Veehouderij
H
r i
Onkruidbestrijding
Toepassing Roundup in het
voorjaar
Tarweteelt - gericht
werken!
Epipré
Groenbemesting
Graslandverzorging
Herkennen van tochtigheid
Stierenkeuze
Rassenkeuze snijmais
-
Met behulp van een heftruck, hef-
mast of voorlader en een kistenkan-
telaar kan men de aardappelen van
de ene kist in de andere laten lopen.
Het omstorten moet plaatsvinden
zodra de kiemen op circa 20 cm
diepte in de kist een lengte hebben
van 1 2 cm. Op sommige bedrijven
heeft men goede ervaringen met los
se aanvoer waarbij de opslag op het
bedrijf in kipwagens plaatsvindt. Het
omstorten kan dan plaatsvinden
door de aardappelen via een tran
sportband van de ene wagen naar de
andere te laten lopen.
Niet geforceerd opwarmen moet men
voorzichtig zijn. Zijn de kiemen een
maal los, dan is een verdere groei
moeilijk tegen te houden. Als regel
wórden in de maand maart weinig
aardappelen gepoot, uitgezonderd
voor de vroege oogst. Vroeg poten in
een koude natte grond moet worden
ontraden. Willen we ook in 1982 weer
aardappelen van goede kwaliteit te
len, dan dienen we gebruik te maken
van goed voorbehandeld pootgoed.
Op sommige percelen kan het nodig
zijn bij het voorkomen van veel en
vroeg onkruid een chemische on
kruidbestrijding over de ploegsne-
den uit te voeren met Gramoxone of
Reglone. Na het zachte weer in fe
bruari kan het onkruid te groot en te
diep beworteld zijn om met goed ef-
fekt mechanisch te worden bestre
den. Vaak zal men dan genegen zijn
om een dusdanig diepe grondbewer
king uit te voeren dat toch alle on
kruid meegenomen wordt. En dat
betekent niet zelden dieper dan voor
de struktuur van de grond goed is.
Een chemische bestrijding heeft dit
nadeel niet.
In percelen wintergraan kunnen
tweezaadlobbige onkruiden worden
bestreden met DNOC of Herbogil.
Het onkruid moet dan nog erg klein
zijn. Eén zeer opdringerig soort on
kruid willen we met name noemen'
namelijk het kleefkruid. De bestrij
ding hiervan verdient bijzondere
aandacht.
Kleefkruid is spoedig te groot voor
DNOC of Herbogil. Toevoeging van
2 liter MCPP (mecoprop) versterkt
dan het effekt, ook op wat grotere
muur en kamille. Aangeraden wordt
veel water te gebruiken. Als het
DNOC-stadium ruim gepasseerd is
kan men het beste wachten tot het
kleefkruid plm. 10 cm hoog is. Bij
een gewaslengte van 12 a 15 cm kan
dan DM 68 worden ingezet. Deze
kombinatie die ook mecoprop bevat
is nogal wat duurder dan mecoprop
alleen, maar de werking op kleef
kruid is beter. Ook worden verschil
lende andere onkruiden dan beter
bestreden.
Onderschat kleefkruid niet. Pak het
vooral in tarwe grondig aan.
Voor de suikerbieten zijn thans twee
middelen beschikbaar voor toepas
sing bij het zaaien, namelijk Pyramin
en Goltix. Het laatste middel kan
zowel kort na net zaaien als na op
komst, wanneer de bieteplantjes
twee echte blaadjes hebben, worden
gebruikt.
Goltix is duurder dan Pyramin maar
heeft ons inziens duidelijk een plaats
op gronden rond 20% afslibbaar en
lager, waar 4 kg Pyramin te veel is en
dëar is 4 kg Goltix veiliger dan 3 kg
Pyramin.
Verder is Goltix beter werkzaam op
melganzevoet (opgaande meien) en
zeker op zwarte nachtschade. Een
voordeel dat met name speelt op de
zogenaamde rooie grond (oudere
poelgrond). Jammer genoeg laat
Goltix het zitten tegen zwaluwtong
(wilde boekweit). Op grond waar
men - door ervaring geleerd - zwa
luwtong van betekenis verwacht, kan
men béter Pyramin gebruiken.
Niet alle stoppels die daarvoor in
aanmerking kwamen zijn het afgelo
pen najaar behandeld kunnen wor
den tegen kweek en andere worte
lonkruiden. De weersomstandighe
den noopten niet zelden tot uitstel en
ook vaak tot afstel. Nu kan Roundup
ook in het voorjaar toegepast worden
mits
- er voldoende bladmassa aanwezig
is en
- er een voldoend lange wachtter
mijn wordt aangehouden.
Toepassing zonder dat er sprake is
van een goed ontwikkelde onkruid-
vegetatie heeft geen zin. De wacht
tijd die moet worden aangehouden
om een optimaal effekt te bereiken is
al gauw 2 weken maar kan ook wel 4
weken bedragen. Men dient name
lijk te wachten tot de kweek rood
bruin verkleurt. Dit is sterk afhan
kelijk van het al of niet groeizaam
zijn van het weer. Als regel zal men
er van uit moeten gaan dat op per
celen waar men nog vóór mei wil
zaaien toepassing in het voorjaar niet
het gewenste resultaat zal opleveren.
En zó goedkoop is Roundup nou ook
weer niet.
Alle leden van Studiekiubs en Ve
renigingen voor Bedrijfsvoorlich
ting hebben enkele jaren gelegen
een teeltschema voor wintertarwe
toegestuurd gekregen. Een gele
kaart met o.a. de schaal van Fee-
kes. Diep deze kaart weer op uit
Uw buro. Vanaf heden kan hij
weer dienst doen als steun bij het
beslissen over de uitvoering van
diverse teeitmaatregeien voor dit
gewas, o.a. nu bij de stikstofbe
mesting, de onkruidbestrijding en
de inzaai van groenbemesting on
der tarwe.
In dit verband zouden wij ook de
aandacht willen vestigen op Epipré.
Epipré wil zeggen: Epidemie Préven-
tie oftewel: het voorkomen van epi
demieën, in dit geval in tarwe; Het
komt er op neer dat U op grond van
Uw eigen waarnemingen een gericht
advies ontvangt: spuiten of niet spui
ten. Twee voordelen springen hierbij
duidelijk naar voren:
- U wordt er telkens aan herinnerd
dat het tijd is voor bepaalde
waarnemingen;
- U krijgt een advies waarin met
alle mogelijke faktoren - door U
opgegeven en in de komputer ver
zameld - rekening wordt gehou
den, dus helemaal afgestemd op
het bewuste perceel. Voor 50,—
kunt U met Uw perceel (of 2 of 3
percelen, dat maakt niet uit)
meedoen. U kunt zich opgeven bij
Uw bedrijfsvoorlichter.
Bent U in Uw omgéving één van de
eerste die erwten/zaait, stop ze dan
iets dieper weg dan normaal. Dit om
vogelschade te voorkomen. Duist
kan bestreden worden door 3 Vi liter
Avadex in te werken voor het zaaien.
Na opkomst is er ook nog de moge
lijkheid om dit onkruid te bestrijden
met 1 'A liter Fervin 3 liter olie.
In erwten met als ondervrucht karwij
kan gespoten worden met de bo
demherbiciden Campagard en Ivo-
rin Super.
Voor overige bodem- en kontakt-
herbiciden zie "Handleiding 1982".
Kort nog iets over de groenbemes
ting. De groenbemesters hebben de
volgende voordelen:
Positieve bijdrage aan de struk
tuur en de organische stofvoor-
ziening van de grond
- Bij vlinderbloemig gewas naleve-
ring van N
- Hogere opbrengst van het volg-
gewas
- Het perceel zal in het najaar dro
ger zijn dan een perceel zonder
groenbemesting
De keuze van de groenbemester, gras
of klaver, is o.a. afhankelijk van het
gewas waarin men deze wil telen en
de onkruidbestrijding die men hierin
denkt te moeten toepassen.
Hebt U de rassenkeus van snijmais reeds vastgesteld?
Maart is de maand waarin de plantengroei weer op gang komt en de
temperatuursom snel hoger wordt. Voor de veehouder is het belangrijk
om tijdig op de hoogte te zijn van het verloop van de temperatuur.
Gebleken is dat de grasgroei begint bij een temperatuursom van 200
graden C. Het is aan te bevelen om de stikstof te strooien in de periode
waarin de temperatuursom oploopt van 200 tot 280 graden C. In de
landbouwbladen wordt wekelijks de temperatuursom vermeld. Gemid
deld werd in de laatste 10 jaren in het Zuidwesten de temperatuursom
van 180 graden C bereikt op 18 februari en op 10 maart de tempera
tuursom van 280 graden C. Zoals de weersomstandigheden momenteel
zijn zal in 1982 in het Zuidwesten de temperatuursom van 200 graden C
reeds eind februari overschreden zijn.
Als het land berijdbaar is kan thans
de eerste stikstof gestrooid worden
om een optimale grasgroei te krijgen.
Een koude of natte periode na het
strooien heeft meestal geen nadelige
invloed op de werking van de stik
stof. Als richtlijn kan dienen de vol
gende tabel:
kg per ha
weiden maaien
eerste snede 60-80 100-120
tweede en
derde snede 80 100
volgende sneden 40-60 80
- Voordat het gras begint te groeien
dient extra aandacht besteed te
worden aan de graslandverzor
ging. Percelen die wat sterk gelo
pen zijn of percelen waarop nog
wat lang gras staat dienen met
een goede weide-eg bewerkt te
worden. Ook is het noodzakelijk
de molshopen (meerdere keren)
met een goede weidesleep te
spreiden. Hierdoor zal er minder
grond in het gewonnen kuilvoer
voorkomen en dit zal de kwaliteit
van het ruwvoer ten goede ko
men.
- Heeft de zode van grasland door
de vorst veel geleden dan kan
doorzaaien met een nieuwe gras
zaadmengsel gewenst zijn. In de
praktijk worden BG 3, BG 4 en
BG 11 als voornaamste mengsels
gebruikt. Let bij Uw keuze vooral
op de rassen en de eigenschappen
van de grassen. Gebruik grasza
admengsels met een oranje
bandlabel en "Waardering I".
Oranje band betekent dat het
mengsel is samengesteld zoals in
de Rassenlijst beschreven staat.
Met "Waardering I" op de label
wordt aangegeven dat het zaad
vrij is van kweek en duist.
In jong grasland kan muur erg
lastig zijn. Een onkruidbestrij
ding kan plaatsvinden met 2-4 li
ter mecoprop; 3-4 liter Actril M
of 4-6 liter benazolin/ MCPA. Bij
jong grasland de laagste dosering
gebruiken. Benazolin/MCPA
spaart klavers. Hoe eerder muur
bestreden wordt, hoe beter het
effekt is. Wacht niet tot de muur
het gras heeft overwoekerd.
Op percelen waar een fosfaatbe
mesting nodig is kan een meng-
meststof26 14 0of23 23
0 een ideale meststof zijn.
Om kopziekte te voorkomen kan
op zandgrond een magnesium
bemesting gegeven worden. Dit
kan met kieseriet strooien of re
gelmatig gebruik van magnesa-
mon.
Voor het bereiken van een hoge
melkopbrengst is een regelmatige
tussenkalftijd van 12 maanden wen
selijk. Op verschillende veebedrijven
is de gemiddelde tussenkalftijd lan
ger. Goed waarnemen en noteren
van tochtigheid is daarom van groot
belang. In 10-15% van de gevallen
wordt tochtigheid door de veehouder
niet gezien. Gebleken is dat de toch
tigheidswaarnemingen bij voorkeur
3-4 maal per dag moeten plaatsvin
den om een goede indruk te krijgen.
De observaties kunnen het beste ge
beuren op regelmatige tijden als de
dieren het rustigst zijn. Elke waarge
nomen tochtigheid noteren op een
vruchtbaarheidsziektekaart. Deze
zijn bij de K.I.-vereniging of Uw
dierenarts te verkrijgen. De koeien
worden in volgorde van afkalven ge
noteerd, waardoor een goed en
overzichtelijk beeld van de situatie
wordt verkregen. De tochtigheids
verschijnselen zijn (soms onduidelijk
of niet aanwezig):
Gedrag: - staan, zich laten besprin
gen; - springen op andere dieren; -
veel loeien en onrustig; - nieuwsgie
rig en veel omkijken (vastgebonden).
Overige verschijnselen: - helder slijm
aan de kling; - gezwollen schaamlip
pen; - bleekrode schede; - knik in de
lendenen.
Bij een pink zijn de eerste tochtig
heidsverschijnselen op een leeftijd
van 10 - 13 maanden. Het dier kan
het best worden geïnsemineerd op
een leeftijd van 14 a 15 maanden als
het ongeveer 325 - 350 kg weegt. De
konditie en ontwikkeling zijn de
beste maatstaf. Een goed opgefokt
dier heeft dit gewicht na 14 a 15
maanden bereikt. Een eerste keer
afkalven op een leeftijd van 24
maanden is het meest gunstig en
ekonomisch.
De stier heeft een belangrijke invloed
op de kwaliteit van de veestapel.
Daarom moeten wij dus stieren ge
bruiken die al bewezen hebben dat ze
op belangrijke punten verbetering
geven. Van de K.I.-verenigingen
krijgt men regelmatig gegevens over
de beschikbare stieren met al hun
positieve en negatieve eigenschap
pen. De belangrijkste daarvan zijn:
vererving van de melkproduktie, vet
en eiwitgehalte en melkbaarheid.
Ook van belang zijn de diverse exte-
rieurkenmerken als ontwikkeling, ty
pe, melktekens, beenwerk, bespie-
ring, algemeen voorkomen en om
gangsvorm of handelbaarheid.
Voor pinken is aan te bevelen een
fokstier te gebruiken, waarvan de
kalveren gemakkelijk geboren wor
den en die tevens een goede verho
ging van de melkopbrengst geven.
Wanneer wij beseffen dat 'A van de
veestapel uit kalfvaarzen bestaat,
dan is het zaak vooral de pinken
(betere erfelijke aanleg dan oudere
koeien) met goed verervende fok
stieren te insemineren om een snelle
vooruitgang te bereiken. Bij het in
semineren wordt nu al voor een groot
gedeelte bepaald wat voor koeien we
over 3 a 4 jaren op het bedrijf heb
ben. Wordt een eigen stier gebruikt
bij het vee dan is het vaak maar af
wachten wat zijn invloed zal zijn op
een verbetering van de erfelijke ei
genschappen. De keuze van vandaag
is bepalend voor Uw toekomstige
veestapel.
Met melkkontrolecijfers en K.I.-ge-
gevens kan men in de praktijk met
een doelmatige selektie en verzor
ging de melkproduktie op het bedrijf
verbeteren. Voor koeien waarvan
men geen kalveren wil aanhouden
voor de fokkerij kan men een Pie-
montesestier gebruiken waarvan de
nakomelingen beter geschikt zijn
voor de vleesproduktie.
De zaaitijd van snijmais voor een
optimale opbrengst ligt tussen half
april en half mei. Toch moeten we nu
al aan de rassenkeuze gaan denken.
Voor een goede opbrengst aan voe-
derwaarde is een ras gewenst dat op
tijd deegrijp wordt, een goede kol-
fopbrengst of kolfaandeel geeft en
een goede stevigheid heeft bij het
oogsten. Koude en natte grond is
vooral voor koudegevoelige rassen
minder geschikt. Een slechte begin-
groei of een eventuele stilstand in
groei gaat gepaard met een lagere
opbrengst. Snijmais vraagt een goe
de struktuur van de grond met aan
gepaste grondbewerking en een/goe
de kuituurtoestand (o.a. goede ont
watering). Deze zijn belangrijker dan
de grondsoort als zodanig.
Snijmais is dankbaar voor organi
sche mest, 50-100 ton per ha drijf-
mest wordt goed verdragen. Eén ton
drijfmest geeft een besparing aan
kunstmest van 1 kg N, 2 kg P205
en 5 kg K20. Het is aan te bevelen
om aan snijmais bij het zaaien een
rijenbemesting met fosfaat (200-250
kg tripel super per ha) te geven. In de
Rassenlijst is een goede beschrijving
van alle rassen te vinden. Als rassen
komen in aammerking:
vroege tot middenlate oogst: LG 11,
Blizzard, Eta Ipho, Brutus, Anko, Ir-
la en Leader.
middenlate- late oogst: Fronica,
Goal, Dorina en Circi.
Deze rassen ontlopen elkaar weinig
in opbrengst maar wel in enkele ei
genschappen. zoals gevoeligheid
voor kou in het voorjaar, stevigheid,
vroegrijpheid korrel en resistentie
tegen ziekten. Een optimale stand
dichtheid voor snijmais is 9 10
planten per m2. Dit betekent 105-000
- 115.000 korrels per ha uitzaaien.
De bedrijfsvoorlichters,
ing. R.A.C. de Milliano,
J.M.J. van Aerts.
Soort
WANNEER EN WAT
DNOC
HERBOOR.
Mem
Raai-
g rassen
INZAAI
ENOEUI RAAKMAS
INZAAI
ITALIAAN»
Klavers
DNOC
HERBOOR.
INZAAI NOOR I
ENWim 1
KLAVER 1
februari
ma
art
april
17