Door samenwerking kan in de rundveehouderij nog veel voordeel worden behaald! BEDRIJFSBEGELEIDING BIJ PLUIMVEE Knelpunten De toekomst Samenwerking Kompas 1985 KONSULENTSCHAP VOOR DE AKKERBOUW EN DE RUND VEEHOUDERIJ TE GOES ir. R.A. Molhoek takingenieur veehouderij C.A.R. - Goes Kompas 1985: een balans is opgemaakt van de stand van zaken in de land- en tuinbouw van Zeeland, knelpunten worden beschreven en getracht wordt de te verwachten ontwikkelingen aan te geven. Wat houdt dat in voor de Zeeuwse rundveehouderij? Per 1 mei 1970 waren er in Zeeland 2651 bedrijven met melkvee met in totaal 20.693 melkkoei en. Mede door de omschakeling van melkbussen naar koeltanks, ont menging, afvloeiing en anderzijds schaalvergroting waren er per 1 mei 1981 nog 640 melkleverende bedrijven met ongeveer 18/Wft melk koeien. Van deze melkkoeien is 36% gehuis vest in 85 ligboxenstallen en 25% in 100 moderne grupstallen met brede voergang en mechanische mestafvoer of drijfmestsysteem. De overige 39% van de melkveestapel loopt op 450 kleinere grupstalbe- drijven. Verreweg het grootste deel van de Zeeuwse melkkoeien (64%) is geregistreerd bij de melkkontrole. De gemiddelde produktie van deze gekontroleerde veestapel neemt de op één na hoogste plaats in op de Nederlandse ranglijst. Wat de 100-dagenlijsten van onze melkvaarzen betreft is Zeeland alle overige provincies al voorbij ge streefd. Helaas kan over de niet bij de melkkontrole geregistreerde koeien niemand een zinnig woord zeggen. Of kan de betrokken vee houder dat wel? Op 1700 niet-melkleverende be drijven met rundvee worden onge veer 38.000 stuks jongvee, vleesvee en (zoog)koeien gehouden. Daarvan zijn ruim 6000 stuks vleesstieren ge huisvest in moderne roostervloer- stallen voornamelijk op bedrijven met akkerbouw. De uitbreiding van de schapenstapel is gepaard gegaan met een sterke uitbreiding van het aantal schapen houders. Deze schapenstapel die per 1 mei 1981 30.000 stuks telde en die voornamelijk uit Texelaars be staat, vertoont nog steeds een lichte groei. De rundveehouderij in Zeeland kent een aantal knelpunten. Enerzijds zijn er enkele weidege bieden waar weinig boerderijen staan en waar het grasland op minder rendabele wijze door jongvee en vleesvee beweid wordt. Anderzijds zijn er melk veebedrijven, die te weinig land aan huis en te veel op afstand hebben liggen. Sommige perce len hebben een ongelijke ligging of zijn drpogtegevoelig, terwijl beregening praktisch nergens in Zeeland mogelijk is in verband met het ontbreken van zoetwater. Op verscheidene bedrijven laat de erfverharding te wensen over, terwijl op ongeveer 50% van de bedrijven ingekuild wordt op een onverharde plaats. Mechanisatie en energie worden steeds duurder maar in bepaalde regio's schept de geringe vee dichtheid weinig mogelijkheden tot samenwerking van veehou ders of aanschaffen van moderne voederwinningswerktuigen door de loonwerker. De geografische ligging bemoei lijkt het organiseren van aktivi- teiten (demonstraties, bijeen komsten, etc.) en heeft ook voor afzet en aankoop zijn gevolgen. De hoge rentestand laat zich goed voelen bij investeringen en be drijfsovername. De rundveehou derij als gezinsbedrijf leidt tot sterke bedrijfsgebondenheid, problemen bij ziekte, ongeval en vakantie en soms tot teveel in schakelen van de vrouw. Op het moment zijn de prijzen van melk en vlees goed. Gezien de strukturele overschotten binnen de E.E.G. is de kans dat dat lang zo blijft echter klein, terwijl dit laatste helaas niet gezegd kan worden van de ekonomische recessie waarin wij momenteel verkeren. Het valt dan ook niet te ontkennen dat een aantal bedrijven zal worden beëindigd of als nevenbedrijf wordt voortgezet. Ontbreken van een opvolger, gebrek aan kapitaal, bij de huidige hoge rentevoet of een te kleine omvang zijn de voornaamste redenen. An derzijds geeft de slogan "niet meer, maar beter" aan dat er vaak nog veel mogelijkheden zijn tot verbetering van het inkomen. Er bestaan immers nog steeds enorme verschillen in in komen tussen vergelijkbare bedrij ven. Op die verschillen zijn een aan tal faktoren van invloed: melkproduktie: door gebruik te maken van de melkkontrolege- gevens en door een gericht fok beleid kan een hoge gemiddelde produktie bereikt worden. Een gericht fokbeleid waarbij de aan dacht behalve op melkproduktie ook gericht moet zijn op ge bruikseigenschappen (uier,/ klauwen, etc.) wordt mogelijk gemaakt door de juiste K.I.-stie- ren te gebruiken; vruchtbaarheid en gezondheid van de veestapel: een korte tus- senkalftijd, voorkomen van wit- vuilen en uierontsteking en op tijd klauwverzorgen leveren nog altijd dik geld op. Het aantal lammeren per ooi is van grote invloed op de rentabi liteit van de schapenhouderij. Goede rammen en een goede konditie van de ooien zijn dan. ook erg belangrijk. Kruisingen bieden mogelijkheden voor de toekomst. Qua arbeidsorganisatie verdient het de voorkeur de ooien vroeg te laten dekken. De aflam- periode kan dan achter de rug zijn voor de voorjaarswerkzaam heden beginnen zodat de aan dacht minder verdeeld hoeft te worden. kwaliteit: hoge eisen worden ge steld aan melktechniek en be handeling van de melk. Een goe de hygiëne draagt bij aan het voorkomen van uiergebreken en aan het afleveren van een kwali- teitsprodukt. Regelmatige kon- trole van Uw melkmachinein stallatie door middel van een on- derhoudsabonnement Is dan ook aan te bevelen. voeding, voederwinning en gras- landbeheer: er bestaat geen goedkoper voer dan ruwvoer van eigen bedrijf. Veel goed ruwvoer door juiste bemesting, ontwate ring, een uitgekiend maai- en be weidingsschema en met zorg winnen van het voer voor de winter spaart veel geld. Kracht- voergift aanpassen aan produktie en konditie wordt vergemakke lijkt door de melkkontrolegege- vens. overzicht en inzicht in het be- drijfsgebeuren is mogelijk door bijhouden van de technische ge gevens die dan gebruikt kunnen worden voor een (deel)boekhou- ding. Betere en produktievere koeien door een gericht fokbeleid. Niet alleen binnen het bedrijf maar ook door samenwerking tussen be drijven en organisaties kan nog veel voordeel behaald worden. Op sommi ge bedrijven kan het overweging ver dienen koeien waarvan toch geen na komelingen worden aangehouden te laten insemineren door een Limou sin- of Piemontese-stier. Het kalf is meer waard en is voor de mester beter uitgangsmateriaal. Een betere sa menwerking tussen akkerbouw- en veehouderij ten aanzien van benut ting van geproduceerde mest en bij- produkten als stro en bietenblad maar ook door onderlinge grondruil levert wederzijds voordeel op. De kosten van mechanisatie kunnen aanzienlijk gedrukt worden door sa menwerking tussen veehouders en goede afspraken met de loonwerker. Dit laatste is ook van belang om de werkzaamheden op het juiste tijdstip uit te kunnen voeren. Een goede sa menwerking tussen de Gezond heidsdienst voor Dieren, Voorlich tingsdiensten en dierenartsen voor komt langs elkaar heen werken, dus spaart tijd en geld. Dat zelfde geldt voor de bundeling van werkzaamhe den en informatieverschaffing door de Vereniging voor Veehouderijbe- langen Zeeland. We kunnen met zijn allen nog veel van elkaar leren op kursussen, studieklubs en Vereni gingen voor Bedrijfsvoorlichting. Laat ons trachten gezamenlijk in te spelen op de veranderende situatie om zo te komen tot hoge produktie van goede kwaliteit onder goede om standigheden op ons eigen bedrijf. Sedert begin 1976 verricht de Gezondheidsdienst voor Dieren bloed- /ei-onderzoek voor het vaststellen van ziekten, of het effekt van de entingen. Nu een landelijk begeleidingsprogramma voor leghennen van start is gegaan, waaraan ook wij onze medewerking verlenen, dreigt er enige verwarring te ontstaan over datgene wat er op dit gebied in de toekomst mogelijk is. Hieronder vindt u op welke wijze U met ons kunt samenwerken bij de begeleiding. HET LANDELIJKE SYSTEEM Ten aanzien van het bloedonder zoek tijdens de opfok kan uit 3 mogelijkheden worden gekozen: lx op een leeftijd van circa 12 weken; lx op een leeftijd van circa 16 weken; 2x d.w.z. op een leeftijd van circa 12 weken en van circa 16 weken. De opfokker zelf kan zijn voor keur in deze aan de Gezond heidsdienst bekend maken. Op iegbedrijven vindt ca. 4 x pei jaar een bloedonderzoek plaats, waarbij zoveel mogelijk gestreefd wordt de bezoeken te plannen circa 4 weken nadat een nieuw koppel op het bedrijf is gearri veerd. Het aantal te onderzoeken bloedmonsters, respektievelijk eieren bedraagt per hok c.q. per diergroep: Koppelgrootte Aantal monsters 15.000 24 15.000-40.000 36 40.000 48 Onderzoek vindt plaats op: Mg, IB, NCD en EDS (BC 14) De uitslag van het onderzoek en het hieraan verbonden advies wordt aan de pluimveehouder, de dierenarts en de opfokbegeleider, respektievelijk bedrijfsvoorlich- ter toegezonden. De gegevens betreffende het bloed-, c.q. ei-onderzoek, alsme de van sekties en entingen wor den opgenomen in het landelijke registratiecentrum. Het verzamelen van bloedmon sters, respektievelijk eieren ge schiedt door de Gezondheids dienst. De kosten van het onderzoek be dragen inklusief de kosten van de monstername, laboratoriumon derzoek en administratieverwer king 2,75 per' bloedmonster, respektievelijk ei. Door middel van een aanmel dingsformulier, verkrijgbaar bij de Gezondheidsdienst, kan de pluimveehouder zich aanmelden. Meedoen aan de begeleiding is een vrijwillige zaak; men kan ten alle tijde weer stoppen met het zich laten begeleiden. BEGELEIDING OP EIGEN INI TIATIEF Bij de begeleiding op eigen initaitief wordt het onderzoek aan de pluim veehouder, c.q. integratie overgela ten. Hij kan, zo hij dit wenst, een bloedonderzoek of een ei-onderzoek laten uitvoeren. Voor onderzoek op eigen initiatief dient de pluimveehouder c.q. de in tegratie zelf de bloedmonsters, resp. de eieren bij de Gezondheidsdienst te bezorgen. Hierbij dient de volgende opmerking gemaakt te worden: De pluimvee houder wordt verzocht voor het in zenden van bloedmonsters gebruik te maken van de bloedbuisjes van de Gezondheidsdienst; deze dient hij zelf te halen en te brengen. Verzen dingen vinden niet plaats. Er wordt zeer dringend geadviseerd voldoende bloedmonsters, resp. eie ren per koppel ter onderzoek aan te bieden. De norm die ook voor het landelijk systeem wordt gehanteerd lijkt ons gewenst. Koppelgrootte Aantal monsters 15.000 25 15.000-40.000 36 40.000 48 Aan de pluimveehouder c.q. inte gratie wordt overgelaten welke on derzoeken zij uitgevoerd willen heb ben, waarbij wij sterk adviseren de onderzoeken t.a.v. Mg, NCD en EDS (BC 14) altijd mee te nemen. Indien de pluimveehouder dit wenst kan ook een onderzoek plaatsvinden t.a.v. M en IB (HAR en AGP). De Gezondheidsdienst neenjt geen verantwoording dat de uitslag be trekking heeft op jonge hennen waarvan het bloed afkomstig zou zijn. De Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Brabant is op het ogenblik in staat een aantal onderzoeken op antistoffen uit te voeren in eieren. Dit heeft aanzienlijke konsekwenties voor de monstername, doordat: de monstername minder tijdrovend is de kans op besmetting vrijwel afwe zig is (denk bijv. aan de ILT-epide- mie) de rust in de hokken niet verstoord wordt en het ongezonde werk voor de bloedtappers in de stoffige omge ving tussen de batterijen achterwege kan blijven. Een aantal bedrijven die reeds in de begeleiding van de Gezondheids dienst waren opgenomen wordt in de gelegenheid gesteld in de toekomst aan een bijzondere vorm van be- drijfsbegeleiding deel te nemen. Circa 4 x per jaar zal een medewer ker van ons het bedrijf bezoeken om eimonsters van het bedrijf op te ha len. Deze bezoeken zullen zoveel moge lijk gebracht worden indien onze medewerkers werkzaamheden heb ben in de omgeving van het betrok ken bedrijf. Niettemin zal getracht worden zich aan te passen aan het ritme van bedrijfsbezoeken dat de betrokken pluimveehouder gewend was. Het aantal eieren dat onderzocht wordt is weer het aantal dat ook ver meld werd voor de bloedmonsters. De eieren worden onderzocht op Mg, NCD en EDS. Indien er een dringende noodzaak voor bestaat kunnen onderzoeken plaatsvinden op IB en desgewenst op MS. Nieuwe aanmeldingen van deze vorm van begeleiding zullen slechts op speciaal verzoek worden ingewilligd. Indien bij de onderzoeken aanwij zingen verkregen worden dat op het bedrijf van ernstige chrQni- sche problemen sprake is zal de Gezondheidsdienst het initiatief - zo de pluimveehouder hiertoe de wens te kennen geeft - nemen om tesamen met de voorlichting c.q. integratie en de praktiserende dierenarts het bedrijf gedurende enige tijd intensief te begeleiden. Kosten van de begeleiding op eigen initiatief. De kosten per bloedmonster c.q. ei bedragen per 1 juli 1981: Mg 15 cent NCD HAR 41 cent Ms 45 cent EDS HAR 41 cent IB AGP 17 cent IB HAR 41 cent plus 50 cent per aangeboden monster (onkosten van verpakkingsmateriaal en administratie). GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN IN NOORD BRABANT Molenwijkseweg 48, 5282 SC Boxtel -tel. 04116-73951 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 5