1^3 Aanvragen bijdrage bedrijfsbeëindiging ook in 1980 weer gestegen KNLC kommentaar Doormodderen Verzekering van de Fiscale Oude dagreserve (F.O.R.) belastingclaim? (I) De overheid en de landbouwvrijstelling Handelsvoorstel Topstruktuur grote landbouwkoöperaties De meeste zelfstandige ondernemers in de landbouw zullen - en dat is veelal juist - gebruik maken van de F.O.R. In 't kort komt deze maatregel erop neer dat men een deel van het inkomen mag aftrekken en daarover in DAT jaar nog géén belasting hoeft te betalen. Bij een onzuiver inkomen van 40.000,— beloopt dat een bedrag van 4.500,— Over dit laatste bedrag behoeft u dus NU nog géén inkomstenbelasting te betalen (vallend in b.v. de 40% schijf is dat in het voorbeeld 1.800,— I.B.-voordeel). DAT geld kan dus IN T BEDRIJF blijven en gebruikt worden ter financiering van het bedrijf, dit is ook de bedoeling van de F.O.R.-re- geling. In zeer veel gevallen bespaart u daar dus mee op de ten bèhöeve van het bedrijf te lenen bedragen (lagere schulden - minder rentelasten). In de loop van de jaren kan dit F.O.R.-bedrag, dus dat bedrag waarover nog gééjri belasting betaald is, flink oplopen. Vooral jongere on dernemers kunnen op deze manier op den duur een flink bedrag als het ware renteloos lenen van de fiskus. U "leent" niet het F.O.R.-bedrag, doch enkel de daarover nog niet betaalde belasting. Op het F.O.R.-bedrag rust een belastingclaim die men vaak aanduidt met "latente belastings chuld", u kunt dit vinden in uw boekhouding. In een rede van de staatssekretaris van financiën M J.J. van Amels- voort, gehouden tijdens de jaarvergadering van de C.B.T.B. kring Westland in Maasdijk, zijn enkele opmerkingen gemaakt over de toe passing van de landbouwvrijstelling. Gelet op het belang ervan neem ik de woorden van de bewindsman letterlijk over: Aantal aanvragen rentesubsidie sterk teruggelopen Uit het pas verschenen Jaarverslag van de Stichting Öntwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw blijkt, dat de licht stijgende lijn, welke in 1979 reeds viel te bespeuren voor aanvragen om een bijdrage krachtens het Beëindigingsvergoedingsbesluit zich in het verslagjaar 1980 heeft voortgezet. Het absolute aantal blijft echter beperkt. On danks het feit dat de in 1980 sterk toegenomen werkloosheid de uit treding uit de landbouw bemoeilijkte biedt de Beëindigingsregeling een oplossing voor de problemen van een aantal bedrijfshoofden. Tot het toenemen van het aantal aanvragen heeft zeker bijgedragen de vergro- t Bg van de ekonomische problemen, in het bijzonder tengevolge van de verhoging van energieprijzen. Toch leidt een belangrijk deel van de aanvragen niet tot een uitkering omdat of bijv. langs andere weg beëindiging wordt gerealiseerd, of omdat geen akseptabele bestem- mingsvoorstellen voor de vrijkomende grond kunnen worden aange dragen. Aan dit laatste feit is duidelijk debet de beduidende grond prijsdaling die zich in 1980 reeds manifesteerde. Voor de regeling van de bedrijfs beëindiging op termijn is evenals in voorgaande jaren ook in 1980 weinig belangstelling gebleken. Tijdens de verslagperiode zijn een aantal innovatieve ontwikkelingen, die voor de bedrijfsvoering van be lang zijn, ondersteund. De ontwik- kelingsaktiviteiten in het kader van de rentesubsidieregeling zijn vooral van belang geweest voor de midden bedrijven. Het aantal ingediende aanvragen voor rentesubsidie vertoonde in het verslagjaar ten opzidite van 1979 een sterke daling. De oorzaak van deze daling met 60% zal grotendeels ge zocht moeten worden in het ver slechterde investeringsklimaat in 1980; terwijl ook gestegen kosten en daarbij achterblijvende opbrengsten tot die ontwikkeling hebben bijge dragen. Voor de overige ontwikke lingsregelingen is in het verslagjaar van een nagenoeg gelijkblijvende be langstelling sprake. Ten behoeve van het energiebespa- ringsbeleid in de glastuinbouw zijn voor 1980 10,— min en voor 1981 25,— min bestemd. Daarvan is in 1980 7,5 min en in 1981 14,5 min via het Fonds geleid naar de rende mentsverbetering van aardgasge bruik voor bedrijven met een be perkt aardgasverbruik, het plaatsen van energieschermen en het aan brengen van gevelisolatie in be staande kassen. «b "Vanavond wil ik iets zeggen over ook mijn twijfel aan de toepassing van de landbouwvrijstelling. Ik zie namelijk dat daar een ontwikkeling gaande is, waarvan ik mij afvraag of die wel strookt met de doelstelling van de landbouwvrijstelling en het belang ervan voor de agrarische sek- tor. Wat gebeurt er namelijk: aan de ene kant raken agrarische bedrijven die overschakelen op nieuwe teelt of voortbrengingstechnieken, de land bouwvrijstelling kwijt en aan de an dere kant blijven grote bestem mingswijzigingswinsten die behaald worden bij onttrekking van de grond aan de landbouwbestemming, bij voorbeeld bij verkoop aan gemeen ten of projectontwikkelaars ten be hoeve van de woningbouw of indus trie, onbelast. Te eng De landbouwvrijstelling lijkt ener zijds te eng en anderzijds weer te ruim. Om met het eerste facet te be ginnen. In de landbouwvrijstelling wordt voör het begrip landbouwbe drijf teruggegrepen op een definitie uit 1941. In de jurisprudentie heeft de uitleg van deze definitie zich aldus ontwikkeld: wil de vrijstelling van toepassing zijn dan moet de grond gebruikt worden om rechtstreeks daarin de planten te kweken. Deze uitleg is in strikte zin in overeen stemming met de wetsgeschiedenis. De vrijstelling is namelijk alleen be doeld voor die landbouwbedrijven waarbij de exploitatie van de grond van essentiële betekenis is. En toch twijfel ik aan de juistheid van deze gang van zaken, want wat gebeurt er bij voorbeeld in de glastuinbouw: door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de teelttechnieken kan het moderne tuindersbedrijf voorzo ver de bodem, hierdoor niet meer rechtstreeks als primair produktie- middel wordt gebruikt, niet meer in aanmerking komen voor de land bouwvrijstelling. Ik vind dat we moeten onderzoeken of de grond door de nieuwe kweektechnieken inderdaad zijn essentieel belang ver liest voor de exploitatie van de on derneming. Het noodzakelijke bo- dembeslag neemt in ieder geval nauwelijks af. En ook al zou het es sentieel belang bij de bodem iets af nemen dan nog vraag ik mij af of het dan wel zo verstandig is om noodza kelijk innovatie fiskaal te ontmoedi gen. Voor de moderne veehouderij geldt in wezen hetzelfde. Wil de vrijstelling van toepassing zijn dan moet het vee voor tenminste 60 pro cent voortbrengselen van het eigen bedrijf als voeder gebruiken. Dat deel van de definitie bakent als het ware het agrarische belang af dat met de grond gemoeid moet zijn. Maar ook hier zie je dat door nieuwe ont wikkelingen op het gebied van de veehouderij de moderne veehouderij niet meer aan de 60 procent-norm voldoet en dus buiten de landbouw vrijstelling valt. Ook hier vind ik dat wij moeten onderzoeken of het be lang bij de grond zoveel minder es sentieel is geworden dat de vrijstel ling moet komen te vervallen en ook hier sprake kan zijn van een onbe doelde of onwenselijke fiskale ont moediging van noodzakelijke inno vatie. Ik vind in ieder geval het be lang van de agrarische sektor bij deze ontwikkeling zo groot dat ik aan deze problematiek niet zonder meer wil voorbij gaan. Ik laat een studie op dit gebied verrichten, in het bijzonder naar de vraag of de huidige definitie nog wel is toegesneden op het mo derne landbouwbedrijf. Te ruim In de studie wil ik tevens het tweede door mij aangehaalde aspekt betrek ken. Het komt mij voor dat de land bouwvrijstelling over zijn doel heen schiet als ook bestemmingswijzi gingswinsten bij onttrekking van de grond aan de agrarische bestemming onbelast blijven. Deze eventuele in perking van de landbouwvrijstelling zou kunnen passen in het land bouwbeleid met betrekking tot de beheersing van de prijzen van land bouwgronden. Wat is namelijk het geval: de grote belastingvrije be stemmingswijzigingswinst wordt vaak gebruikt om nieuwe land bouwgrond te kopen. U kunt zich wel voorstellen wat dat voor invloed heeft op de marktprijzen voor land bouwgrond". Aldus de staatssekretaris. Nu weten wij weer eens hoe er op het ministerie over deze zo belangrijke vrijstelling wordt gedacht. Veerbeek Uitstel, géén afstel Op den duur, meestal bij staking van het bedrijf of bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd moet over dit F.O.R.-bedrag alsnog I.B. betaald worden. Als dit bedrag in de loop der jaren tot bijv. honderdduizend gul den js opgelopen, zult u begrijpen dat, Dij staking van het bedrijf, een aardig bedrag aan I.B. betaald moet worden. Daarvoor zijn verschillende manie ren, doch dat er betaald moet wor den is duidelijk. Bij staking van het bedrijf moet afgerekend worden in gevolge het bijzonder tarief (20-57,6%). Het gehele F.O.R.-be drag wordt dan bij de stakings- of liquidatiewinst geteld. Welk percen tage dat precies is, is afhankelijk van het inkomen van de 3 voorafgaande jaren èn van het totaal bedrag der stakingswinst. Stel b.v. 30%. Als de F.O.R. opgelopen is tot b.v. 100.000,— betekent dit toch dat u alléén al daarover 30.000,— I.B. moet betalen. (Behoudens de moge-: lijkheid om op andere manieren de F.O.R.-I.B.-claim af te wikkelen, doch dit gaat hier te ver. Raadpleeg daarover, als dat aan de orde is tijdig - minimaal 3 jaar vóór u van plan bent uw bedrijf te staken - uw boek houder.) Pas op dat het voordeel, géén nadeel wordt! Als u de indertijd genoten belasting voordelen die u door middel van de F.O.R. hebt gehad in uw bedrijf hebt gehouden, met andere woorden deze hebt gebruikt om verstandig en ver antwoord in uw bedrijf of elders te investeren of te beleggen, zal de te betalen I.B.-claim géén of minder grote problemen hoeven op te leve ren. De tijdelijk bespaarde I.B. zal zijn rendement opgeleverd hebben, anders ligt het wanneer dit bedrag is gekonsumeerd. Uitgangspunt is dan dat u er-minstens 10-12% rentekosten mee verdiend of bespaard hebt. r A. Lindenbergh In de "Weekberichten" van het Belgisch Ministerie van Land bouw van 23 oktober j.l. stond het volgende handelsvoorstel: Seeberger, Postfach 1960, 7910 Neu Ulm, BRD tel 073182001, telex 0712 665 wenst LIJNZAAD te importeren bestemd voor men selijke konsumptie. Kontaktper- soon is Klaus Schmidt. Zojuist is bij VUGA verschenen het boek "Topstruktuur en strategische besturing van grote landbouwkoö peraties" door dr. ir. J.M. Vrij. Mede onder invloed van de toene mende komplexiteit van het bestuur van landbouwkoöperaties, is de vraag aktueel geworden, op welke wijzen aan de medezeggenschap van de leden van deze koöperaties vorm kan worden gegeven. Een onderzoek hiernaar dient zich niet alleen te richten op de bestaande bestuurs- struktuur (op het funktioneren van het bestuur, het professionele mana gement, het toezichthoudend orgaan en de ledenvergadering), maar moet zich ook met mogelijke alternatieven bezighouden. Bij 14 koöperaties van verschillende omvang en verschillende sektoren heeft de auteur een uitgebreid on derzoek gehouden met als doel bruikbare koncepten te ontwikkelen voor de rol van de bestuursorganen binnen de landbouwkoöperaties. Hoewel de strategische besturing als uitgangspunt voor de proces-analyse is gekozen, geeft het boek niet alleen een beschrijving van de bestaande situatie. Ook andere mogelijkheden, die er voor de verschillende organen zijn om een rol te spelen bij de be sturing van de koöperatie en welke van deze mogelijkheden in een be paalde situatie de voorkeur genieten, komen in deze publikatie aan de or- de. De uitgave is verkrijgbaar via de boekhandel of bij de uitgever - pa perback (groot formaat), 265 blz. ISBN 90 6095 658 3 - prijs: 47,50. De breuk in het Tweede Kabinet Van Agt is na bijna drie weken dan toch nog door de informateurs De Galan en Halberstadt gelijmd. We hebben dus weer een echte regering. Maar daarmee is dan ook zowat alle positiefs gezegd. Wat nu immers aan nader uitgewerkte grondslag van c^it kabinet ter tafel ligt, is een wange drocht van een politiek kompromis wat volstrekt ondeugdelijk is om on ze ekonomie uit de malaise te halen en waarin bovendien op een wel haast schaamteloze wijze de mensen voor de gek worden gehoüden. On danks alle mooie uitspraken wordt in versterkte mate doorgegaan op de weg naar een steeds verder opvoeren van de overheidsuitgaven ten koste van de partikuliere bestedingen en het bedrijfsleven. De drie hoofdpunten van het regee rakkoord,, namelijk het terugdringen van het financieringstekort, stabili sering van de belastingdruk en geen nieuwe uitgaven voordat er geld voor is, blijkt stuk voor stuk niets meer dan loze afspraken te zijn. Zo blijkt uit het eindrapport van de informa teurs dat de gewenste terugdringing van het financieringstekort niet he lemaal zal lukken, terwijl voorts de belastingdruk (ook voor zelfstandi gen) met nog weer eens 1% stijgt. Geen burger zal zich immers door het woord solidariteitsheffing wijs laten maken dat het hier om iets an ders dan* belastingverhoging gaat. Hoelang tijdelijke belastingverho gingen kunnen duren, weten we al len uit ervaring. Tenslotte blijkt men ook nog meer te gaan uitgeven, zon der dat daar inkomsten tegenover staan. Immers leningen op de kapi taalsmarkt zijn geen reeële inkom sten, maar verdoezelen enkel een groter begrotingstekort. Als we voorts zien dat er nog grote onzekerheid bestaat of de voorgeno men bezuiniging van 4,5 miljard gulden wel hard gemaakt wordt; er nauwelijks of geen ruimte voor-ge richt beleid ter versterking van de konkurrentiepositie van het bedrijfs leven te onderkennen valt en het ba nenplan van minister Den Uyl nog steeds een politieke luchtbel is, dan blijft er eigenlijk niets anders dan een uiterst negatief oordeel over de programbasis van dit kabinet over. Dat geldt zeker ook voor land- en tuinbouw. Nog hogere rente, geen ruimte voor meer maatregelen ter versterking van de konkurrentie- kracht en produktiestruktuur, en daarmee inkomensmogelijkheden, en bovenal verzwaring van de kol- lektieve lastendruk lijkt het toe- komstperspektief te worden. Ge vreesd moet daarbij worden dat het aantal werklozen zal blijven toene men, doordat er steeds meer bedrij ven het niet langer kunnen bolwer ken. Ook in de agrarische sektor blijken, ondanks een qua opbrengsten en prijsontwikkeling toch redelijk jaar, honderden bedrijven zodanig in weerstandsvermogen verzwakt, dat de betrokken ondernemers de hoge rentelasten niet meer kunnen op brengen en ermee moeten stoppen. Het via allerlei regelingen in stand houden van veel van deze bedrijven, lost in wezen niets op, als het finan- cieel-ekonomisch klimaat als zoda nig niet belangrijk verbetert. Het is droevig dat ekonomen als Halber stadt en De Galan niet de moed hebben kunnen opbrengen om de politici duidelijk te zeggen dat het zo niet verder kan. inplaats van met een oplossing te komen waar ze hun ekonomiestudenten als hoogleraar toch een dikke onvoldoende voor zouden moeten geven. Al met al heb ik zeer grote zorgen over onze eko nomische toekomst op basis van het nu voorliggende regeerprogramma. Me dunkt dat ook de tijd voorbij is om als organisaties van zelfstandige agrariërs maar wat voorzichtig posi tief te reageren. Wij hebben volstrekt geen vertrouwen in een programma waarop dit kabinet zich denkt te ba seren. LUTEIJN

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 3