Keuze voor zoete Grevelingen van levensbelang voor veel akkerbouwbedrijven op Schouwen-Duiveland Vochttekort door te lage grondwaterstanden kost West-Brabantse landbouw jaarlijks miljoenen Netto meer-opbrengsten geraamd tussen 3,5 en 4 miljoen per jaar Tapioka-export Thailand Verwerking van aardappelen Indien de akkerbouw op Schouwen-Duiveland thans zou kunnen beschikken over voldoende zoet water, dan zou deze sektor daarmee een brutomeeropbrengst per jaar kunnen verkrijgen van 5,3 miljoen gulden. Wanneer men de kosten voor apparatuur en brandstof samenhangend met die beregening daarop in minde ring brengt, resteert een netto-meeropbrengst per jaar van 2,5 miljoen. Uitgaande van geoptimaliseerde bouwplannen (hierbij worden de arbeidskrachten zoveel mogelijk benut), komt men zelfs aan een totale netto-meeropbrengst van 3,1 miljoen per jaar. Het totale areaal dat hierbij beregend wordt, bedraagt bij het huidige bouwplan ca. 4600 ha. en bij een geoptimaliseerd bouwplan ca. 4900 ha. Bij deze berekeningen, die zijn uitgevoerd door het PAGV met een aan het zuidwestelijk zeekleigebied aangepast optimalisatiemo-, del, is geen rekening gehouden met de kosten van (overheids-jinvesteringen ten behoeve van de zoetwater- voorziening. De kosten van het zoet maken van de Grevelingen worden geraamd op ongeveer 20 miljoen. Wanneer wordt uitgegaan van het alternatief, aanvoer van zoet water via een buis uit bijv. het Zoommeer of uit het Haringvliet, dan bedragen deze kosten respektievelijk ca. 25 en 100 miljoen. De kosten die in de sfeer van waterschapswerken op Schouwen-Duiveland zouden moeten worden gemaakt (bouw hevels, op- malingen, stuwen, duikers, grondwerk e.d.) worden begroot tussen de 18 en 22,5 miljoen gulden. Voor het vergroten van de waterlopen zal tussen 25 en 40 ha. landbouwgrond nodig zijn. Dit werd bekend gemaakt op een vrijdag 26 februari j.l. door de Ge westelijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap georganiseerde informatieve bijeenkomst in het "Huis van Nassau" te Zierikzee. Op tafel lag de deelstudie landbouw van de studie "Grevelingen zout/zoet", waarin vervat de resultaten van een onderzoekswerkgroep naar de voor delen die de akkerbouw kan hebben van een goede zoetwatervoorziening op Schouwen-Duiveland. Naast deze op de landbouw afgestemde studie zullen er binnen afzienbare tijd ook nog deelstudies gereed komen over visserij, natuurbehoud, rekreatie en natuur en landschap. Deze studies zullen in april door Rijkswaterstaat tot één geheel worden samengevat en vervolgens in de inspraak worden gebracht. Tijdens de bijeenkomst, die was geopend door de voorzitter van de distriksraad, de heer L.J. van Gastel (hij was verheugd over de grote opkomst-ca. 100 belangstellen den w.o. 2 leden van provinciale sta ten van de VVD) bleken de voorde len van beregening voor de fruitteelt, de tuinbouw en de veeteelt, die in totaal ca. 1000 ha. in beslag nemen, niet gekwantificeerd. Geraamd mag worden dat de voordelen voor deze sektoren nog eens 1 miljoen zullen belopen. Er zal voor al een hoog rendement zijn bij druppelbevloeiing in de fruit teelt en bij de teelt van bolgewassen. Dit betekent dat bij de netto-op brengst vermeerdering voor de ak kerbouw in feite nog eens 1 miljoen moet worden bijgesteld zodat de net to opbrengstvermeerdering van een goede zoetwatervoorziening voor de landbouw totaal neerkomt op tussen 3,5 en 4 miljoen. Intensivering bouwplan De heer P.K. Cevaal van het PAGV spitte in zijn inleiding de bedrijfse conomische effekten uit van zoetwa tervoorziening door beregening (In filtratie blijkt niet of nauwelijks mo gelijk). Hij vertelde o.m. dat de ge middelde bedrijfsgrootte van akker bouwbedrijven op Schouwen-Dui veland betrekkelijk klein genoemd kan worden. Op basis van CBS-cij- fers uit 1980 blijkt-indien de akker bouwbedrijven kleiner dan 10 ha. buiten beschouwing worden gela ten-dat van de overige bedrijven 47% kleiner is dan 30 ha. Omdat be- drijfsvergroting moeilijk is, kan ter verbetering van het bedrijfsinkomen de kostenstruktuur worden verbe terd maar een mogelijkheid is na tuurlijk ook intensivering van het bouwplan. Dit laatste nu is goed mogelijk door op Schouwen-Duive land een goede zoetwatervoorzie ning fe kreëren. Met behulp van de eerder vermelde optimalisatiemodel kwam hij vervolgens tot de hiervoor aangegeven netto-meeropbrengsten voor de akkerbouw. Opbrengstverhogingen Ervan uitgaande dat bij het gemiddeld huidige bouwplan de beregenings- kosten in een gemiddeld jaar bij 3 x beregenen plm. 600,— per ha. be dragen, (beregening is dus pas renda bel als de meeropbrengst meer dan 600,— bedraagt), dan blijkt bere gening van wintertarwe, graszaad, schokkers, prei in januari, maart, spruitkooP en winterbloemkool niet. Wel is beregening rendabel bij kon- sumptieaardappelen, suikerbieten, zaai- en plantuien, witlofwortelen, winterpeen, knolselderij en prei, no vember/december, althans op de meeste profielen, op Schouwen-Dui veland. Volgens de berekeningen van de heer Cevaal bedragen de te reali seren opbrengstverhogingen bij, kon- sumptieaardappelen gemiddeld over alle profielen 17,7%, voor prei gemid deld 1,9%, voor zaai-uien gem. 10,5%, voor plantuien 133%» voor witlof wortelen, 1,2%, voor winterpeen 3,2% en voor knolselderij 133%. De te realiseren opbrengstverhoging bij suikerbieten van 10,1% lijkt in relatie tot konsumptieaardappelen en de uien met hoog, zo meent ir. Cevaal. Beregening bij optimaal bouwplan Bij optimalisatie van de bedrijfsvoe ring treden er t.a.v. de huidige si tuatie aanzienlijke veranderingen op in het bouwplan, maar eveneens in dien men al dan niet beregent. Zo zal bij de kleinere bedrijven uitgaande van gem. 20 ha., het aandeel grove groenten (inkl. uien) toenemen van 11% nu tot 38% bij optimalisatie en grove 49% bij optimalisatie gekom- bineerd met beregening. Financieel aantrekkelijk blijken vooral de ge wassen witlofwortelen, spruitkool en plantuien. De opname in het bouw plan van prei en winterbloemkool blijft beperkt door de hoge arbeids- aanspraak. De uitbreiding van groentegewassen zal vooral ten koste gaan van suikerbieten en de overige akkerbouwgewassen. Bij het gemid deld grotere bedrijf van 40 ha., neemt het aandeel grove groenten (inkl. uien) minder toe nl. van 10% tot 25% bij optimalisatie en tot 29% bij optimalisatie met beregening, dit als gevolg van een betere man/ grondverhouding bij de zo grotere bedrijven. Verder gelden dezelfde konklusies als bij het kleinere be drijf, aldus is Cevaal. Effekt bouwplan groot Samengevat en gemiddeld zal een optimalisering van het bouwplan in kombinatie met beregening voor Schouwen-Duiveland het volgend ef fekt kunnen hebben op het bouwplan: het akkerbouwgewassenaandeel zou kunnen dalen van 89% nu tot 68% terwijl het totaal aandeel van grove groenten toe zou kunnen nemen van 11% thans tot 32% in de optimale si tuatie met beregening. De heer Ce vaal ten slotte: "Het is sterk de vraag of deze uitbreiding van het areaal groentegewassen gerealiseerd kan worden. Immers nationaal gezien is er nauwelijks ruimte voor een derge lijke uitbreiding gegeven de marktsi tuatie. Wel acht hij het mogelijk dat er regionale verschuivingen op kun nen treden. Kosten 20 miljoen Ing. J.W. Busser van de Landinrich- tingsdienst gaf de aanwezigen een in zicht in de kosten van de watervoor ziening en in het ontwerp wateraan- voerplan. Dit plan heeft zo zei hij, een nog enigszins indikatief karakter. Bij de berekening van de kosten van wa tervoorziening (bij een zoet Greve lingen ca. 20 miljoen) is er van uitge gaan dat zoveel mogelijk van bes taande waterlopen en sloten gebruik wordt gemaakt. Uitgangspunt is ge weest dat nergens het peil hoger dan 70 cm. onder het maaiveld mag ko men. Overigens blijkt dat het peil vrijwel overal op plm. 1 meter onder het maaiveld komt. Drains gaan op slechts enkele plekken onder water. De kavelsloten zijn groot genoeg voor de wateraanvoer in de winter omdat het peil verhoogd wordt. Wel zullen voor de doorvoer en de door- spoelwaterlopen aanpassingen nodig zijn. Uiteraard moeten ook kunst werken worden uitgevoerd. De samenstellers van de deelstudie landbouw t.b.v. het rapport Grevelingen zout zoet: van K.N.L.: ir. H. Ton van de Landinrichtingsdienst tevens voorzitter van de onderzoeks werkgroep, L.J. v. Gastel voorzitter districtsraad van het Landbouwschap, ir. P.K. Cevaal van het PAGV en ing. J.W. Busser van de Landinrichtingsdienst. Ing. Busser vroeg zich af of heel Schouwen-Duiveland zoet moet wor den. Er is bijv. relatief veel zoet water nodig om de extra zoute gebieden de Prunje en het gebied direkt ten wes ten van Zierikzee op een voor de landbouw aanvaardbaar Cl-gehalte te houden. Het wel of niet meenemen van de Prunje en het gebied ten wes ten van Zierikzee geeft een verschil aan kosten van ca. 4 miljoen. Over het beheer van zo'n heel door- voerstelsel en over het gebruik ervan is nog niet zoveel bekend. Busser opperde de mogelijkheid om lage peilen aan te houden teneinde het zoute water goed en snel uit te slaan en daarna het zoete water in te laten. De jaarlijkse onderhouds-en exploi tatiekosten van het zoetwatersysteem raamde hij tussen de 5 en 10% van de totale investeringskosten. Vervolgstudie Ir. H. Ton van de Landinrichtings dienst als voorzitter van de onder zoekswerkgroep aan het begin van de informatieve bijeenkomst een overzicht gegeven van de achter gronden van het onderzoek dat een initiatief is van Rijkswaterstaat en moet resulteren in een bedrijfsana- lytische studie "Grevelingen zout of zoet?" Hij verwees o.m. naar een vervolgstudie waarbij de zoetwater voorziening van geheel Zuidwest- Nederland aan de orde zal komen. Daarbij zullen zowel de Provincie Zeeland als Noord-Brabant de voor trekkersrol vervullen. Dit vervolgon derzoek zal starten na het gereedko men van het rapport "Grevelingen Zoet Zout" en gereed zijn geruime tijd voor de sluiting van de dammen. J. WIERENGA In de loop van 1980 werd de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap gekonfronteerd met iri de praktijk gekonstateerde grondwaterstands dalingen in West-Brabant. Dit was aanleiding tot het formeren van een werkgroep die deze zaak heeft onderzocht. Deze werkgroep is onlangs met een eindverslag uitgekomen. De belangrijke konklusies van het onderzoek zijn van niet geringe betekenis: In het betreffende gebied (dat aan de noordzijde globaal wordt begrensd door de rijksweg Bre- da-Bergen op Zoom en aan de oostzijde door de Reijenstoring) be draagt de oogstvermindering in een gemiddeld jaar als gevolg van vochttekort in de bodem ongeveer 8% oftewel 20 miljoen gulden terwijl dit in een 10% droog jaar (komt gemiddeld een keer per 10 jaar voor) respektievelijk 20% en 60 miljoen gulden bedraagt. Ervan uitgaande dat maximaal 75% van de oppervlakte zal worden beregend en rekening houdend met een verlies van 25% is voor het opheffen van de bedoelde watertekorten respektievelijk 10 en 35 mil joen m3 water nodig. In het rapport "Grondwater West- Brabant" worden ook enige moge lijkheden opgesomd om tot een op lossing van dit watertekort te komen. Wanneer dit water ter plaatse (in open water of in de grond niet aan wezig is) zijn er toch^iog verscheide ne mogelijkheden voor watervoor ziening. Zo kan men het water vast houden in het voorjaar en men kan het terugpompen uit voorraadbek- kens in de bestaande watergangen. Ook is het mogelijk water aan te voeren uit voorraadbekkens via een aan te leggen systeem van watergan gen tot aan de hoogste gronden, ter wijl ten slotte ook water aangevoerd kan worden uit voorraadbekkens naar plaatsen waar het aan het grondwater kan worden toegevoegd waarna boer en tuinder het weer kunnen oppompen voor de berege ning. Vanwege de hoogteverschillen, zo wordt in het rapport gesteld, hebben de eerste twee mogelijkheden slechts een gering effekt. In de laatste twee mogelijkheden bestaat vanwege ge brek aan onderzoeksgegevens nog onvoldoende inzicht. De samenstellers van het rapport achten het dan ook gewenst dat de oorzaken van de grondwaterstands daling ten zuidwesten van Roosen daal worden onderzocht en dat zo spoedig mogelijk ook onderzocht dient te worden in hoeverre het mo gelijk is water aan te voeren uit voorraadbekkens via een aan te leg gen systeem van watergangen en wat de mogelijkheden zijn van het toe voegen van water aan het grondwa ter. In Thailand bestaat toenemende weerstand tegen een "vrijwillige" beperking van de export van tapioka naar de landen van de Europese Gemeenschap. Naar verwachting zal de produktie van tapioka dit jaar rond 7 miljoen ton bedragen, waarbij op te merken is dat voor 2 miljoen ton nog geen afzet gevonden is. In 1981 bedroeg de export uit Thai land ruim 6,3 miljoen ton, waarvan de Gemeenschap met ruim 5,5 mil joen ton de grootste afnemer was. Er wordt melding gemaakt van een dreigen van de kant van de Ge meenschap de invoerheffingen te verhogen. Thailand is tot nu toe niet aangeslo ten bij het GATT. doch zal in de loop van dit jaar naar aangenomen wordt wel tot deze internationale overeen komst inzake handel en tarieven toetreden. Het Produktschap voor Aardappelen maakt bekend dat in de maand ja nuari door de industrieën 76.000 ton aardappelen is verwerkt tot pommes frites, puree, chips en andere kon- sumptieprodukten. In januari 1981 bedroeg de verwerk te hoeveelheid 61.000 ton, in januari 1980 eveneens 61.000 ton en in ja nuari 1979 44.000 ton. De export en import van aardappel- konsumptieprodukten komen in de maand januari omgerekend tot verse aardappelen, overeen met de vol gende hoeveelheden. Export totaal uitgedrukt in verse aardappelen 52.800 ton en Import totaal uitgedrukt in verse aardappe len 3.400 ton. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 13