Boer op Riets door Willem Vermeulen De verveloze luiken knarsen on heilspellend als de oude boer ze één voor één opendrukt. Hij gaat voorzichtig te werk, hij voelt er niets voor nog meer luiken te verspelen. Mét wat wrikken en buigen zet hij ze vast en sloft over het klinkerstoepje terug naar het bakhuis. Hij opent met moeite de, klemmende deur en stapt over de drempel. Twee vuilwitte klompen blijven op het stoepje achter. In het bakhuis loopt de oude boer recht op de gedekte tafel af. Daar. op het onooglijke tafelzeiltje, lig gen drie sneden brood, dik en hompig. keurig naast elkaar. Eén met spek. één met kaas en één met niks. Elke morgen, vóór het openen van de luiken, maakt de oude boer ze klaar. Hij zet zijn tanden in de sneden en spoelt ze weg met de overgebleven koffie van de vorige dag. De kruimels op het zeiltje veegt hij in het kommetje met een hand. Met zijn vingers samengeknepen loopt hij door de openstaande deur naar buiten, werkt zich in de klompen en stapt het ruime erf op. 't Is half zes. Mistflarden gaan op de loop voor de opkomende zon. De dag op "Rietschoten" is be gonnen. Bloeiende onderneming m Het eens zo bloeiende "Rietscho ten" kwijnt. De duiven op de vorst van de boerderij kunnen zó door het weggestormde riet op de deel kijken. De wagenschuur is half ingezakt en de hooiberg hangt scheef tussen afgeknapte roeden. De boomgaard is verwil derd. Alleen de overgebleven landerijen liggen er verzorgd bij. De mensen zeggen: "Met "Riet schoten" is het gebeurd, dat wordt niks meer". Vroeger, niet eens zó lang gele den, praatten de mensen anders. Toen zeiden ze: "Als je boer wilt worden en op "Rietschoten" aan het boeren komt dan heb je al het geluk van de wereld." Bart van 't Riet was dat geluk ten deel ge vallen. "'t Rietje" werd hij ge noemd; hij was lang en mager, heette Van 't Riet en woonde op "Rietschoten", vandaar. Vóór de oorlog erfde hij het toen armetie rige bedrijf van zijn vader en maakte ér. geholpen door een ekonomie die boerderijen als de zijne welgezind was, een bloeien de onderneming van. Dertig koeien had hij, en daar werd des tijds de pet diep voor afgenomen. Er waren drie knechten en twee meiden en een boerin die de po- tigste kerels eruit werkte, "'t Rietje" was vader van zeven kin deren. Zijn kinderzegen begon met een tweeling en eindigde met een tweeling. Als hem op het op merkelijke daarvan werd gewe zen, zei hij altijd: "Ach, 'n mens doet z'n best". Misstap Niet alles zat Bart van 't Riet mee. Zijn kinderen voelden niets voor het boerenvak, trouwden met burgers en trokken naar andere streken van het land. Behalve Jan, Jan van de "laatste" twee ling. Hem zat het boeren in het bloed, hij wilde best het geluk grijpen. Maar geluk en ongeluk zijn ook vaak tweelingen: Jans vader deed tijdens een hooibouw een misstap, viel uit de hoogge- vulde berg en was op slag dood. Jan werd - eerder dan hij had ge wild - boer op "Rietschoten". Gesteund door zijn moeder, die Barts idealen hoog wilde houden, gaf hij de boerderij de wind vol in de zeilen: de veestapel groeide en verbeterde en de bunders land werden uitgekiend ekonomisch benut. Een moderne boer, die profiteerde van de zich snel ver nieuwende landbouwtechnieken. Zes jaar na Barts dodelijke val stierf Jans moeder. Hij moest al leen verder en wilde ook verder. nieuwe tijden in. Zijn broers en zusters kwamen zijn idealen ver storen. Opeens stonden ze op het erf. Ze waren nog maar zelden op "Rietschoten" geweest sinds hun huwelijken. Nu kwamen ze alle maal tegelijk. Voor hun erfdeel. "Over de kop hhhbbh De kinderen van Bart van 't Riet, bijgenaamd "'t Rietje", konden niet met elkaar overweg en Jans voortboeren op "Rietschoten" was allesbehalve de centrale Heimwee i De kippen pikken dankbaar de kruimels op die de oude boer ze heeft gegeven. Ze zijn de enige dierlijke wezens op de boerderij. Hun domein is het erf met de aangrenzende sloten. De boer kijkt om zich heen. be peinzend wat hij vandaag zal doen. Er is heel veel én niets te doen. De moestuin is schoon, het erf aan kant en het bakhuis mooi genoeg. Meer kan de oude boer niet op orde houden. Hij zou het Later zit hij op het bankje aan de straatweg die langs "Rietschoten" loopt. De mensen zien hem zitten en zeggen: "Arme Jan. Die leeft niet lang meer". De oude boer ziet de veewagens, de voerauto's en de tankwagen van de zuivel fabriek. De chauffeurs groeten met een armzwaai; ze kennen de man op het bankje wel. Maar niet zo goed. dat ze weten hoeveel pijn het hem doet dat ze altijd "Riet schoten" voorbijrijden. Vroeg in de avond keert hij op de zocht van zijn kant ook. Een wanhoopsdaad nü zou de zin hebben, waaraan de wanhoops daad toen ontbrak. Zulke ge dachten maken Jan onrustig. En al zijn ze niet redelijk, ze komen op. onstuitbaar, geboren uit de troosteloosheid die hem dagelijks aanstaart. De ondergaande zon De verveloze luiken knarsen on heilspellend als de oude boer ze één voor één dichtdrukt. Met wat doelstelling. Ze hielden alleen hun hand op. die broers en zus ters, zakelijk, geldzuchtig. En re delijk waren ze niet, niet voor Jan en niet voor elkaar. Voorstellen van de één werden verworpen door een ander. Er werden grote woorden gezegd, dreigementen geuit, advokaten in de arm geno men. Na maanden ruziën kwam het tot een vergelijk. Jan moest het bedrijfskapitaal flink aan spreken en aan de verkoop van vele bunders land was niet te ontkomen. "Rietschoten" bleef levensvatbaar, maar met de glorie van de boerderij was het gedaan. De bedrijfsverkleinirfg was een zware slag voor Jan. Hij moest vee wegdoen en al zijn personeel ontslaan om "Rietschoten" op de been te houden. Jan zette zich over de teleurstelling heen en be gon te werken, keihard, dag en nacht. Het ideaal van een bloei end "Rietschoten" dreef hem voort op zichzelf. De mensen zei den: "Hij werkt zich over de kop". Jan hield het twee jaar vol, toen kwamen de pijnen in zijn rug. De dokter drukte hem op het hart het kalmer aan te doen. Zijn woorden werden weggewimpeld. Jan werkte door en viel er letter lijk bij neer. Bijna van de ene op de andere dag moest hij elke li chamelijke arbeid staken. Voor "Rietschoten" was het een ramp. Het vee werd verkocht, de lande rijen verhuurd. Jan ging een zit tend leven leiden. De jaren verstreken. Jans lichaam herstelde zich zoveel dat hij lichte arbeid kon doen. Maar vaak was zelfs dèt te veel en sloegen de pijnen meedogenloos toe. Zo tobde Jan voort, levend van de huur van de landerijen en wo nend in het weinig werk gevende bakhuis van "Rietschoten". luik van het kelderzolderraam kunnen repareren. Vorige week viel het pardoes in stukken toen hij het open wilde zwaaien. Het heeft geen zin. De boerderij is rijp voor afbraak. Het openen en sluiten van de luiken doet de boer uit een soort heimwee, het geeft hem telkens even de illusie dat het nog goed boeren is op "Riet schoten". Hij besluit wat door de boomgaard te kuieren. Eens kij ken hoé verwilderd die erbij staat. Jan van 't Riet is oud geworden. Twintig jaar ouder dan de zestig die hij is. Zijn vroegere levenslust is opgedroogd in zijn gezichts- plooien. De lust om te werken is hem vergaan. Hij berust. Maar soms. als de lucht fris geurt, zo echt hooiachtig geurig, dan jeu ken zijn handen, dan zou hij ze aan de ploeg willen slaan die in de doorgezakte wagenschuur staat te roesten. Dan ook voelt hij een hevige woede tegen zijn rug pijnen, tegen de onzichtbare vij and die zijn leven verwoest. De boomgaard ligt er vreselijk bij. Omgevallen bomen, gebro ken takken. Onkruid tiert welig. De pollen brandnetels worden elk jaar groter. De oude boer draait zich om en vlucht naar de boerderij. Hij wil de aftakeling niet langer zien. De chauffeurs groeten mÊ In de loop van de morgen wan delt hij naar het dorp om bood schappen te doen: een bakker of kruidenier komt niet meer op "Rietschoten". Om twaalf uur kookt hij zijn middagpotje; het is snel klaar en nog sneller opgege ten. De middagslaap erna ver kwikt de boer niet. Weer buiten gaat hij toch maar de tuin in, de aardappels kunnen nog wel een keer worden gehakt. Pijnscheuten verdrijven hem na een kwartier uit de tuin. boerderij terug. De kippen kake len. Ze hebben honger; ook zij kunnen van kruimels alléén niet leven. In een van de weilanden die nog bij "Rietschoten" horen staat een eik, een reusachtige boom die wel meer dan tweehonderd jaar oud is. De takken hangen tot laag boven de grond, een echte klim- boom is het. Toch hebben de kinderén van Bart van 't Riet nooit in de boom gespeeld, 't Mocht niet. ze moesten erbij vandaan blijven. Aan een van de laaghangende takken heeft de vader van Bart zich van het leven beroofd, in een tijd dat het slecht ging met "Riet-* schoten". Hij zag geen toekomst meer voor de boerderij en greep in zijn wanhoop naar het laatste middel. Zo werd Bart destijds boer op "Rietschoten". De grote eik is de laatste jaren vaak in Jans gedachten. Niet dat hij eraan denkt hetzelfde te doen als zijn grootvader, dat nooit. Hij piekert slechts over het nut van diens daad. Nadat Bart de leiding van "Rietschoten" op zich had genomen ging de boerderij met sprongen vooruit. Hij deed het niet zoveel béter dan grootvader; de tijden zaten hem mee en zou den ook grootvader mee hebben gezeten als hij niet had gedaan wat hij deed. 't Was zinloos, die wanhoopsdaad, verstandelijk be keken en achteraf beschouwd. Niet grootvader, maar de tijd werkte tegen. Jan van 't Riet kijkt naar zichzelf en naar wat goed zou zijn voor "Rietschoten". Als hij er niet meer was, zou de boerderij wor den verkocht en zou een nieuwe boer beginnen aan de wederop bouw. Want om hém draait het lot van "Rietschoten", hoe onge duwen en morrelen zet hij ze vast en sloft over het klinkerstoepje terug naar het bakhuis. Voor de openstaande deur trekt hij zijn vuilwitte klompen uit, neemt ze in een hand en draagt ze mee naar binnen. Met enige inspan ning sluit hij de deur. In het .bakhuis zet de oude boer de klompen op de mat en loopt recht op de gedekte tafel af. Daar, op het onooglijke tafelzeiltje, staat een bord broodpap, een brij van melk waarin hontpige stuk ken brood drijven. Elke avond, vóór het sluiten van de luiken, zet de oude boer de pap klaar. Hij lepelt het bord leeg. zit nog even en zet koffie. Hij drinkt het brui ne vocht met langzame slokken. Later ruimt hij de tafel af en maakt zich gereed voor de nacht, 't Is kwart voor tien. Mistflarden volgen de ondergaande zon op de voet. De dag op "Riethoven" is geëindigd. 10

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 34