STIERINDEX: Vervanger van de
D/B-methode
Overheid moet meebetalen
aan nieuwe Mestbank
Research in vleessektor
'82 vraagt bijna half
miljoen gulden van pvv
3
Landbouwschap positief tegenover
voorontwerp Meststoffenwet
Reorganisatie
Lagrobo Zeeland
Bij de veeverbetering vervullen de fokstieren een belangrijke rol. Voor
de gewenste verhoging van de erfelijke aanleg bij de veestapel zijn
alleen de beste stieren goed genoeg. Het gaat er nu om, uit te zoeken
welke de beste stieren zijn. Bij de produktievererving is daartoe tot
1973 gebruik gemaakt van de Dochter - Moedervergelijkingen. Deze
methode werd onbruikbaar door de snelle verbetering in de bedrijf
somstandigheden. Daarom werd de Dochter-Bedrijvenmethode inge
voerd.
De onderzoekplannen van de researchgroep vlees en vleeswaren TNO
in '82 vergen in totaal 2,1 miljoen. Aan het bestuur van het produkt-
schap voor vee en vlees (pw) dat op 11 november in openbare vergade
ring bijeen kwam, wordt daarin een bijdrage gevraagd van bijna
490.000.
Over de jaren 1978 t/m 1981 is door het pvv al aan subsidiebedragen
een bedrag van totaal 1,7 miljoen aan de researchgroep uitgegeven.
Daarbij stelt het pw in toenemende mate prioriteitseisen.
De resultaten van de D/B-methode
hebben een gunstige invloed gehad
op de fokkerij. De D/B-methode
geeft echter alleen goede uitkomsten
als aan enkele voorwaarden wordt
voldaan:
- De erfelijke aanleg van de vee
stapel moet in het hele land gelijk
zijn. Uit is nooit volledig zo ge
weest. De invloed van de Holstein
Friesians zorgt er bovendien voor
dat de verschillen groter worden.
- De (seizoens-)omstandigheden
moeten op alle bedrijven dezelf
de invloed hebben. Ook dit is niet
het geval. Denk maar eens aan de
verschillen tussen grupstalbedrij-
ven en bedrijven met ligboxen-
stallen.
De D/B-methode was dus zo lang
zamerhand aan vervanging toe. In
Amerika is een methode ontwikkeld
die de tekortkomingen van de D/B
opheft. Deze methode is door dr.
Dommerholt geschikt gemaakt voor
gebruik in Nederland. Onder de
naam Stierindex zijn de eerste resul
taten sinds enige tijd bekend.
Verschillen tussen D/B en Stierim-
dex
1. Bij de D/B-methode wordt de
produktie van dochters van een
proefstier vergeleken met alle
andere vaarzen die in dezelfde
periode gekalfd hebben. Via het
bedrijfsgemiddelde wordt reke
ning gehouden met verschillen
tussen de bedrijven. Bij de stie
rindex vindt deze vergelijking
binnen elk bedrijf plaats, met al
leen vaarzen.
2. De D/B-methode gaat ervan uit
dat alle vaarzen een gelijkwaar
dige afstamming hebben. De
stierindex houdt rekening met
verschillen in afstamming. Daar
bij wordt gebruik gemaakt van de
fokwaarde van de vaders van de
overige vaarzen.
3. De D/B-methode gaat bij iedere
proefstier van nul uit (niets be
kend over fokwaarde). Bij de
stierindex wordt uitgegaan van de
verwachtingswaarde op grond
van de afstamming. Hierdoor
wordt de uitkomst bij een gering
aantal dochters betrouwbaarder.
4. Bij de Stierindex wordt de be
trouwbaarheid van de uitkom
sten weergegeven. De betrouw
baarheid wordt groter naarmate
het aantal dochters toeneemt en
deze dochters meer over de be
drijven zijn verdeeld. Het beste is
dus per proefstier 1 dochter op
een bedrijf. De betrouwbaarheid
is voldoende vanaf 70%. Het
maximum is 100%.
5. Met de D/B-methode is het niet
goed mogelijk de erfelijke voor
uitgang te berekenen. Dit kan
met de Stierindex wel.
Verdere verbeteringen
In de komende tijd zal gewerkt wor
den aan verdere verbetering van de
berekening. Door gebruik te maken
van de koe-index van de vaarzen
wordt een zuiverder vergelijking
mogelijk. Het benutten van laktaties
die korter zijn dan 260 dagen, maakt
het mogelijk om de dieren mee te
tellen die (b.v. vanwege lage pro
duktie) zijn verkocht.
Tenslotte zal het gebruik maken van
2e en 3e laktaties, de informatie, en
daarmee de betrouwbaarheid, ver
groten.
Resultaten
Bij het FH-ras komen de resultaten
gemiddeld goed üver een met die van
de D/B-methode. Er zijn echter wel
verschillen. De stieren van de K.I.
Federatie West-Brabant komen bij
de Stierindex gemiddeld 42 gram vet
eiwit hoger uit-dan bij de D/B. Dit
betekent dat in de afgelopen jaren
een aantal stieren zijn geruimd, die
als fokstier hadden kunnen worden
ingezet. Dat is jammer, maar de klok
kan niet meer teruggedraaid worden.
Een ander resultaat is, dat enkele
veel gebruikte stiervaders een aan
zienlijk lagere produktievererving
hebben dan volgens de D/B werd
aangenomen. Voorbeelden hiervan
zijn: Tonia's Adema 17, Willy's
Keimpe en Beadee M 222. De gene
tische trend ligt ongeveer op het nivo
wat werd aangenomen, n.l. 11 gram
vet eiwit per jaar. Bij het MRIJ-
ras blijkt slechts van een geringe er
felijke vooruitgang te zijn bereikt.
Daardoor komen de oude stieren
hoger uit (in 1981) dan werd aange
nomen. Het betekent echter niet dat
ze daardoor beter zijn geworden! De
verschillen per stier zijn minder
groot. Chris en Rebekka's Rob zijn
gedaald. Harry (Land van Cuijk),
Miena's Mars en in mindere mate
ook Manus komen beter uit de bus.
De volledige resultaten zijn bekend
bij alle K.I.-verenigingeri.
Tenslotte
Deze maand zal voor het laatst een
D/B-berekening plaats hebben.
Kort daarna zal de Stierindex defi
nitief worden ingevoerd. De resulta
ten zullen op dezelfde wijze worden
gepubliceerd als bij de D/B-metho
de. Alleen het aantal dochters wordt
vervangen door het percentage be
trouwbaarheid. Met de Stierindex is
een nieuwe stap gezet op de weg van
de veeverbetering.
Ing. A. Helder
C.R.A. Tilburg/Waalre
Van de voor '82 voorgedragen 18
projekten vormen er vier een voort
zetting van al lopende onderzoekin
gen. Drie hiervan zullen naar ver
wachting in 1982 worden afgerond.
Voor deze nog lopende projekten
wordt een bedrag gevraagd van
154.500. Voor dertien nieuwe pro
jekten wordt een bedrag in totaal
324.600 gevraagd.
Twaalf projekten daarvan zijn voor
zien van een positief advies, waarbij
ook de visie van de pw-advieskom
missie onderzoek en ontwikkeling is
betrokken. Aan het pvv-bestuür
wordt voorgesteld hiervoor een sub
sidie van totaal 331.565 toe te
kennen. Ten aanzien van 9 projekten
wordt enige aanpassing wenselijk
geacht. Daarna kan medefinancie
ring opnieuw in overweging worden
genomen, aldus de notitie aan het
bestuur. Inmiddels wordt voor één
daarvan, namelijk die over de ont
wikkeling van een objektieve me
thode voor het opsporen van bere-
geur bij jonge vleesberen, alsnog
voorgesteld een subsidie van
22.850 te verlenen. Die aanvullen
de subsidie is nodig voor de extra
kosten die het voortzetten van dit
onderzoek vergt, met name door het
In de bestaande Meststoffenwet (da
terend uit 1947) zijn alleen de kwali-
teitsaspekten van meststoffen gere
geld. De minister van Landbouw en
zijn ambtgenoot van Volksgezond
heid en Milieuhygiëne hebben hierin
een aantal wijzigingen aangebracht.
Een van de belangrijkste hiervan is
wel, dat wettelijk ook bepaald kan
worden in welke hoeveelheden
meststoffen op het land gebruikt
mogen worden.
Ook het uitrijden van drijfmest kan in
beperkingen onderhevig worden.
Door de enorme groei in de inten
sieve veehouderij en het gebruik van
produkten zoals zuiveringsslib kan
een verantwoord gebruik van be
paalde meststoffen niet uitsluitend
meer worden bereikt via voorlichting
en prijsmechanisme. Een groot pro
bleem vormen de mestoverschotten
(drijfmest) in gebieden, waar de in
tensieve veehouderij is gekoncen-
treerd, zoals Noord-Brabant, Gel
derland en Limburg. Een wijziging
op grotere schaal inschakelen van
huisvrouwen/konsumentenpanels.
Aan het pvv-bestuur wordt derhalve
voorgesteld om voor 1982 voor re
search een bijdrage van bijna
365.000 te bestemmen.
Voor de 4 aangehouden projekten
kan dan in een later stadium alsnog
een bijdrage gevraagd worden.
Eveneens worden aan het pvv-be
stuur subsidie-aanvragen voorgelegd
met een totaal bedrag van 96.600.
Het betreft de subsidiëring onder
zoek ruwvoederverstrekking aan
fokzeugen in kombinatie met huis
vesting in grote groepen. Hiervoor
zou een éénmalige bijdrage van
15.000 ter beschikking gesteld
moeten worden. Het Nederlands
Normalisatie Instituut vraagt de ge
bruikelijke subsidie voor de finan
ciering van het normalisatiewerk in
1982 ad 32.600.
Als laatste wordt aan het pw-bestuur
opnieuw voorgesteld een jaarlijkse
subsidie te verlenen van 49.000
zowel voor 1982 als voor 1983 ten
behoeve van het onderzoek naar het
welzijn van vleesvee.
Het totaalbedrag dat voor onderzoek
van het pw-bestuur gevraagd wordt
komt daarmee op ruim 460.000,—
van de Meststoffenwet moet het mo
gelijk maken in deze gebieden tot
een gefaseerde invoering te komen
van maximale bemestingsnormen,
dus regels voor het gebruik van
meststoffen.
Deze normen voor de maximum te
gebruiken hoeveelheid mest hebben
een tweeledige doelstelling. Het gaat
enerzijds om het veiligstellen van de
bodemvruchtbaarheid (produktie-
vermogen agrarische grond), ander-
de toekomst in bepaalde gebieden aan
zijds dient voorkomen te worden, dat
door een al te intensieve bemesting
ongewenste neveneffekten optreden,
zoals verontreiniging van het bo
dem- en grondwater.
Het Landbouwschap is het ermee
eens, dat deze dubbele doelstelling
onder de gezamenlijke verantwoor
delijkheid valt van de minister van
Landbouw en Visserij en de minister
van Volksgezondheid en Milieuhy
giëne.
In ons blad van 30 oktober j.l.
maakten wij melding van een reor
ganisatie bij het Direktoraat-Gene-
raal Landinrichting, Grond en Bos
beheer (Lagrobo)
in de provincie Zeeland. In aanslui
ting op dat bericht kunnen wij u nog
mededelen dat tot provinciaal hoofd
van de Landinrichtingsdienst met
ingang van 1 oktober is aangesteld ir.
W.A. van Meegen en tot Hoofd
Staatsbosbeheer (wnd) ir. W.A. van
der Hoofd. Als Hoofden van Dienst
waren reeds aangesteld en werkzaam
ing. P. Scheele (Beheer Landbouw
gronden) en drs. H.C. van der Zande
(Planologie). De heer G.P. Verbart is
aangesteld tot hoofd Algemeen Be
heer.
wik
Het voorontwerp van de Meststoffenwet voorziet in een instrumenta
rium, waardoor de afvoer en afzet van overtollige mest in goede banen
kan worden geleid. Hiertoe zullen zogenaamde mestbanken opgezet
moeten worden, die meer taken en bevoegdheden krijgen dan de nu
reeds funktionerende mestbanken. Deze laatste zijn mede door de
landbouworganisaties opgezet en bemiddelen tussen de producenten en
afnemers van overtollige dierlijke mest.
Volgens het voorontwerp worden ze
belast met:
- het uitoefenen van toezicht op de
uitvoering van regelingen
- de bemiddeling bij het verhande
len van meststoffen
- het afnemen en verhandelen van
meststoffen
- het bevorderen van een verant
woorde afvoer en gebruik van
meststoffen
- het opleggen van maatregelen bij
overtreding van de vast te stellen
regels.
Alle aktiviteiten van de mestbanken
zullen gefinancierd moeten worden
door middel van heffingen, die wor
den opgelegd aan de veroorzakers
van de mestoverschotten. Door het
Bestuur van het Landbouwschap
werd nadrukkelijk gesteld, dat in elk
geval een flink deel van de kosten der
mestbanken (kontrole en toezicht)
voor rekening van de overheid moet
komen. Gezien de belangrijke taak,
die in de toekomst is weggelegd voor
de mestbanken, acht het Landbouw
schap het onverantwoord, (^subsi
diering ervan nu stop te zetten.
Van diverse kanten werd erop gewe
zen-, dat het bemiddelen, de kontrole
en het toezicht (waaronder het ui
toefenen van tuchtrechtspraak) niet
in één hand verenigd mogen worden.
Met name de eventuele strafvervol
ging dient niet door de mestbanken
te gebeuren.
Ondanks dat de toekomstige Mest
stoffenwet wettelijke regels kan gaan
stellen aan het gebruik van zuive
ringsslib als meststof in de landbouw,
wees de voorzitter erop, dat hiermee
uiterst terughoudend omgesprongen
moet worden. Van de kant van de
Voedingsbond F.N.V. wordt dit ge
bruik absoluut afgewezen. Bovendien
was deze bond van mening, dat het
voorontwerp gezien de vele vaaghe
den in deze vorm niet geaksepteerd
kan worden.
Nog wel vraagtekens
Het Bestuur van het Landbouwschap heeft zich in grote lijnen positief
opgesteld tegenover het voorontwerp van een aangepaste Meststof
fenwet. Dit voorontwerp is onlangs voor advies aan het Landbouwschap
voorgelegd. Diverse bestuursleden plaatsten wel vraagtekens bij de
onduidelijkheden, die nog bestaan, omdat het hier gaat om een raam
wet, die later verder moet worden ingevuld door middel van Algemene
Maatregelen van Bestuur.
Nadrukkelijk werd dan ook gesteld, dat het Landbouwschap nauw
betrokken wil worden bij de verdere uitwerking van het voorontwerp.
6