HOE INNIG IS RELATIE
PROVINCIE - LANDBOUW?
De verleiding is groot om in het verleden te duiken
als je in gesprek bent met een lid van gedeputeerde
staten die landbouw in zijn portefeuille heeft. De rela
tie met de provinciale overheid is er natuurlijk, al is
die misschien niet altijd even duidelijk. Maar is dat
altijd zo geweest? Is de verkering inniger geworden of
uitgescheurd? Een boer heeft immers voor zijn bedrijf
meer direct te maken met de gemeente, van wat ver
der over hem komt woont de afzender in Den Haag
of Brussel. De provinciale overheid lijkt tussen de wal
en het schip te vallen.
Wij weten niet hoe het in andere provincies is ge
gaan. maar voor Friesland geldt, dat ware het niet
dat de provinciale overheid zich anderhalve eeuw
geleden sterk met de landbouw had bemoeid, de
Friese Maatschappij van Landbouw waarschijnlijk
wel zo in het midden van de vorige eeuw geboren
zou zijn (1852). maar dat de wieg een andere zou zijn
geweest en de jeugdjaren anders waren verlopen.
Evenals in Groningen. Utrecht en Noord-Brabant
achtte in Friesland het provinciale bestuur het wel
wenselijk om een Provinciale Commissie van Land
bouw op te richten; overwegende dat ,.de aanstelling
van belang is tot de bevordering van den Landbouw
en de Veeteelt in dat Gewest". Een belangrijk artikel
uit het reglement behelst de poging van de overheid
om een organisatie van landeigenaren en Eindge
bruikers op te richten. De Friese Commissie ont
wierp statuten en deed een oproep tot deelneming en
ziedaar het tempo van deze provinciale commissie:
op 5 november 1851 door de Staten benoemd, op 1
december 1851 door de Commissaris der Konings
geïnstalleerd en op 1 januari 1852 wordt de (Frie-
sche) Maatschappij van Landbouw en Veeteelt als
gevestigd zijnde beschouwd, op grond van de
„schets" der statuten. Een tempo dat nóg verbijstert!
Is er vandaag nog de moederlijke binding van pro
vinciale overheid en landbouw? Voor de Friese ge
deputeerde drs. F. G. J. Steenmeijer is Agrarische
zaken een van de vier beleidsonderdelen van zijn
portefeuille. De andere drie zijn: Economische za
ken, Toezicht gemeentebesturen en Integraal Struk-
tuur Plan voor het noorden des lands (ISP). „Dat
laatste neemt zeker meer dan de helft van mijn tijd
in beslag," aldus drs. Steenmeijer. Agrarische zaken
is opgedeeld in: landbouw, tuinbouw, ruilverkave
lingen, jacht en visserij.
„Ik probeer zo goed mogelijk thuis te worden in de
landbouwproblemen, maar als ik de landbouwbla
den doorneem, duizelt het me wel eens," aldus gede
puteerde Steenmeijer. Van huis uit was er geen rela
tie tot de landbouw en zijn studie in Utrecht na
tuurkunde was ook niet die kant uit. De politiek
was voor hem een bewuste keuze; „landbouw"
kwam toevallig in zijn pakket.
1*1^.
üitv ïWJÊÊm*'.
mm
«Slfl
H
m
f§
- .00
.Nk
Lp M
Drs. F. G. J. Steenmeijer
Ook vandaag de dag is er weer een Provinciale Land-
bouwcommissie. Haar taak is Gedeputeerde Staten
van advies te dienen over zaken, waarbij landbouwbe
langen zijn betrokken, voor zover die niet behoren tot
het werkterrein van de agrarische commissie van de
Provinciale Planologische Dienst en niet overwegend
liggen op waterstaatkundig gebied. Ook kunnen sug
gesties worden gedaan inzake onderwerpen waarbij
landbouwaangelegenheden zijn betrokken. De gede
puteerde is ambtshalve voorzitter.
In het huis der provncie heeft een drietal ambtena
ren met landbouwzaken te maken. Op bestuurlijk ni
veau wordt nu nagegaan hoe het beleidsonderdeel
„landbouw" gestroomlijnd kan worden.
Gedeputeerde Steenmeijer woont zo veel mogelijk
de vergaderingen bij van de Friese Raad voor de Be
drijfsontwikkeling. Die bieden hem de gelegenheid
op de hoogte te komen met de gang van zaken in de
landbouw. Als statenlid had hij al veel met de ruim
telijke ordening te maken. Bij de uitvoering van de
ruilverkavelingen ligt eigenlijk het grootste recht
streekse raakvlak van landbouw en provinciale over
heid. In de voorwaarden scheppende sfeer heeft de
provincie een taak. De plaats van de landbouw in
het nog vast te stellen streekplan is in discussie.
Zijn de directe bemoeienissen van de provincie met
de landbouw niet zo intensief, als het om de wezen
lijke landbouwzaken gaat dan is de positieve bena
dering nauwelijks een punt van discussie.
A. BOKMA
12