De kostenbewaking in de varkensmesterij
Perspektief varkensmarkt
Duitsland in 1982
Paniekreakties op
varkensmarkt
Vooral aankoopkosten biggen en voerprijzen zijn belangrijk
Konklusie:
Biggenprijs
Voerkosten
Voergift en
voederkonversie
Aflevering varkens
Duitsland
Konsulentschap voor de
Varkens- en
Pluimveehouderij, Tilburg
Ing. J.J. Jansen
Varkens moeten onder optimale omstandigheden worden gemest!
groei en voederkonversie.
Wanneer echter onbeperkt wordt
gevoerd, neemt weliswaar de groei
nog toe, maar stijgt de voederkon
versie zoveel, dat het uiteindelijke
rendement weer afneemt.
Tabel II toont dit aan. Daarbij moet
opgemerkt worden dat het in de
groep met een gem. voergift van 2,4
kg per varken per dag slechts om 10
bedrijven gaat. Toch mag uit deze
jtabel gekonkludeerd worden, dat het
optimale rendement wordt verkre
gen op de bedrijven van de groep die
uitkomt op een gemiddelde voergift
van 2,2 tot 2,4 kg per varken per dag
berekend over de gehele mestperio-
de.
- aankoopkosten van biggen en
voer zijn in de varkensmesterij de
hoogste kostenposten
- de voerkosten per kg groei zijn
een belangrijke graadmeter voor
het kostenivo, waartegen wordt
geproduceerd
- één cent verschil in voerkosten
per kg groei levert uiteindelijk
230 meer- of minder opbrengst
per varken per jaar op
- volgens praktijkgegevens kan op
meer bedrijven bij gezonde var
kens die onder optimale omstan
digheden worden gemest, met een
hoger voernivo een hoger rende
ment worden gehaald.
TABEL II Relatie voergift per varken per dag en behaald resultaat
deeladministraties nov.1980 C.V.P.Tilburg)
gem-voergift
per varken
per dag
2,0 2,0 - 2,2 2,2 - 2,A 2,A verslaggemiddelde
aantal bedrijven
16A
136
176
10
390
varkens per bedrijf
565
575
335
211
50A
gem.daggroei
613
661
722
739
6A7
voederconversie
3,10
3,15
3,12
3,29
3,11
voerkosten per kg
groei in gids.
1,71
1,73
1,71
1,82
1,72
uitval
2,85
2,30
2,00
1,90
2,3
EAA IA
7A
7A
73
7A
7A
Rentabiliteitsindex
-1,30
-0,19
+9,56
-6, AA
0
De Brabantse varkensmesteri» hebben in 1981 ruim 5,5 miljoen slacht-
varkens geproduceerd.
Deze produktie vindt plaats op mesterijbedrijven tegen een bepaalde
kostprijs. De aankoopkosten van de biggen en de voerkosten zijn de
belangrijkste kostenfaktoren. Samen maken ze ruim 80% uit van de
produktiekosten per slachtvarken. Sprekend over kostenbewaking zal
binnen bedrijfsverband sterk op deze onderdelen moeten worden gelet.
Het overgrote deel van de Brabantse
biggen wordt verhandeld op basis
van het biggenprijzenschema voor
Zuid-Nederland.
De prijs voor de biggen die door de
mesters wordt betaald varieert bij dit
systeem naar gelang de hoogte van
de vleesprijs voor slachtvarkens in de
betreffende week en is verder afhan
kelijk van het gewicht van de biggen.
Uitgangspunt daarbij is een zo eer
lijk mogelijke verdeling van winst of
verlies tussen fokker en mester. Bij
een goed funktioneren en toepassen
van het schema is de biggenprijs een
gegeven en heeft de mester weinig
direkte invloed op de hoogte ervan.
De mester mag wel eisen dat de big
gen voldoen aan de voorwaarden
zoals die in het prijzenschema staan
omschreven.
Anders ligt het bij de voerkosten.
Deze kostenpost maakt bijna 50% uit
van de totale produktiekosten per
slachtvarken. Omgerekend per var
ken per jaar ongeveer 450,—
De hoogte van dit bedrag wordt be
paald door de werkelijk betaalde
voerprijs per 100 kg en de hoeveelheid
voer die per varken per jaar nodig is
(voederkonversie). In de technische
administraties zoals die door het
Konsulentschap worden verwerkt
wordt deze kostenpost o.a. uitgedrukt
in het kengetal VOERKOSTEN
PER KG GROEI.
In de praktijk blijken hierin grote
variaties voor te komen. Zo blijkt b.v.
uit de jaarcijfers van de deeladmi
nistraties van november 1980 dat
tussen de groep met 50 beter uitko
mende bedrijven en 50 slechter uit
komende bedrijven het verschil in
voerkosten per kg groei 45 cent be
draagt^ l,50t.o.v. 1,95).
Elke cent verschil in voerkosten per
kg groei betekent uiteindelijk 2,30
meer of minder opbrengst per var
ken per jaar. Bij vergelijking van de
ze twee groepen dus ruim 100 gul
den.
Het overgrote deel van de Brabantse varkens wordt verhandeld.
Ingedeeld naar saldo, blijken de
voederkonversie met daaraan ge
koppeld de betaalde voerprijs de
hoogte van het behaalde saldo sterk
te beïnvloeden.
Dit blijkt uit de volgende tabel.
Opgemerkt moet worden dat de ho
gere voerprijs in groep I veroorzaakt
kan zijn door een hoger betaalde
prijs voor het vleesvarkensvoer maar
eveneens door meer gebruik van
duurdere biggenvoeders en/of me
dicinaal voer.
Vastgesteld moet echter worden dat
in de groepsvergelijking deze moge
lijke invloed niet heeft geleid tot een
gunstigere voederkonversie en lagere
voerkosten per kg groei.
Bij gezonde mestvarkens die onder
verslag-
gemid.
390
50A
3,11
55,18
1,72
gunstige omstandigheden worden
gemest kan door verhoging van de
voergift de daggroei gunstig worden
beïnvloed.
Zolang daarbij niet onbeperkt wordt
gevoerd wordt de voederkonversie
niet of nauwelijks ongunstiger en bij
normale prijsverhoudingen neemt
het rendement dus toe. Er bestaat
zelfs een positieve korrelatie tussen
TABEL I Resultaten varkensmesterij (deeladministraties nov.1980)
C.V.P.Tilburg
Saldo per m.v. per jaar groep I groep II groep III
70 gld. 70 - 90 gld. 90 gld.
aantal bedrijven
166
78
1A6
varkens p.bedrijf
A56
608
520
voederconversie
3,33
3,19
2,97
betaalde voerprijs
in gids.
56,25
55,20
55,10
voerkosten per kg groei
in gids.
1,87
1,76
1,6A
Produktschap voor Vee en Vlees
Dat sinds medio januari de varkensprijzen met 40 ct/kg zijn gedaald,
schrijft de Advieskommissie van het Produktschap voor Vee en Vlees
aan uiteenlopende redenen toe.
In de openbare vergadering van het bestuur van het Produktschap op 10
februari werden als zodanig genoemd naast de gebruikelijke terughou
dendheid van de afnemers aan het begin van het jaar vooral het ont
staan van een tijdelijke overschotsituatie op de Duitse markt.
Daardoor veranderde de afzetmarkt binnen de Gemeenschap van een
verkopers- naar een kopersmarkt, waardoor mede door enige "paniek"
en versnelde leveranties de prijs snel afbrokkelde. Daarnaast is er in
Duitsland wat invoer uit Oost Duitsland, wat later werd afgeremd door
een verhoging van de sluisprijsheffing per 1 februari.
Stabilisatie
De varkensmarkt heeft zich hersteld
tot meer normale verhoudingen. Wat
dan normale verhoudingen zijn is de
vraag, waarover in het bestuur werd
gediskussieerd.
De basisprijs is voor 1 november a.s.
vastgesteld op 5,24. Basisprijs be
tekent streefprijs en de heer J. Oos-
trom was van mening dat de mesters
deze prijs nodig hebben.
Het betekent dat de varkensprijs nog
maar op ongeveer 50% van de prijs
van rund- en lamsvlees ligt, aldus de
heer Oostrom. Hij meende dat ook
met een basisprijs van 5,24 geen al
te grote uitbreiding van de mesterij te
verwachten zou zijn, dit gelet op de
steeds toenemende kosten.
Voorzitter ir. G.A.J.M. Meyer was
voorstander van een mogelijkheid
tot permanente partikuliere opslag.
Hij vond het wenselijk dat daarvoor
een goede konstruktie gevonden
dient te worden. Hij wees er nog eens
op dat de basisprijs van 5,24 zoals
die door Brussel is vastgesteld geen
garantie inhoudt.
Het LEI becijferde een biggennote-
ring van 120 voor biggen van 22
kg, wat betekent dat sedert midden
januari de prijzen met 10 zijn ge
daald. De schemaprijzen daalden
overigens nog sterker.
Slachtrundermarkt
Weinig gunstige mogelijkheden met
betrekking tot de afzet in Grieken
land en Italië hebben geleid tot een
druk op de prijzen van slachtrunde-
ren, met name wat stieren betreft.
Voor de overige kategoriën was de
marktsituatie redelijk prijshoudend.
Voor nuchtere kalveren en vette kal
veren waren de prijzen in de afgelo
pen weken duidelijk lager, als gevolg
van geringere vraag in Duitsland en
Frankrijk.
Voor lamsvlees blijven de prijzen op
een niveau van gemiddeld 10,50
per kg geslacht.
Keuringskosten
De heer L. de Wijze bracht de keu
ringskosten in diskussie wat de heer
Oostrom aanleiding gaf nog eens te
pleiten voor een verlaging van de
keuringskosten bij levende uitvoer.
Voorzitter Meyer zegde toe dat
daarover bij komende gelegenheden
wel weer eens over gesproken zal
worden, doch al te veel resultaat zal
dat (althans direkt) niet opleveren,
zo bleek wel uit de reakties.
vdw
Verwacht mag worden dat in 1982 de
varkensprijzen in Duitsland hoger
zullen zijn dan in 1981.
Dat is de mening van een kommissie
van deskundigen, die tot deze mening
gekomen zijn na analyse van de uit
komsten van de veetellingen van 3
december 1981.
Wat slachtrunderen betreft wordt
weinig verandering verwacht. De
konsumentenprijzen zullen voor var
kensvlees wat hoger liggen dan in
1981, voor rundvlees ongeveer gelijk
zijn aan 1981.
Naar raming zullen in 1982 in
Duitsland 36,60 miljoen slachtrijpe
varkens afgeleverd worden. Vergele
ken met vorig jaar is dat 370.000
stuks of 1,0% minder.
Eerst aan het eind van 1982 zal de
produktie wat groter zijn dan in
1981.
Men verwacht een ongeveer gelijke
import als in 1980. In 1981 bedroeg
de gemiddelde prijs voor de mesters
DM 3,84 voor varkens kl. II, terwijl
voor 1982 een gemiddelde prijs ge
raamd wordt van DM 4,00 tot 4.10
per kg geslacht. Vergeleken met de
gemiddelde prijs in 1976/1980 bete
kent dat 12% meer.
Tellingsuitkomsten
In december werden ongeveer 22,33
miljoen varkens geteld, of 1% minder
dan in december 1980.
Het aantal drachtige zeugen was met
1,68 miljoen ongeveer 1,7% kleiner
dan vorig jaar. Het aantal biggen
daalde met 1,3% tot 6,02 miljoen
stuks.
Produktie
In 1981 bedroeg de produktie van
varkensvlees, afkomstig van slach
tingen van binnenlandse varkens,
vermeerderd met de nettoimport
36,97 miljoen stuks.
Gemiddeld tegenover de produktie
in de periode 1976/80 betekent dat
een toename van 6%.
Het gemiddeld slachtgewicht was
wat lager, waardoor de varkens-
vleesproduktie met 1,9% daalde.
Er is een hoofdelijk verbruik becij
ferd van 49,9 kg, dat is 0,3 kg minder
dan in 1980.
De zelfvoorzieningsgraad daalde tot
86%. De konsumenten hebben 4,5%
meer besteed aan varkensvlees dan
in 1980.
vdw
In het jaar dat liep van juli 1980 t/m
juni 1981 werd volgens gegevens van
het Duitse ministerie van Voedsel
voorziening 17,3% van de afgelever
de slachtrijpe varkens aan verzend-
slachterijen geleverd. In 1979/80 was
dat nog 13,1%.
Aan koöperaties en veehandel werd
36,1% van de totale produktie afge
leverd, vergeleken met 37,5% in
1979/80.
Aan slagers en eindverbruikers ging
46,4% van de totale produktie verge
leken met 49,4% in 1979/80.
Biggenprijzen gedaald
18