DE ONTWATERING VAN GRASLAND
KWALITEIT MELK
BETER DAN OOIT
Elke kultuurgrond bestaat uit drie hoofdbestanddelen, die
we er zeer duidelijk in kunnen herkennen. De vaste delen,
mineralen en organische stof, water en lucht. Daarnaast
bevat de grond meestal nog een rijk geschakeerd bodem
leven zoals wormen, bakteriën enz. Het bodemleven zullen
we in dit verband verder buiten beschouwing laten.
"De hoge waarde van laag water
Dagelijks wordt een grote stroom
melk gewonnen op Nederlandse
boerderijen. De technieken die
daarbij worden toegepast hebben
ertoe bijgedragen dat de kwaliteit
van de melk beter is dan ooit tevoren.
De voortdurende zorg voor de kwa
liteit van de melk blijkt ook uit de
strenge kontrole die erop wordt uit
geoefend. Aldus een passage uit een
artikel over de kwaliteit van melk in
het tijdschrift 19NU, een voorlich
tingsblad over de Nederlandse land
en tuinbouw.
Nuchtere cijfers wijzen uit dat de
overgang van het verzamelen van
melk in tanks in plaats van in melk
bussen dertig procent meer eerste
klas melk oplevert. Het is nu zo dat
negentig procent van de melk die van
de boerderij komt van eerste klas
kwaliteit is tegen vijftig of zestig
procent in de jaren zestig. Deze ge
gevens maken duidelijk dat het een
groot misverstand is te denken dat
het verzamelen van melk in tanks in
plaats van in de ouderwetse bussen
de kwaliteit van de melk in Neder
land achteruit heeft doen gaan. Dat
deze gedachte een kennelijk wijd
verbreide misvatting is bleek uit een
onderzoek eerder dit jaar over hoe de
konsument over melk 'denkt. Meni
geen is kennelijk de situatie van
twintig jaar en langer geleden verge
ten, toen men nog heel vaak werd
gekonfronteerd met zure melk en/of
een sterk afwijkende smaak van de
melk.
Melk meteen in dicpkoeltanks
Tegenwoordig wordt de melk on
middellijk na het melken in de diep-
koeltanks op de boerderijen gekoeld
tot 4 graden C of lager. In deze toe
stand wordt de melk twee of drie
dagen bewaard, al naar gelang het
ophaalschema' van de rijdende mel-
kontvangst (RMO) van de zuivelfa
brieken in elkaar zit. Thans wordt al
ruim 90 procent van alle Nederland
se melk als diepgekoelde melk afge
leverd. Het zal niet lang meer duren
of alle melk op de Nederlandse
boerderijen (er zijn in ons land on
geveer 67.000 melkveebedrijven)
verdwijnt in diepkoeltanks in af
wachting van de komst van de RMO.
Dankzij de moderne methoden van
het winnen en bewaren van de melk,
kunnen de weersomstandigheden
weinig kwaad. De melk loopt op een
warme dag geen kans kwalitatief
zwaar aangeslagen te raken, zoals
voorheen gemakkelijk gebeurde. De
melkinstallaties (voor het melken
van de koeien en het daaropvolgen
de tramsport van de melk) en de
koeltanks worden automatisch ge
reinigd. Daardoor krijgen de bakte
riën minder kans dan voorheen om
zich breed te maken in de melk. De
bouw en inrichting van melkstallen
en melklokalen (de plaats op de
boerderij waar de diepkoeltank
staat) dragen bovendien bij tot de
hygiënische kwaliteit van de melk.
Uitgebreide kontrole
De melk die van de boerderij afkomt
wordt nauwkeurig gekontroleerd.
Het vet- en eiwitgehalte worden be
paald. Een lange reeks onderzoeken
wordt uitgevoerd die te maken heeft
met de hygiëne van de melk. De
melk van elke boerderij wordt 18
keer per jaar onderzocht op kiemge-
tal (aantal bakteriën), 26 ke$r per
jaar op de aanwezigheid van restan
ten penicilline, 13 keer op het celge
tal (i.v.m. een mogelijke uierontste
king van de koe), 13 keer op rein
heid, 's zomers 4 keer op thermore-
sistente bakteriën, 's winters 7 keer
op geur (i.v.m. het kuilvoer), 4 keer
op oxidatiemiddelen, 2 keer op de
zuurtegraad van het vet, 4 keer op de
aanwezigheid van boterzuurbakte-
riën, 4 keer op het vriespunt van de
melk (ligt dit te hoog, dan zit er te
veel water in de melk) en alle per 2
weken genomen monsters worden
onderzocht op antibiotika.
Deze kontröles worden in Nederland
verricht door onafhankelijke kon-
trole-instellingen, die onder toezicht
staan van Regionale Organen voor
Melkhygiëne. Voor afwijkingen die
worden gevonden worden punten
gegeven. Elke punt kost de boer een
halve cent per liter melk. Skoort hij
geen punten dan ontvangt hij 1 cent
toeslag per liter; hij heeft dan eerste
klas melk geleverd.
Het monster dat op de boerderij wordt genomen (boven), wordt in het labora
torium nader onderzocht (onder)
C.A.R. Zevenbergen,
De specialist bodemaangeiegenheden
in de landbouw,
Ing. A.M. v.d. Veeken
een moderne bedrijfsvoering wel
terdege rekening mee te houden.
Wateroverlast geeft vaak meer scha
de dan een tekort aan water. Ontwa
tering van de grond door middel van
drainage wordt op de zandgronden
nog te weinig toegepast.
De eisen ten aanzien van de draag
kracht van de grond voor het vee en
het berijden met zware werktuigen
zijn echter veel groter geworden.
Ten opzichte van 25 k 30 jaar geleden
is de veebezetting op de rundvee
houderijbedrijven globaal vervijf
voudigd, terwijl er vroeger geduren
de de winterperiode praktisch niet op
het grasland werd gereden. Een be
tere drooglegging van het grasland
door drainage is dikwijls noodzake
lijk om de plasticiteit, kneedbaarheid
van de grond, te verminderen en de
draagkracht te verhogen. Verreden
en vertrapt grasland blijft wel groen
en het lijkt uit de verte nog heel wat.
Kom je er dichterbij dan zie je
meestal dat het niets anders is dan
onkruiden en slechte grassen.
Draineren of anderszins ontwateren
van de grond kost geld, maar dit
soort situaties kosten nog meer geld.
De perceelsontwatering op de vee
houderijbedrijven is m.i. achtergeb
leven bij menige andere ontwikke
ling op dit soort bedrijven.
Hoeveel water?
Dat het niet om geringe hoeveelhe
den water gaat, leert ons een een
voudig rekensommetje. Vanaf onge
veer begin oktober tot half april
hebben we te maken met een neer
slagoverschot. Dat wil zeggen dat
gedurende deze periode de neerslag
groter is dan de verdamping. Vooral
in de maanden december t/m fe
bruari is de verdamping vrijwel nihil.
Op basis van het neerslagoverschot
moet er gemiddeld zo'n 300 a 350
mm water gedurende het wintersei
zoen worden afgevoerd, wegzakken
en/of verdampen. 300 k 350 mm
water komt overeen met een water-
laag van 30 k 35 cm. Dit is per ha
gelijk aan de hoeveelheid water voor
een zwembad met een afmeting van
50 x 25 m en ongeveer 3 meter diep.
Ontwatering en grasgroei
Onder Nederlandse omstandighe
den wordt bij de toepassing van
drainage zoveel mogelijk rekening
gehouden met een drooglegging van
het land tot 50 cm. Dat wil zeggen dat
op goed ontwaterd land de opbolling
van het water tussen twee drainreek-
sen niet hoger mag zijn dan 50 cm
beneden maaiveld.
Goed ontwaterd grasland is in het
voorjaar eerder in produktie. Dit kan
gemakkelijk 14 dagen k 3 weken
verschil geven t.o.v. matig tot slecht
ontwaterde grond. Natte grond is
koude grond. Water heeft immers
een hoge soortelijke warmte. Hieruit
volgt dat op natte gronden relatief
veel warmte moet worden toege
voegd om de grond voldoende in
temperatuur te doen stijgen.
Afgezien van vertrapping en veron-
kruiding komt hierdoor de grasgroei
pas laat op gang en zal in het najaar
ook minder lang doorgaan. Op goed
ontwaterd grasland kunt U dus met
meer vrucht vroeg stikstof strooien.
Op nat grasland is het daarentegen
zeer goed mogelijk dat een gedeelte
van de vroeg gestrooide stikstof ver
loren gaat door denitrifikatie. Dit is
onttrekking van zuurstof aan de
stikstofverbinding door de bodem-
bakteriën. Een gedeelte van de ge
geven stikstof kan hi&rdoor vervluch
tigen.
Met het bovenstaande is getracht het
belang van een goede ontwatering
voor het grasland naar voren te halen.
Onlangs verscheen een rapport over
ontwatering vanuit Friesland met als
titel "De hoge waarde van laag wa
ter". Mij dunkt dat dit een juist pak
kend gezegde is, dat ook voor vele van
onze Brabantse gronden van toepas
sing is.
Vaste bestanddelen, water en lucht
Schematisch voorgesteld kunnen we
elke grond als volgt indelen:
Kleine afwijkingen zijn mogelijk,
afhankelijk van de grondsoort. We
zien hieruit dat globaal de helft van
de grond uit vaste bestanddelen be
staat. Dit gegeven verandert ook niet
onder invloed van de jaargetijden.
Droge of natte grond, de helft be
staat uit een vaste fase.
De andere helft van de grond bestaat
uit grotere en kleinere ruimten tus
sen de vaste delen. Deze ruimten
omvatten dus globaal 50% van het
geheel en wordt ook wel aangeduid
als het totale poriënvolume van de
grond. De vulling van de poriën in de
grond is echter wel degelijk aan ver
andering onderhevig. In een natte
grond kan het poriënvolume wel
voor 40-50% met water zijn gevuld.
Er blijft dan veel te weinig ruimte
over voor de lucht.
De nadelige gevolgen voor het gras-
bestand zullen dan niet uitblijven.
Hoe kleiner de bodemdeeltjes zijn en
hoe hoger het humusgehalte, des te
meer water er door de grond wordt
vastgehouden.
Ontwapening aanpassen aan
zwaardere eisen
In het voorgaande is aangegeven dat
de hoeveelheid water en lucht in de
grond voortdurend aan verandering
onderhevig is. Op zich helemaal
geen nieuws, maar U behoort er bij
delen
in hoofdzaak zand en klei
15