Fokkerij is alleen gebaat bij ekonomisch denken
DOELMATIG GEBRUIK VAN
KUILPLAAT EN SLEUFSILO
Mechanisatie op het veehouderijbedrijf
Hydrseat transparante
vloercoating
Leader snij maïs
AGRO-
INDUSTRIELE
MISSIE TERUG UIT
BRAZILIË
In de gehele rundveeverbetering hebben de laatste 10 jaren talloze
veranderingen plaatsgevonden. Alleen al de vele kengetallen die de
veehouder op het bedrijf krygt, indien hij lid is van de melkkontrole
wijst op een grote aktiviteit.
Naast de vele kengetallen is het vooral de berekening van de produk-
tievererving van de stieren die de nodige ontwikkeling heeft doorge
maakt in deze periode. Eerst was het de D.B.-methode die in 1973 de
Dochter-Moeder vergelijking verving. Nu anno 1981 wordt deze D.B.-
methode weer vervangen door de stier-index.
Naast deze technische ontwikkelin
gen heeft de laatste 10 jaar ook een
duidelijk ekonomisch denken bin
nen de gehele veeverbetering plaats
gevonden.
Uit zowel praktisch cijfermateriaal
(deelboekhoudingen; L.E.I.-boek
houdingen) als theoretische model
len is duidelijk naar voren gekomen
dat er een groot verband bestaat tus
sen de gemiddelde bedrijfsproduktie
en het bedrijfsinkomen.
Het is daarom ook noodzakelijk dat
de gehele rundveeverbetering zich
inzet voor een zodanig productieni
veau op de bedrijven dat het inko
men van de veehouder zeker niet
achterblijft t.o.v. de gemiddelde Ne
derlander.
Het ekonomisch denken in de vee
verbetering krijgt vooral gestalte in
de weergave van de produktieverer-
ving van de stieren. Het netto-melk-
geld geeft immers duidelijk aan wel
ke stieren ekonomisch het meest te
bieden hebben.
Ook de exterieurvererving van de
stieren en het exterieur van de koe
zelf is steeds meer ekonomisch ge
richt.
Alleen solide koeien, duT koeien met
beste benen en uiers, zijn in staat om
een hoge produktie vele jaren vol te
houden. Het is daarom ook niet ver
wonderlijk dat er slechts enkele stie
ren voldoen aan de zeer hoge eisen
die men tegenwoordig stelt. Een mi
nimaal netto-melkgeld van 150,
en een positieve vererving van uiers
en benen wijzen op deze hoge eisen.
Terwijl voor veel veehouders deze
grens van 150,— nog te laag is.
Het is daarom niet zo, dat de stieren
minder goed zijn geworden, maar
dat er minder stieren kunnen vol
doen aan onze zeer hoge eisen. Dit is
echter geen pleidooi voor de iets
minder goed fokkende stieren, want
alleen met de beste stieren kan men
de maximale erfelijke vooruitgang
boeken.
Naast het gebruikmaken van de best
verervende stieren kan men op het
bedrijf zelf ook selektie toepassen,
zodat men ook hier een maximaal
ekonomisch rendement kan verkrij
gen.
Laktatiewaarde
De laktatiewaarde (L.W.) en de koe
index zijn hiervoor de 2 meest aan
gewezen kengetallen om de veehou
der te helpen in de selektie van zijn
koeien.
Met behulp van de L.W. kan men ge
makkelijk zien hoe de produktie van
iedere koe is ten opzichte van haar
bedrijfsgenoten. Vooral koeien die
ver beneden het bedrijfsgemiddelde
produceren, zijn onrendabele koeien.
Het is hierbij wel verstandig om een
onderscheid te maken tussen vaarzen
en oudere koeien. Een oudere koe
met een L.W. van 80 zal evenveel
produceren, dus evenveel melkgeld
opbrengen als een vaars met een
L.W. van 100. Oudere koeien zijn
dus met een lagere L.W. ekonomisch
gezien rendabeler als een vaars met
dezelfde L.W.
Voor de selektie op produktie kan
men daarom ook beter bij de vaarzen
een hogere eis stellen dan bij de ou
dere koeien.
Vaarzen met een L.W. van 90 en la
ger en oudere koeien met een L.W.
Het exterieur van de koe zelf is steeds meer ekonomisch gericht.
(foto Veepro)
van 80 en lager dienen vanwege hun
te geringe produktie opgeruimd te
worden.
De L.W. kan, indien er geen koe-in
dex bekend is, een hulpmiddel zijn
bij de beslissing van welke koeien
men de vaarskalveren wil aanhou
den. Het is aan te bevélen om alleen
kalveren aan te houden van koeien
met een L.W. van 95 en hoger.
Wanneer de koe-index'bekend is,
kan men aan de hand van dit kenge
tal beslissen van welke koeien men
de vaarskalveren wil aanhouden.
Er is een vrij grote variatie in de
waarde van de gemiddelde koe-in
dex per gebied en per bedrijf. Het is
daarom moeilijk om een absolute
ondergrens aan te leggen voor het
aanhouden van vaarskalveren. Om
voldoende koeien te kunnen aanwij
zen kan men de grens ongeveer op 20
a 30 gram beneden de gemiddelde
koe-index van het bedrijf houden. Is
de gemiddelde koe-index van het
bedrijf +20 gram vet en eiwit, dan
alleen vaarskalveren aanhouden van
koeien met een index van -10 gram
vet en eiwit en hoger.
Het gebruikmaken van goed fokken
de stieren en een scherpe selektie op
het bedrijf zijn de grondslagen voor
een goede produktie. Deze produk-
tiemogelijkheden kunnen echter al
leen benut worden bij een goede be
drijfsvoering.
C.A.R. Zevenbergen,
Spec. Rundveeverbetering,
ing. H. Wismans
Nieuw vlugschrift:
Een goede kuilvoeropslag bespaart u veel ergernis, vml
werk en ruwvoerverlies. Een goede kuilvoeropslag be-^
taalt zichzelf!
Of men het beste een kuilplaat of een sleufsilo kan heb
ben, hoeveel en wat de juiste afmetingen zijn, hangt af
van de bedrijfsomstandigheden. Het vlugschrift geeft
daarom behalve voor- en nadelen van beide systemen
een paar voorbeeldberekeningen.
Het vlugschrift geeft praktische tips voor het opzetten van
rijkuilen en het vullen vansleufsilo's.
Samen met vlugschrift nr. 282 "Plastik over kuilvoer en
vlugschrift nr. 329 "Het bouwen van kuilplaat en sleufsi
lo's" heeft men een degelijke handleiding voor het goed
opslaan van kuilvoer.
De vlugschriften zijn verkrijgbaar bij de regionale Kon-
sulentschappen voor de Rundveehouderij.
Opslag van kuilgras in meerdere kuilen heeft voordelen
Bij het voeren met snijmais komt het
veelvuldig voor, dat voergoten wor
den aangetast door de zuren die deze
voeding bevatten. Na verloop wor
den deze goten ruw, zodat voerresten
vast gaan zitten. Er is nu een produkt
in de handel gebracht, die, eenmaal
uitgehard, niet aangetast wordt door
zuren, logen, benzine, olie, etc.
Het nieuwe produkt, polyurethan,
wordt in de goten aangebracht, zodat
er een beschermende laag, vrij van
poriën ontstaat. Voerresten, mest e.d.
hechten zich niet meer op het op
pervlak, zodat het reinigen nu een
eenvoudige handeling is geworden
en de beton van de voergoten of
vloeren niet meer verder aangetast
worden.
Voor inlichtingen: tel. 05490-61060.
Het huidige rundveehouderijbedrijf
maakt veel gebruik van machines. De
mogelijkheid om te mechaniseren
heeft op veel bedrijven geleid tot
schaalvergroting. Daarnaast is ook
een grote mate van arbeidsverlichting
verkregen.
Het gebruik van machines brengt
echter kosten met zich mee. Deze
kosten zijn de laatste jaren sterk ge
stegen, met name door hogere aan
schafprijzen en de hoge rentevoet.
Om wat betreft de aanschaf van ma
chines een juiste keus te kunnen ma
ken zal meer nog dan voorheen gere
kend moeten worden.
Om hierbij de helpende hand te bie
sden heeft het Konsulentschap vooi
de Akkerbouw en de Rundveehou
derij te Goes een brochure in de serie
"Aktualiteiten" samengesteld, waar
in voorbeeldberekeningen gegeven
worden. Als basis is genomen een
bedrijf met 20 ha grasland. Daarvoor
zijn drie mogelijkheden bekeken:
1. Een eigem basisinventaris met
aanvullend loonwerk
2. Uitgebreide mechanisatie in ei
gen beheer
3. Uitgebreide mechanisatie in sa
menwerking
De uitgebreide mechanisatie heeft
met name betrekking op de werk
zaamheden rondom het inkuilen van
gras en mais en het uitrijden van
mest.
Aan de hand van deze voorbeelden
worden de mechanisatiekosten voor
een bedrijf van 20 ha berekend. Dit is
bedoeld als leidraad voor bereke
ningen voor elk bedrijf, ook bijvoor
beeld voor een akkerbouwbedrijf.
(Deze brochure bevat veel nuttige
informatie. De omvang is 16 pagi
na's. Deze uitgave is te bestellen bij:
Federatie van Verenigingen voor
Bedrijfsvoorlichting voor Zeeland,
Westsingel 58, 4461 DM Goes, door
overschrijving van 3,— op giro
nummer 3959908, met vermelding
van "Aktualiteiten nr. 25".
Voor bestellingen uit het buitenland
moet genoemde prijs verhoogd wor
den met 1,40 portokosten).
Door de Commissie voor de Samen
stelling van de Rassenlijst voor
Landbouwgewassen is bekend ge
maakt dat in 1982 als enig nieuw
snijmaïsras het ras LEADER zal
worden opgenomen.
Leader is een kweekprodukt van de
Cooperative Agricole te Lescar,
Frankrijk, in Nederland vertegen
woordigd door Cebeco-Handels-
raad. Leader is een nieuw type ras,
dat zich kenmerkt door een zeer
hoog drogestofgehalte. Het is op het
ogenblik het ras dat van alle rassen
het hoogste percentage drogestof
heeft.
Leader heeft verder een zeer goede
koude-resistentie, is stevig en heeft
een hoge drogestofopbrengst. De fu,-
sarium-resistentie, met name bij late
en zeer late oogst, is matig.
Het kolfaandeel van de plant is
"hoog: 54%; de plant zelf is hoog. Le
ader is uitstekend geschikt voor zeer
vroege en vroege oogst. Het ras kan
bij vroege inzaai de oogsttijd zelfs
aanmerkelijk vervroegen.
Mais
Als gevolg van het gunstige Thaise
klimaatsverloop zal de maisproduk-
tie dit jaar naar verwachting het re-
kord van 4 miljoen ton bereiken
tegenover 3,3 miljoen ton in het vo
rige seizoen. Daarvan zal ruim 2,7
miljoen ton worden geëxporteerd.
Deze export zal worden bemoeilijkt
door de nog liggende voorraad van
600.000 ton van de vorige oogst, en
doordat de oogst in andere maisex-
porterende landen eveneens goed is.
In verband daarmee heeft de bond
van Thaise maishandelaren voorge
steld, het uitvoerquotasysteem te
vervangen door vrije export. Op
grond van het feit, dat de vastgestel
de uitvoer locaties nog niet geheel
gerealiseerd zijn, ziet de Overheid
voorlopig geen redenen om de be
staande regeling te herzien. Boven
dien bestaat er de mogelijkheid om
een extra uitvoerquotum aan te vra
gen.
Onlangs is de agro-industriële missie,
die onder leiding van drs. R. Zijlstra,
van 13 tot 28 november j.l. een bezoek
bracht aan Brazilië, in ons land te
ruggekeerd.
Gelet op de betekenis en de moge
lijkheden van Brazilië, alsmede het
'aksent dat op de ontwikkeling van de
landbouw wordt gelegd, is een aktieve
en positieve belangstelling van het
Nederlandse bedrijfsleven op zijn
plaats. Brazilië kampt evenwel mo
menteel met scherpe terugval van
ekonomische groei en grote beta
lingsbalans problemen voornamelijk
als gevolg van rentelasten en ener
gie-importen.
In de bezochte gebieden liggen on
getwijfeld goede mogelijkheden voor
Nederlandse agro-bedrijven. De
kansen voor de Nederlandse indus
trie zijn echter beperkt. De beste
kansen lijken nog te liggen op het
terrein van de kuituurtechniek en
waterhuishouding, het leveren van
uitgangsmateriaal als zaden en fok-
vee, de fabrikage van alkohol.
Importbeperkende maatregelen be
lemmeren de mogelijkheden voor de
zuivelindustrie. Voor de fabrikage
van geavanceerde produkten als lac
tose, caseïnaten en kleutervoeding
bestaat echter wel belangstelling van
Braziliaanse zijde.
Drs. Rinse Zijlstra heeft bij een be
zoek aan landbouwminister Stabile
gewezen op de mogelijkheden, die de
Nederlandse agro-industrie kan bie
den bij de landbouwkundige ont
wikkeling van Brazilië. Minister Sta
bile benadrukte in zijn antwoord het
grote belang, dat hij hechtte aan het
overeenkomen van samenwerkings
vormen tussen Braziliaanse en Ne
derlandse bedrijven met name ter
zake van landontginning, irrigatie en
drainage. Hierbij deelde hij mee dat
de mogelijkheid van kapitaalgoede-
renimport uit Nederland op dit ter
rein zou kunnen worden geboden.
Afspraken voor konkrete projekten
in samenwerkingsverband zijn er tij
dens de missie niet gemaakt.
Momenteel verblijft een ambtelijke
delegatie uit Brazilië in ons land in
het kader van het jaarlijks overleg
tussen de beide ministeries van
landbouw, waarbij enkele van voor
genoemde hoofdzaken opnieuw aan
de orde komen.
13