De maand februari
H oewel het er momenteel niet naar uit ziet is toch het voorjaar weer
op komst. We zijn thans over de helft van de stalperiode. Het is
noodzakelijk om een tussenbalans ten aanzien van het aanwezige ruw-
voer op te maken. Deze tussenbalans kan mee- en tegenvallen. Men zou
nu nog kunnen bijsturen.
D«
O,
N a de winterperiode zullen ook de
Schapenhouderij
i Voeding van hoogdrachtige ooien
Veehouderij
Veevoeding
Algemeen
Drijfmest
Mollenbestrijding
In deze maand moeten ook weer plannen worden opgesteld voor de
voedervoorziening aanstaande zomer en voor de stalperiode
1982/1983. Het is te hopen dat de suikerverwerkende industrie weer
vroeg komt met de prijzen van perspulp. De veehouder weet dan waar
hij aan toe is en kan het maïsareaal aanpassen aan de aankoop van
perspulp.
Dit jaar staat de ekonomie centraal in de voorlichting vanuit het C.A.R.
te Goes. Deze winter worden er dan ook diverse kursussen verzorgd met
als titel "Niet meer maar beter". Onder deze titel zal voor de veehou
derij maandelijks een artikel in dit blad verschijnen. In deze artikelen
serie zal de melk- en de vleesveehouderij vanuit ekonomisch oogpunt
worden belicht.
e meeste melkkoeien zitten nu in
het begin van hun laktatie. Probeer
vooral nuvde dieren volgens de norm
te voeren. Bereken de rantsoenen vrij
nauwkeurig, zodat U weet hoeveel
krachtvoer er verstrekt dient te wor
den. Denk er ook aan dat er minstens
'A van de droge stof als struktuur-
houdende droge stof wordt verstrekt.
De struktuurwaarde van hooi is 1
per kg ds, van voordroogkuil 0,9
per kg ds, van snijmaïskuil 0,5 per
kg ds en van krachtvoer nul. Voor
beeld:
mollen hun aktiviteiten weer begin
nen. De aktiviteiten van de mol,
welke schadelijk zijn voor de land
bouw, bestaan uit het graven van
oppervlakkige gangen en het opwer
pen van molshopen. Dit heeft tot
gevolg dat er kale plekken in het
grasland ontstaan en er veel grond
bij het maaien aan het gras wordt
gesmeurd. Hierdoor komt teveel
grond in de voordroogkuil wat na
delig voor het vee is dat deze voor
droogkuil eet. Het is dus verstandig
om de mollen te vangen. Dit kan
Op het melkveehouderijbedrijf is een goede administratie nodig. Gezondheidskaart, koekalender en grasland
gebruikskalender zijn daarbij waardevolle1 hulpmiddelen.
maïsteelt kan men in februari een
grotere hoeveelheid drijfmest uitrij
den en daarna ploegen. Men dient
op te passen voor struktuurbederf.
1De maand februari leent zich nog
goed voor het nakijken van de
afrasteringen.
2. U weet toch dat Uw schrikdraad
apparaat gekeurd dient te wor
den.
8 kg voordroogkuil (50% ds)
15 kg snij maïs 27% ds)-
yi kg krachtvoer
kg droge stof
VEM
g vre
4.0
3100
460
4,0
3660
200
10,8
11280
1440
18,8
18040
2100
kg struktuurhoudende ds
3,6
2,0
0
5,6
Dit rantsoen bevat voldoende VEM
voor 29 kg melk en voldoende vre
voor 28 kg melk. Dit rantsoen zou A
x 18,8 6,3 kg struktuurhoudende
droge stof moeten bevatten. De
struktuurwaarde van dit rantsoen
(5,6) is dus te laag. Wanneer de
koéien 5 kg ds voordroogkuil (bruto
10 kg) en 4 kg ds snijmaïs opnemen,
krijgen ze net voldoende struktuur.
Let erop dat alle dieren voldoende
droge stof uit ruwvoer opnemen.
Wordt er onvoldoende gevoerd aan
melkkoeien in de eerste 3 maanden
van de laktatie dan zal dit het gehele
jaar merkbaar blijven. Dit resulteert
in een te lage opbrengst aan melk.
goed met klemmen. Deze moeten
dan geplaatst worden in de opper
vlakkige hoofdgangen welke te vin
den zijn naar de sloot of naar een
afrastering. De klemmen moeten
dagelijks worden gekontroleerd. Er
kunnen meerdere mollen op één
gang zitten. Hebt U dus een mol ge
vangen dan kan U de klem weer te
rugplaatsen in dezelfde gang.
p veel melkveehouderijbedrij
ven is een overschot aan drijfmest.
Het is positief dat steeds meer ak
in de winterperiode dienen de mollen gevangen te worden.
De vaste kosten welke op een bedrijf
drukken blijven gelijk of een koe
4500 of 7000 kg melk produceert.
Het streven van elke ondernemer
dient te zijn om een zo groot moge
lijk positief verschil tussen opbreng
sten en kosten te bewerkstelligen.
Voor de laatste liters melk moeten
alleen de variabele kosten (in dit ge
val krachtvoer) in rekening worden
gebracht. Elke veehouder kan nu ui
trekenen hoeveel kg melk hij moet
terugkrijgen voor een extra kg
krachtvoer.
kerbouwers de waarde van deze or
ganische meststof inzien. Samen
werking op dit gebied tussen melk
veehouderij en akkerbouw is dan
ook zeker toe te juichen. Door beide
partijen wordt immers voordeel be
haald.
In de maand februari kan nog goed
drijfmest worden uitgereden over
bouwland en grasland. Rijd echter
geen drijfmest uit over grasland tij
dens een vorstperiode. Wacht tot het
einde van de vorstperiode om geen al
te grote verbranding te krijgen. Rijd
bij voorkeur de drijfmest uit op
graslandpercelen die bestemd zijn
voor voederwinning. Ga niet verder
dan 20 m3 drijfmest per ha grasland.
Op lichte grond bestemd voor snij-
3. Zorg ervoor dat al Uw werktui
gen weer bedrijfsklaar zijn als U
ze móet gebruiken. Nu is er nog
tijd om onderhoud en reparaties
uit te voeren.
4. Is men van plan om deze zomer
de stal te verbeteren of te ver
nieuwen neem hiervoor dan tijdig
kontakt op met deskundigen op
dit geöied.
5. Besteed veel zorg aan de opfok
van Uw kalveren. Het kalf van
vandaag zal weer een betere
melkkoe moeten worden dan de
koe van nu.
6. Ga voor Uzelf eens na of er ook
samenwerkingsmogelijkheden
zijn met een kollega akkerbou
wer. Deze samenwerking kan
bestaan uit gezamenlijk gebruik
van werktuigen, uitwisselen van
bijprodukten (mest en stro), uit
wisselen van arbeid of ruilen van
grond.
Bij een goed opgezette samen
werking kunnen de bedrijfsresul
taten zowel van de veehouder als
van de akkerbouwer aanmerke
lijk verbeterd worden.
7. Hoewel het er momenteel nog
niet veel op lijkt komt toch weer
de tijd dat er N gestrooid moet
worden. Strooi echter niet over
dikbevroren grasland. Wacht tot
de temperatuursom van 200
gr.C. is bereikt en de grond goed
berijdbaar is.
8. Een melkveebedrijf neemt veel
risiko als dit niet is aangesloten
bij de bedrijfsverzorgingsdienst.
De kontributie is in verhouding
tot de zekerheid van hulp bij
ziekte of ongeval beslist niet te
hoog.
9. In februari zal de melkveehouder
weer een graslandgebruiksplan
op moeten stellen. De N-
bemesting zal aangepast dienen
te worden aan de bestemming
van de eerste snede. Een gras-
landgebruikskalender kan hierbij
een hulpmiddel zijn.
Besteed veel zorg aan de opfok van uw kalveren.
p-
i
/Van de voeding van drachtige ooien moet veel aandacht worden
besteed. Vooral in de laatste twee maanden van de dracht. In die tijd
gaan de ongeboren lammeren zich sterk ontwikkelen. Dit vraagt van de
ooi veel energie. Om deze energie te kunnen leveren moet er voldoende
energie uit het beschikbaar voer gehaald kunnen worden. Is dat niet het
geval dan kunnen er vrij snel problemen komen. Om nu deze problemen
te voorkomen zal er goed gevoerd moeten worden. Hierbij spelen ver
schillende faktoren een rol. De EERSTE faktor is de verminderde
voedingswaarde van het oude gras. In oud gras zit minder energie per kg
produkt dan in het jonge voorjaarsgras. De TWEEDE faktor is de
verkleining van de pensinhoud. De ongeboren lammeren gaan steeds
meer ruimte innemen in de buikholte. Dit heeft tot gevolg dat de pens
minder volumineus ruwvoer kan verwerken.
Door deze twee faktoren wordt het duidelijk dat wanneer de ooi voldoende
energie binnen wil krijgen er bijgevoerd moet worden met een goed ruwvoer.
De voedernorm in de laatste twee maanden van de dracht is voor een ooi van
80 kg:
droge stof
1,3- 1,9 kg
VEM
1250
vre
140 gram
Aan deze norm wordt voldaan wanneer er bijvoorbeeld 2 kg goed hooi en 0,2
kg schapenkorrel wordt verstrekt. Denk aan het kopergehalte van het
krachtvoer. Ook ruwvoermiddelen als voordroogkuil (min. 50% droge stof),
snijmaïs en erwtenstro kunnen worden gevoerd. Bij snijmaïs moet er dan wel
voor gezorgd worden dat de ooien niet gaan vervetten. Ook moet naast
snijmaïs hooi of erwtenstro verstrekt worden in verband met de lage struk
tuurwaarde van snijmaïs. Soms worden er ook uien aan de ooien gevoerd. Dit
kan wel Wanneer daarnaast maar 1 kg goed hooi per dag per ooi wordt
opgenomen. Het rantsoen is dan 1 kg hooi en 5 kg uien en 100 gram scha-
penkórrel of pulp per ooi per dag.
Een maatstaf voor een goede voeding is de konditie van de ooien. Gaat de
konditie van de ooien achteruit dan moet er een meer gekoncentreerd hoog
waardig energierijk produkt gevoerd worden. Dit gaat gemakkelijk door het
verhogen van de krachtvoergift. In gevallen van onvoldoende voeding kan
voor het aflammeren al slepende melkziekte bij de ooien voorkomen.
Slepende melkziekte ontstaat wanneer het dier genoodzaakt is in een hoog
tempo haar eigen vetreserves te gaan gebruiken. Hierbij komt een stof vrij die
hersenbeschadiging tot gevolg heeft en daardoor ook een spoedige dood van
het dier. Op die bedrijven waar een grote spreiding is in de aflamperiode is het
gewenst om de koppel schapen in groepen in te delen. De groep die bijvoor
beeld in begin april gaat aflammeren, moet in januari op een lager energie
niveau gevoerd worden dan de groep die in maart aflammert.
13