding tijdens de droogstand is eveneens van belang voor een vlotte geboorte. Om besmetting van het jonge kalf te voorkomen moet veel aandacht bes teed worden aan de hygiëne bij het afkalven. Laat de koeien in een schone en ontsmette omgeving afkalven. - Heb geduld, forceer het natuur lijke geboorteproces niet. - Gebruik schone, ontsmette trek- touwtjes en werk met schone handen. - Vang het kalf op in schóón stro. - Verwijder slijm uit neus en mond van het kalf en wrijf het droog. - Ontsmet de navelstreng met jo- diumtinctuur. - Breng het kalf in een schone ontsmette éénlingbox met vol doende stro. - Zorg voor een tochtvrije kalver stal - Bij problemen met kalveropfok en/of met de nageboorte blijven staan, verdient het aanbeveling om voor het afkalven het achter stel van de koe te wassen en te ontsmetten. Het pasgeboren kalf heeft nog geen afweerstoffen tegen ziekten. De eer ste dagen na de geboorte is het kalf in staat deze afweerstoffen uit de biest in het bloed op te nemen. Direkt na de geboorte moet dan ook al ca. J liter biest gegeven worden. Laat het spenen niet samenvallen met het verhuizen naar een andere stal. Na het spenen neemt de opna me van krachtvoer en ruwvoer snel toe. Ze krijgen 2 kg krachtvoer en ruwvoer naar behoefte. Dit ruwvoer moet van goede kwaliteit zijn. Het mag bestaan uit voordroogkuil, hooi of snijmais. Aan gezonde kalveren kan vanaf het begin standaardbrok verstrekt worden. Het gemakkelijkst is om de biest via de speenemmer te verstrekken. Het kalf kan dan onbeperkt biest opne men. Vaak drink het gemiddeld 6-7 liter per dag. De eerste dag moet het kalf aan de speen gewend worden. Bij emmervoedering moet 4 keer per dag 1-1,5 liter biest verstrekt worden. Zorg ervoor dat het drinkgerei re gelmatig goed gereinigd wordt. Na 3 dagen kan overgeschakeld worden op kunstmelk. Gebruik voor fokkal- veren ook fokkalvermelk. Bij speen- voedering moet aangezu.urde melk op staltemperatuur verstrekt wor den. Het aanmaken van de melk en de koncentratie dient volgens de ge bruiksaanwijzing van de fabrikant te gebeuren. Goede resultaten kunnen verkregen worden met 35 kg kunst melkpoeder (dit is 280 liter) per kalf. In de praktijk wordt vaak veel meer gegeven. Dit kost geld. Geef met de emmer niet meer dan 5 liter per dag. Wanneer ze meer krijgen, zoals dit bij de speenmethode het geval is, zal de opname van ruwvoer en kracht voer langzamer op gang komen. Ruwvoer en krachtvoer zijn nodig vóór de ontwikkeling van de voor magen. Bij de emmermethode kunnen kal veren op een leeftijd van ongeveer 9 weken van de melk, bij de speen methode moet dit wat vroeger. De overgang is bij de speenmethode groter omdat de opname van ruw voer en krachtvoer nog beperkt is. De opfok moet erop gericht zijn dat de vaarzen op 2 jarige leeftijd afkal ven. Ze moeten dan ongeveer 500 kg wegen. Hiervoor is een gemiddelde groei nodig van 600-650 gram per dag. Dit lijkt niet zoveel maar toch wordt dit in de praktijk dikwijls niet ge haald. We verliezen vaak wel 100 dagen groei. In de resterende tijd moeten de dieren dan gemiddeld bijna 750 gram per dag groeien. Die 100 dagen groeistilstand ontstaat o.a. door: problemen tijdensrde opfok (lon gaandoeningen en diarree), - longworm - maagdarmwormen, - kalveren te laat op stal in het na jaar, - pinken te vroeg in de wei. Problemen tijdens de opfok ontstaan vooral door onvoldoende hygiëne en ondoelmatige huisvesting. Long Let op de kleintjes: het zijn de melkkoeien van morgen! worm kan voorkomen worden door de kalveren 2 keer te enten voor ze in de wei gaan. Maagdarmworminfek- ties worden beperkt door de kalveren steeds op etgroen te weiden en niet langer dan 14 dagen in hetzelfde perceel te laten lopen. Meestal komt hier niets van terecht. Weid ze in geen geval op eén kalverwei. Laat bij onzekerheid mest onderzoeken (meerdere keren) en ontworm ze zo nodig enkele keren. Eventueel kan overwogen worden de kalveren ge durende de eerste zomer op stal te houden. Het is echter gewenst ze 6 weken te weiden, voor de opbouw van immuniteit tegen maagdarm wormen. Later aflaten kalven dan op 2 jarige leeftijd kost geld. De schade die hierdoor per kalfvaars ontstaat is meer dan 100,— per maand. Vol doende aandacht voor de opfok wordt dus ruimschoots betaald. Er moet jongvee opgefokt worden om oudere dieren, die uitvallen of niet meer voldoen, te vervangen. De opfok van jongvee is echter duur. Ze kosten 2 jaar geld voor ze iets op brengen. Wat een pink opeet kan niet aan een melkkoe gevoerd wor den. Daarom moeten niet meer kal veren aangehouden worden dan voor vervanging nodig is. Gemid deld zijn per 10 melkkoeien 6 stuks jorigvee nodig, ruim 3 kalveren en krap 3 pinken. Soms zien we echter wel 10 stuks jongvee per 10 melk koeien. Dit kost geld. Ten opzichte van de melkvee - jongvee verhou ding van 6 stuks jongvee per 10 melkkoeien kost dit 400,— 500,— saldo per ha. In de praktijk wordt voor het aan houden van meer jongvee vaak als argument aangevoerd dat men dan beter kan selekteren. Uit de resulta ten van de deelboekhoudingen in Noord-Brabant is gebleken dat dit in ieder geval niet in een hogere inelk- produktie tot uiting komt. Het kalf van vandaag is de koe van morgen, zorg dat het een goede melkkoe wordt. Ing. J.J. Zonderland, specialist veevoedervoorziening, C.A.R. Goes - Zevenbergen De produktieeisen in de fokkerij zijn van een zodanig niveau met de voeding daarop afgesteld een grote nauwkeurigheid betracht dient te worden. We verwachten immers 10-12 biggen per worp. Bovendien streven we naar een worpindex van 2 a 2,2 per jaar. Dit betekent dat per jaar twee keer een aanslag gedaan wordt op de kon- ditie van het dier waarbij een gewichtsverlies van 70 a 80 kg optreedt. Een goed gedoceerde voeding kan hierop een snel herstel mogelijk maken. In de pröduktiecyclus van een zeug zijn 3 perioden aan te geven waarbij de behoefte aan krachtvoer groot is en waarbij het belang dat het dier over voldoende eiwitten - aminozu ren - vitamine en mineralen kan be schikken grote invloed heeft op de produktiviteit n.l.: - direkt voor het dekken - de laatste maand van de dracht - vanaf de 2de tot 5de week na het werpen De hoogte van de krachtvoergift blijft altijd afhankelijk van de kon- ditie van het individuele dier, maar als richtlijn kan het volgende schema worden aangegeven. OPFOKZEUGEN: 3 maanden (25 - 30 kg) 5 maanden (55 - 60 kg) 7 maanden (95-100 kg) gedekt laatste maand van de dracht 1 'A kg voer 2 'A kg voer 2 Vi kg voer 2 Zi kg voer 3 kg voer VOLWASSEN ZEUGEN - gedekt tot 1 maand vóór het werpen 2 Zi kg voer per dag (zeugen die 1 keer geworpen hebben 3 kg voer per dag); - laatste maand van de dracht 3 kg voer per dag; - 2 dagen voor het werpen 1 kg voer per dag; - dag van werpen geen voer; - daarna, tot de 7de dag de voergift opvoeren tot 4 kg voer per dag; - 2de tot en met de 5de week 2 'A kg !A kg per big; - dag van spenen 1 kg voer; - tot dek ken (maximaal 10 dagen) 4 kg voer per dag; - rest van de gustdagen 2 !A kg voer per dag. de voerhoeveelheid voor een zeug met 10 biggen is 2 !A kg 10 x 'A kg) 2 Zi kg= 5 kg voer per dag. DEKBEREN: 2 - 3 kg zeugenvoer, afhankelijk van de konditie en aantal dekkingen. BIGGEN: 1 - 3 weken een opfok- voer, daarna onbeperkt biggenvoer. Deze voerschema's zijn verkrijgbaar bij de voorlichter van het Konsu- lentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij. Ter verduidelijking van het voerre- gime per pröduktiecyclus onder staande grafische weergave. Ky i/oov? pca ZCuG Direkt na het dekken van de zeug is het goed ruwvoer te verstrekken. De krachtvoergift gaat dan n.l. terug van ong. 4 kg naar 2 'A kg per dag. Wordt dan ruwvoer verstrekt, dan bevordert men daarmee: - de rust bij het dier, als gevolg van het verzadigde gevoel - de darmflora a.g.v. de ruwe cel- stof - de maag- en darminhoud waar door het dier in een later stadium (b.v. zoogperiode) een grote hoe veelheid krachtvoer kan opne men en verwerken. De hoeveelheid en het soort ruwvoer gedurende de eerste 3 maanden van de dracht kan verschillen. Een zeer goed bruikbaar produkt is mais-sila- ge. (Pas op voor schimmel en broei). De verstrekte hoeveelheid per zeug per dag wordt vaak overdreven. De hoeveelheid kan variëren van 1 a 2 kg per dag. Het is daarom goed die hoe veelheid eerst te wegen. Het zeugenrantsoen in de laatste maand van de dracht moet hoofdza kelijk bestaan uit krachtvoer. Op die wijze kan enige invloed worden uit geoefend op het gewicht van de big- S i J sp«» De* OHTun un 'y zt WEKE; zoog feiCoiie .cuir. rt.oütr gen bij de geboorte. Naarmate het geboorte-gewicht uniformer is tussen de 1250 - 1450 gram, is de vitaliteit - en daarmee de overlevingskans - groter. Een veel gehoorde klacht in de praktijk is dat de zeugen het aange boden rantsoen in de zoogperiode (kraamopfokstal) niet kunnen opne men. De gift van 2 !A kg 'A kg per zogende big (zie voederschema) maakt een hoeveelheid van 5 'A kg per dag. Zoals eerder is opgemerkt, is het verstrekken van ruwvoer tijdens de dracht gunstig met betrekking tot de verwerkingskapaciteit tijdens de zoogperiode. Een grote invloed op de opnamekapaciteit heeft ook de om gevingstemperatuur in de stal. Aan te raden is een ruimtetempera- tuur van ongeveer 18 graden C. Om dat de pasgeboren biggen, in dezelf de ruimte, behoefte hebben aan eert temperatuur van ongeveer 22 graden C geeft de biggenkist, waarbij een mikro-klimaat gekreeërd wordt, een goede oplossing. Daarnaast is het van groot belang dat de zeugen kunnen beschikken over goed - onbeperkt drinkwater. Hoewel in het mengvoederpakket alle ingrediënten voorkomen waar aan de zeug behoefte heeft, is het voor de varkenshouder van belang het krachtvoer in de juiste hoeveel heden en op het goede tijdstip te do ceren. Dit komt de produktiviteit en daardoor de rentabiliteit ten goede. Konsulentschap voor de Varkens en Pluimveehouderij, Tilburg ing. A.G.M. Albers 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 13