STEVIGE VUIST
MAKEN IS NODIG
KNLC-voorzitter David Luteijn
Hij draait er niet omheen, zoekt geen uitvluchten,
maar erkent: „Onze belangrijkste taak hebben wij niet
kunnen verv ullen. Wij zijn er niet in geslaagd de daling
van boereninkomens eerder tot staan te brengen. Wij
hebben te weinig vuist kunnen maken om het tij te ke
ren."
Aan het woord is ir. David Luteijn, voorzitter van het
Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, KNLC.
Hij antwoordt op onze vraag hoe het mogelijk is ge
weest dat in de afgelopen zes jaar het boereninkomen
gemiddeld zo'n veertig procent is gedaald. Dat zou
een vakbond toch nooit gepikt hebben!
Luteijn: „Wij hebben te weinig vuist kunnen maken,
omdat de ontwikkelingen binnen land- en tuinbouw
uiteenliepen. Het gevolg was dat op bepaalde mo
menten bij de één een veel grotere drang was om er
hard tegenaan te gaan dan bij de ander. Met z'n allen
hebben wij ook tijd nodig gehad om ons beleid aan te
passen aan de gewijzigde verhouding tussen vraag en
aanbod. Van een aantal belangrijke produkten was
het aanbod duidelijk groter dan de vraag. Als boeren
hebben wij misschien wel eens wat te veel ons best ge
daan op hoge produkties en hebben wij te weinig re
kening gehouden met de mogelijkheden van de
markt. Met een kleiner aanbod hadden wij wellicht
een betere prijs kunnen maken."
Overigens staat voor Luteijn als een paal boven water
dat de boereninkomens nog een stuk slechter geweest
zouden zijn, als de landbouworganisaties niet jaar-in-
jaar-uit erop hadden gehamerd, dat bij het vaststellen
van de Europese garantieprijzen voldoende rekening
gehouden zou worden met de agrarische inkomensont
wikkeling. Het resultaat van deze belangenbehartiging
is moeilijk in geld uit te drukken.
In geld vertalen
Belangenbehartiging. Het is een woord dat gemakke
lijk over de lippen rolt, maar vaag en abstract blijft.
Toch laat het resultaat van de belangenbehartiging
zich soms best in geld vertalen.
Luteijn: „Het is volstrekt ondenkbaar dat onze glas
tuinders vandaag dezelfde prijs voor het aardgas be
taald zouden hebben als zij niet de krachten gebun
deld hadden in de standsorganisaties. Iedere tuinder
weet dat hij dan vijftien cent per m3 meer had moeten
betalen, want dat is op dit moment de industrieprijs
van het gas."
Hij noemt andere voorbeelden: „Er is een aanpassing
tot stand gekomen in de vermogensbelasting. Door
druk vanuit de georganiseerde landbouw is de zelf
standigenaftrek er gekomen, zij het nog op een te laag
niveau. Ieder kan voor zichzelf berekenen wat die
f2.400 zelfstandigenaftrek voor hem betekent. Het
doorschrappen van het pachtersvoordeel bij bedrijfs
opvolging hebben wij als landbouworganisaties voor
elkaar gekregen. Deze paar voorbeelden geven aan
dat door krachtenbundeling iets bereikt kan worden."
„De boer staat als individu uitermate zwak in onze sa
menleving, waarin hij zijn bestaan moet vinden. Wil
hij een toekomst voor zichzelf en voor zijn kinderen
hebben, dan moet hij samenwerking zoeken in orga
nisaties, zowel op het landbouwpolitieke vlak als in de
commerciële sfeer." Aldus Luteijn en hij voegt eraan
toe: „Ik denk dat de behoefte aan samenbundeling de
laatste jaren alleen nog maar toeneemt naarmate het
aantal agrarische bedrijven minder wordt. Bovendien
krijgt de boer steeds meer te maken met ontwikkelin
gen buiten de landbouw, die zijn bestaan beïnvloe
den." Hij wijst daarbij op de druk van milieu, natuur
en landschapsbeheer.
„Op dat vlak heeft de boer enerzijds bundeling van
krachten nodig om doeltreffend tegenspel te bieden,
anderzijds heeft hij behoefte aan individuele belan
genbehartiging als zijn eigen bedrijfsuitoefening in de
knel komt. Dan heeft hij zijn eigen organisatie nodig,
die de deskundigheid in huis heeft om hem te helpen.
Dat geldt ook voor meer zaken als belastingen, so
ciaal-economische voorlichting, grondgebruik, werk-
geversbelangen, verzekeringen, boekhouden, enz."
Pure boerenbelang
Kenmerkend voor het KNLC noemt Luteijn de fede
ratieve opbouw, waarin de verscheidenheid van stem
men uit de provinciale organisaties heel duidelijk
4