Crème de la crème van beren zorgt in Heino voor nieuw varkensleven. In opfokstal van varkensstamboeken Geen nummer. Drachtigheid. Lange weg Goed systeem Belangrijke schakel. Eindeloos geduld... Hulpmiddeltjes... Yorkshire Twijfels Berig. 9 De beren hebben een zeer goede en vooral regelmatige verzorging nodig. grote bedrijf. Zelf denkt hij dat de grens voor een bedrijf op zo'n 120 tot 130 zeugen zit. In z'n eigen stallen heeft hij de beschikking over 128 plaatsen. Daarvan staan meestal zo'n 25 leeg. "Je moet wat spreiding kun nen toepassen", legt hij uit. De hon derd beertjes zijn door één man te verzorgen. De heer Bruggink doet dat met plezier. Hij houdt van z'n vak. Als hij door de stalruimten loopt, geeft hij z'n ogen goed de kost. "Je moet vandaag kun nen zien, dat morgen een beertje ziek is. Ja, hoe merk je dat? Als een dier wat sloom is, of niet wil vreten, heb je al gauw in de gaten, dat er iets mis is. Het eerste, dat je dan moet doen is kijken of de watervoorziening goed is. Wanneer dat voor elkaar is, ga je het dier temperaturen. Dan zie je snel of er iets aan de hand is", aldus de heer Bruggink, die in z'n vroegere werk bij de varkens k.i., als inseminator en verzorger al heel wat ervaring met varkens heeft opgedaan. Hij praat graag over de dieren. Ze zijn voor hem geen nummer. "Er ontstaat toch een soort band tussen mij en de beren. Het is wat moeilijk aan te geven. Ja, de dieren herken nen je. Ze hebben eigenschappen net als een hond. Ze lopen achter je aan en zo. Ik praat er ook wel eens tegen. Als ik met de kunstzeug aankom, wil ik nog weieens zeggen, kom op Klaas klim er maar op. Tja, waarom doe je dat. Je bent de hele dag samen met die beesten"., vertelt de bedrijfs leider uit Heino. Z'n band met de dieren blijkt ook wel uit de belangstelling, die hij aan deel af van de zeugen. In dat verband is van groot belang het moment, waarop de vrouwtjes-varkens gedekt worden. De meningen hierover lo pen nogal uiteen. De heer Bruggink heeft er een uitgesproken mening over. "Je moet een zeug niet eerder laten dekken dan op het moment, dat ze goed berig is. Dat kun je gauw genoeg zien, als je het dier bij de beer houdt. Dat moetje 's avonds probe ren. Als de zeug goed gaat staan, moet je haar de volgende ochtend laten dekken", adviseert de heer Bruggink. De drachtigheid is een veelbe sproken punt in de varkenshoude rij. Zeker bij de varkens k.i. Die kunstmatige inseminatie is eigen lijk anders dan bij de rundvee k.i. In de rundveehouderij is men in staat om van een stier honderdui zend koeien te insemineren. Dat kan met een varken ten enen male niet. Al was het alleen maar van wege het feit, dat een zeug aan zienlijk meer sperma nodig heeft dan een koe. Voor een rund is an derhalve kubieke centimeter ver dund sperma voldoende. Een zeug moet tachtig tot negentig kubieke centimeter hebben. Een ander probleem is, dat het beren-sperma nog niet wordt ingevroren. Daar is men wel mee bezig. Het sperma blijft zo'n 48 uur goed houdbaar. Dan is nog zestig tot vijfenzestig procent bruikbaar. Tenslotte kan men van een beer gemiddeld maar twee tot drie keer in de week sperma vangen. fokkende beren hebt, knijp--je je handen toe. Wat dat betreft is het in de varkenshouderij net als bij het rundvee", verklaart de heer Brug gink, die ook wat inzicht geeft in de prijzen, die voorde beren uit zijn stal betaald worden. Voor een goede Yorshire beer moet zo'n elfhonderd tot dertienhonderd gulden neerge teld worden. Voor de beren van de k.i. wordt een prijs berekend, maar v de waarde ligt in elk geval boven die dertienhonderd gulden. Die k.i.-be ren zijn immers het beste van het beste. Voordat een beer het zover heeft ge bracht. moet hij een lange weg af De heer Bruggink vindt deze pianier van werken een goed systeem. Het meest grote voordeel schuilt in het feit, dat de beertjes onder dezelfde ^omstandigheden met elkaar vergele ken zijn. Nuchtere cijfers wijzen zo de besten aan. Naast dit systeem kent men ook nog de methode om beer tjes aan te wijzen via het bedrijfs- prestatie-toets-systeem. "Van zo'n beer zijn minder gegevens bekend. Je weet niet wat groei- en voederver- bruik zijn en wie de vader en moeder zijn. Ook missen de dieren een sper ma-rapport. Bij ons is dit allemaal wel bekend. Maar goed, ook uit die toets komen goede beren tevoor schijn", stelt de heer Bruggink. Dui delijk is, dat het nieuwe systfem bij hem ver de voorkeur heeft. Nuchtere cijfers wijzen aan welke beertjes de beste zijn.... Kortom er zijn nogal wat beren no dig om alle zeugen aan biggen te helpen. Het opfokstation in Heino vormt daarin een belangrijke scha kel. Per jaar levert dit bedrijf zo'n honderd beren af aan de varkens k.i. Nog eens vijfhonderd anderen ko men terecht bij fokzeugenhouders. "De allerbeste beren kunnen zo'n zes tot zeven jaar meegaan. De meesten vallen echter na anderhalf jaar weer af. Dan moeten er nieuwe, betere komen. Het is allemaal niet zo ver wonderlijk. Als je een op de tien best leggen. Dat begint al bij z'n geboorte* Hij moet dan over de juiste vader en moeder beschikken. Het gaat dan om een stamboekzeug en een adspirant Kl-beer. Van deze proefbeer worden zo'n zestig tot zeventig stamboek zeugen geïnsemineerd. Gemiddeld levert dat tien tomen biggen op. Uit elke toom worden de twee beste beertjes en een zeugje gehaald, die naar de selektie-mesterijen gaan. Voor Noord en Oost Nederland zijn dat de mesterijen in Lochem en in Beilen. Ze komen daar als ze 22 kilo zwaar zijn. In die selektiemesterijen ondergaan de dieren scherpe proe ven. Groei- en voederverbruik wor den van dag tot dag bij gehouden. Aan het hoofd van het bedrijf in Heino staat de heer F. Bruggink. Dagelijks heeft hij zo'n honderd jonge beertjes onder zijn hoede. Hij verzorgt niet alleen de dieren, maar hij leert ze ook om de eerste stappen te zetten op weg naar hun manne lijke prestaties. Hij brengt ze dus het dekken bij. "Je moet daarvoor eindeloos veel geduld hebben", ver telt de heer Bruggink. "Kijk een beer is geen hengst, die op z'n achterbe nen aan komt rennen om de merrie te dekken. Een beer bekijkt het alle maal wat rustiger. Hij loopt eens rond de kunstzeug, snuffelt eens en loopt er nog eens omheen". Dat le vert nog geen enkele garantie op, dat er ook maar iets gebeurt. Niet zelden verzaakt de beer z'n mannelijke plichten. "Het komt geregeld voor, dat ik het vijf of zes maal per dag probeer. Als het dan nog. niet gaat, moet je je daar niet druk om maken. Er komt wel weer een volgende dag", aldus de uit Twente afkomstige be drijfsleider. Daarnaast beoordelen de mensen van het stamboek de dieren stuk voor stuk. De inspekteurs kijken bij de beren of de stand van de voorbenen goed is, of de stand van de achterbe nen korrekt is, of de klauwen goed zijn, of de gang van het dier goed is en men kijkt of het varken voldoende droogheid heeft. Uit dit zware on derzoek moet een beer minimaal 85 punten halen. Zo niet, dan wacht ze de weg naar de slachterij. Het var kensstamboek eist dat. aangezien men zo verhindert, dat met "matige" beren gefokt wordt. Door deze se- lektie vallen vier van de tien beren af. De rest komt terecht bij de opfokstal in Heino. Daar komen de dieren voor het eerst in aanraking met een roostervloer. De stallen hier hebben een half roostervloer. Een enkeling blijkt daar niet tegen bestand en bals alsnog af. Ook zaken als deklust en dergelijke spelen nog een rol. In Heino blijven de dieren zo'n twee tot drie maanden, voordat ze echt voor de fokkerij worden ingezet. Op deze manier kan hij weieens een hele dag met een beer druk zijn. "Voor alles moet je zorgen om dan kalm en rustig te blijven. In ieder geval mag het dier niet bang worden, want dan heb je hét verloren", merkt de heer Bruggink op. Het slaan van de beren is daarom bij hem volledig uit den boze. "Dat is een kwalijke zaak", meent hij. Evenmin ziet hij veel heil in het gebruiken van lok- en reukstoffen. Ze dienen om de beer extra te prikkelen tot dekken. "Ik ben daar niet zo van onder de in druk", is zijn korte reaktie op die hulpmiddeltjes. "Bovendien"* voegt hij er aan toe, "heb ik in de loop der jaren wel zoveel ervaring opgedaan dat ik weet hoe een beer moet dek ken" Een hoogst enkele keer komt het voor, dat in een beer geen spoor tot deklust valt te bespeuren. Daarmee tekent het dier eigenlijk zijn eigen vonnis. De heer Bruggink heeft dat 'alleen maar meegemaakt met beren van het Yorkshire ras. Bij het andere ras, het Nederlands Landvarken, doen zich dat soort problemen prak tisch niet vöor. De deklust bij de NL-beren is volgens de heer Brug gink ook groter. Over het algemeen vallen de moeilijkheden wel mee. "We proberen hier een goed dek kende beer af te leveren. In doorsnee levert dat geen problemen op", stelt de bedrijfsleider van de opfokstal in Heino vast. Die beren gaan voor een gedeelte naar fokzeugenhouders. Enkelen komen op grote bedrijven terecht met tweehonderd of meer zeugen. Vele tienduizenden biggetjes danken hun leven aan een opmerkelijk bedrijf in Heino. Het crème de la crème van de beren uit Noord en Oost Nederland komt in deze Overijsselse plaats terecht. Zij vormen de kiem voor een belangrijk deel van de varkensstapel in de provincies Gelderland, Overijssel, Friesland,- Drente en Groningen. Vanuit Heino zwermen de jonge beren uit over deze provincies en soms zelfs daarbuiten om hun taak, het verwekken van nageslacht, te beginnen. De opfokstal aan de Averheinoseweg 4 is voor de mannelijke varkens het laatste voorportaal, voordat ze bij de varkens k.i. of bij een fokzeugenhouder terecht komen. Hun zaad vormt daar de eerste schakel naar nieuw varkensleven. De opfokstal in Heino is een initiatief van de varkensstamboeken uit Noord en Oost Nederland. In 1978 begon nen zij met het bundelen van de beste beren uit hun gebied in een gebouw. Over de resultaten met dit systeem is men nu na een paar jaar ervaring best tevreden. Het geheel beantwoordt aan de verwachtingen. Het opfoksta tion draagt bij aan een betere var kensstapel in dit gebied. De heer Bruggink heeft er z'n twijfels over of de beren op zo'n groot bedrijf wel voldoende aandacht krijgen. "Dat kan ook bijna niet. Zo'n zeu genhouder heeft niet de tijd om een uur bij een beer te gaan staan om te zien of het dier wel dekt", verklaart hij z'n kritische opmerking over het de dag legt als de dieren naar een ander bedrijf zijn gegaan. "Als ik een zeugenhouder aan de telefoon krijg, informeer ik nogal eens hoe een beer van ons het doet", zegt hij. Dat hangt natuurlijk ook voor een 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 17