Nieuw instrument meet
haarfijn warmte-eigenschappen
van korrelstrukturen
Werkgroep Veenkoloniën
gaat door met hennep
Westeuropese vlasuitzaai 1981
8.169 ha lager dan in 1980
Schuimaarde van grote betekenis
voor bodemstruktuur
Toepassingen in techniek en landbouw
Nachtvorst
Kontaktweerstand
Verbetering
Relatieve daling in Nederland grootst
Tabel 4.- De uitzaai van vlas in Nederland
Robotten bewaken
akkers en
boomgaarden
Onderzoek
Een korrelstruktuur zoals grond bestaat uit een groot aantal vaste
deeltjes, die maar gedeeltelijk kontakt met elkaar maken. Tussen de
deeltjes bevinden zich poriën, die gevuld zijn met een gas (bijvoorbeeld
lucht) en/of een vloeistof (bijvoorbeeld water). Het meten van de
warmte-eigenschappen van dit soort korrelige "media" is door deze
ingewikkelde struktuur een moeilijke zaak. Dr. I.A. van Haneghem,
medewerker van de Landbouwhogeschool, heeft nu een methode ont
wikkeld om een aantal warmte-eigenschappen, nauwkeurig en tege
lijkertijd te bepalen. Hij is op dit onderwerp onlangs gepromoveerd.
De warmte-eigenschappen van kor
relstrukturen spelen een belangrijke
rol in de techniek en de landbouw,
bijvoorbeeld wanneer het gaat om
isolerende eigenschappen van
bouwmaterialen, opslag van voedsel
zoals aardappelen, fruit en graan in
koelhuizen, warmteverlies uit leidin
gen (stadsverwarming), warmte-af-
voer uit ingegraven elektriciteitska
bels en warm te-opslag in de bodem.
Grondige kennis van de warmte-ei
genschappen van de verschillende
aardlagen kan van nut zijn bij het
voorspellen van aardbevingen, het
zoeken naar oliehoudend gesteente
en bij de winning van geothermische
energie.
In de landbouw gaat het met name om
de warmtehuishouding nabij het aard
oppervlak: het gebied waarin de
plant zich bevindt. Het is juist de
bovenste laag van de bodem waarvan
de warmte-eigenschappen door be
werking aanzienlijk veranderd kun
nen worden. De warmte-eigenschap
pen van de toplaag zijn bepalend voor
het lot van het gewas. Men denke aan
de omvangrijke nachtvorstschade die
in het voorjaar kan optreden.
Het onderzoek van Van Haneghem
richtte zich op de ontwikkeling van
een meetmethode waarmee de
warmtegeleidingscoëfficiënt en de
volumetrische warmtekapaciteit
nauwkeurig kunnen worden be
paald. De eerste grootheid is een
maat voor de snelheid waarmee
warmte zich door een medium ver
plaatst; de tweede geeft aan hoeveel
warmte nodig is om een bepaald vo
lume van het medium één graad in
temperatuur te doen stijgen.
De kern van de apparatuur wordt
gevormd door een ongeveer 20 cm
lange en 1 mm dunne meetnaald. In
deze naald bevinden zich een hyper
dunne elektrische verwarmings
draad (0,1 mm) en een even dunne
temperatuurvoeler op een vaste af
stand van elkaar. De overblijvende
ruimte in de naald wordt opgevuld
met een elektrisch zeer goed isole
rende stof. De meetnaald wordt in
het medium gestoken, waarvan de
warmte-eigenschappen bepaald
moeten worden. Afhankelijk van
deze warmte-eigenschappen wordt
de door de stookdraad geleverde
warmte sneller of langzamer door
het medium opgenomen, waardoor
de temperatuur bij de voeler langza
mer of sneller stijgt.
Door te volgen hoe de temperatuur
per sekonde verandert, is het moge
lijk de beide warmte-eigenschappen
Een opname van een zeer lichte zavel (vergroting 7 x lineair). Wit of lichtgrijs
is zandkorrels, grijs is kleideeltjes en zwart zijn de poriën en gangen in de
grond, waarin zich dus lucht of water bevindt.
met behufp van het theoretische
model te berekenen. Omdat een
korrelstruktuur in het algemeen ge
brekkig kontakt maakt met de glad
de wand van de naald, moet in het
model een zogenaamde "kontakt
weerstand" worden ingevoerd. Van
Haneghem is er als eerste in geslaagd
deze kontaktweerstand te meten.
Om in vochtige korrelstrukturen de
invloed van vochttransport als gevolg
van de geproduceerde warmte zoveel
mogelijk te beperken, moet de meet-
duur zo kort mogelijk zijn. Ook op
deze punten heeft Van Haneghem
een belangrijke verbetering aange
bracht. Tijdens de meting, die niet
langer duurt dan vijf minuten, be
draagt de totale temperatuurstijging
minder dan een halve graad. Dit be
tekent dat de geregistreerde stapjes
soms kleiner zijn dan één duizendste
graad.
(Uit: Nieuws uit Wageningen; C.C.)
In België, Frankrijk en Nederland samen werden vorig jaar 49.828 ha
vezelvlas uitgezaaid, wat 8.169 ha of 14 pet minder is dan het jaar
daarvoor, toen het areaal zich vrijwel stabiliseerde op het peil van '79.
Het is de tweede maal sedert 1970 dat de uitzaai onder de 50.000 ha
blijft; het dieptepunt was 1973, toen slechts 47.552 ha werden geteeld.
Deze inkrimping van het Westeuro- 1980 - en dit voor het eerst sedert
pees uitzaaicijfer vinden wij in de
drie onderscheiden landen terug.
Voor de voornaamste relatieve da
ling moeten wij terecht in Neder
land, waar het areaal rla de verrui
ming in 1980 het jaar daarop met
1.157 ha of 27,5 pet terugviel tot op
zijn laagste niveau van de laatste ja
ren. Frankrijk neemt de belang
rijkste absolute inkrimping voor zijn
rekening: zijn uitzaai bereikte nog
slechts 40.422 ha, zijnde 6.108 ha of
ruim 13 pet minder dan in 1980. Ook
in België zette de daling zich voort.
Het feit dat de daling beperkt bleef
tot 904 ha of 12,4 pet (zowel in rela
tieve als absolute cijfers de geringste
schommeling van de drie landen),
belet niet dat ook ons uitzaaicijfer
vorig jaar een nieuw dieptepunt be
reikte.
Gewoontegetrouw berekenden wij
ook het relatieve aandeel van de drie
onderscheiden landen in de globale
West-Europese uitzaai. Nadat het
aandeel van België in het verleden
veelal schommelde rond 15 a 16 pet,
zien wij dat hei de laatste jaren
merkbaar teruggevallen is en in '81
nog 12,7 pet bereikt. Nederland zag
z'n aandeel slinken tot iets meer dan
6 pet. Frankrijk, dat in '80 iets van
zijn belang had moeten inboeten, zag
het jaar daarop zijn aandeel in de
Westeuropese uitzaai opnieuw oplo
pen tot ruim 81 pet.
Nederland
Nadat het Nederlandse areaal in
1977 - een verruiming had gekend
met 469 ha, viel het uitzaaicijfer in
'81 met 1.157 ha of ruim 27 pet terug
op een nieuw dieptepunt, zijnde
3.054 ha.
In tabel 4 hierna geven wij de verge
lijking van het Nederlandse uitzaai
cijfer '81 met het jaar voordien, ver
deeld over de verschillende provin
cies.
Zo te zien is de inkrimping van het
Nederlandse areaal een vrij alge
meen verschijnsel; enkel Friesland
maakt hierop een uitzondering. Het
verschil met 1980 neemt bovendien
over het algemeen belangrijke pro
porties aan. In de rangschikking van
de provincies volgens het belang van
hun uitzaai, deden zich wel enkele
verschuivingen voor. Door de op
merkelijke min-uitzaai in Noord-
Holland wordt deze provincie voor
bijgelopen door Noord-Brabant.
Aan de staart van de rangschikking
verwisselden Friesland en Zuid-
Holland ook onderling van plaats.
Zeeland
Zeeland blijft het voornaamste win-
ningsgebied voor vlas; toch deed er
zich een areaalinkrimping voor met
ruim 936 ha. Niettegenstaande deze
toch aanzienlijke daling, liep het
aandeel in het totale Nederlandse
areaal toch slechts terug van 76,8 pet
in 1980 tot 75,3 pet het jaar daarna.
Vlasberichten
Provincies
1980
1981
verschil
verschil
ha
pet
Zeeland
3.237.04
2.300,52
- 936,52
- 28,93
Overijsel (N.O.P.
en Flevoland)
673,73
599,07
74,66
- 11,08
Noord-Brabant
104,65
69,13
35,52
- 33,94
Noord-Holland
105,30
45,55
59,75
- 56,74
Groningen
45,01
21,45
23,56
- 52,34
Friesland
10,20
12,19
1,99
19,51
Zuid-Holland
35,65
6,00
29,65
- 83,17
4.211,58
3.053,91
- 1.157,67
- 27,49
In Engeland heeft men de oude
vogelverschrikker vervangen door
een robot. Met gebruikmaking
van de modernste mikro-elektro-
nika is het gelukt een robot te
vervaardigen die zeer effektief (en
milieuvriendelijk) vogels uit
boomgaarden en van akkers ver
jaagd. Hij is zo gekonstrueerd dat
hij vrijwel geen onderhoud vraagt
en jarenlang storingsvrij kan wer
ken. Zelfs vogelbeschermingsor
ganisaties zijn enthousiast over
deze robot daar hij de vogels al
leen maar verjaagd van de voor
boer- tuinder en fruitteler zo be
langrijke produkten. In Engeland
en Schotland schat men de be
reikte besparingen tussen de 10 en
15% van de oogst.
De robot draait met kop en armen
in het rond en stoot daarbij gelui
den uit. Om gewenning te voor
komen werkt de robot op onre
gelmatige momenten en geduren
de variërende perioden. Door een
fotoëlektrische cel wordt het sys
teem automatisch aan- en uitge
schakeld zodat het gedurende de
nachtelijke uren niet werkt.
SS 80 SYSTEEM ALS PART
NER VAN KNALAPPARAAT
Vele landbouwers, tuinders en
fruittelers beschikken over een
z.g.n. knalapparaat. De werking
daarvan kan aanzienlijk worden
verbeterd door er in de buurt een
SS 80 LUISTERVINK bij te
plaatsen. De SS 80 LUISTER
VINK is uitgerust met een elek
tronisch oor. Het hoort de knal,
wacht 1 tot 60 sekonden en geeft
dan een stoot op haar hoorns.
(Inlichtingen: tel. 013 - 346085).
De Werkgroep Veenkoloniën is er van overtuigd dat over een aantal
jaren hennepteelt ten bate van een regionale papierindustrie mogelijk
is. De huidige hoofdgrondstof voor papier wordt steeds duurder en er
vindt steeds meer roofbouw op hout plaats. Vooral in ontwikkelings
landen wordt dit probleem steeds nijpender. Al met al genoeg redenen
om aan te nemen dat de papierindustrie ook bij een goede prijs voor de
boeren belang zal hebben bij hennep als grondstof. Ook de werkgele
genheid in noord-oost Nederland heeft dringend behoefte aan nieuwe
impulsen.
Dit zijn de belangrijkste redenen waarom de Werkgroep Veenkoloniën
onverminderd verder gaat met het stimuleren van onderzoek.
Deze week verschijnt het verslag van
5 studenten van de Landbouwhoge
school waar de Werkgroep ruim een
jaar mee heeft samengewerkt. In dat
verslag staat onder andere te lezen
waarom het onderzoek opgezet is en
welke vragen er nog zijn met betrek
king tot de teelt van hennep.
Bé van der Molen, akkerbouwer in
Orvelte en lid vao de Werkgroep
Veenkoloniën, zegt over de kansen
van hennep het volgende: "We
moeten voorzichtig zijn met het
wekken van al te hoge verwachtin
gen. Er zijn afgelopen winter al boe
ren bij ons geweest om te vragen of
ze hennep in hun bouwplan op kon
den nemen. Het leeft wel, je kunt
duidelijk merken dat er behoefte is
aan een extra gewas in het bouwplan.
Het nauwe bouwplan met aardap
pels, bieten en een beetje graan is
niet goed voor de grond en veroor
zaakt ziektes in het gewas. Boven
dien zijn we ook financieel veel te
afhankelijk van té weinig gewassen.
De boeren zullen nog wat geduld
moeten hebben. Er is nog geen ver
werkende industrie en voor die er
komt is er nog veel onderzoek no
dig", aldus van der Molen van de
Werkgroep Veenkoloniën.
Al enige jaren is professor du Bois
van een Wagenings Instituut bezig
een goed procédé te ontwikkelen. Bij
dit procédé is het de bedoeling dat de
hele hennepplant tot papier wordt
verwerkt. De energiebehoefte en het
afvalwaterprobleem zijn belangrijke
aandachtspunten bij dit onderzoek.
Volgens de Werkgroep Veenkolo
niën, zal erg veel afhangen van deze
onderzoeksresultaten.
Graanoogst 1981 in Frankrijk
valt tegen
In 1981 werd het areaal tarwe in
Frankrijk met 37% uitgebreid tot
4.36 miljoen ha. Niettemin daalde de
tarweoogst ten opzichte van vorig
jaar met 3,5% tot 22,4 miljoen ton.
waarvan naar raming 19,4 miljoen
ton afgeleverd zal worden.
De ha-opbrengst aan tarwe daalde
van 5200 kg tot 4800 kg, bij gerst van
4500 kg tot ongeveer 4000 ka.
Bij de teelt van suikerbieten, kan het
weglaten van een bekalking op deze
percelen een grote oogstderving tot
gevolg hebben. Wanneer men de
kalktoestand van de grond op peil wil
houden, zal vooral bij een kalkmin-
nend gewas als suikerbieten, om de
vier jaar minstens vier ton schui
maarde per ha noodzakelijk zijn.
Ook de bodemstruktuur is in dit ver
band zeer belangrijk!
De "druk" die de mechanisatie op de
bodem uitoefent, is sterk toegeno
men. Een goede en stabiele bodem
struktuur, vooral op kleihoudende
gronden, speelt in dit verband een
belangrijke rol.
Kalk vergroot de kruimeligheid van
de grond, verbetert de stabiliteit en
gaat verslemping tegen.Schuimaar
de heeft voor het bereiken van een
goede kalktoestand een extra goede
naam vanwege de fijnheid van de
deeltjes en de bijmenging van orga
nische stof die de oplossing van de
kalk in de hand werkt. Het verbete
ren van de kalktoestand met schui
maarde vormt een goede basis voor
een uitstekende opbrengst!
11