Zeldzame huisdierrassen in een uniek boek E r zijn meer redenen die pleiten om zeldzaam geworden huisdier rassen voor algehele verdwijning te behouden (Ir. D. Minkema): DE ZELDZAMER TWEELINGDRACHT BIJ MERRIES Inventarisatie In 1976 werd de stichting zeldzame huisdierrassen opge richt. Deze stichting stelt zich ten doel om rassen van land bouwhuisdieren van Neder landse of Noordwest Europese origine, die zeldzaam zijn ge worden, te beschermen en zo mogelijk te behouden om uit sterven te voorkomen. Dit vond plaats in navolging van Engeland en Frankrijk, waar in voorgaande jaren res- pektievelijk de "Rare Breeds Survival Trust" (1973) en "Société d'Ethnozootechnie" tot stand kwamen. Sinds 1945 hebben grote veran deringen in de landbouw plaats gevonden. Door de ver doorge voerde motorisatie en mechani satie, gepaard gaande met schaalvergroting en ontmenging moesten de agrariërs zich beper ken in het aantal landbouwhuis diersoorten en -rassen. Dit als gevolg van een ekonomische noodzaak. Een aantal rassen, met voor het heden minder gunstige produktie-eigenschappen of nut, zijn al verdwenen of zijn in aantal gering of zeldzaam geworden. De omstandigheden blijven evenwel niet gelijk. Zo kan het gebeuren dat rassen die nu niet meer gewaardeerd worden in de toekomst van veel waarde kun nen zijn. Ook voor het instandhouden van extensieve weidegronden (o.a. heidevelden) zijn de oude scha penrassen onmisbaar. 1. Kulturele redenen. Praktisch alle huisdierrassen zijn pro- dukten van vroegere fokkers kunst. Waarom zouden we wel oude schilderijen en ge bouwen bewaren en geen ou de huisdierrassen? 2. Historische redenen. Sommi ge oude huisdierrassen staan dichter bij de oorspronkelijke wilde vormen en leveren ma- Lakenvelders. De populatie van dit rundveeras is nooit van betekenis volle omvang geweest. Volgens de inventarisatie van 1978 waren er toen ruim 300 stuks (groot en klein) in ons land. Hiervan waren er slechts 60 met een aanvaardbaar kleurpatroon. Lakenvelders hebben een zwarte of rode grondkleur. Zeeuwse Witrikken. Runderen met deze kleuraftekenin'g waren in de vorige eeuw in Zeeland vrij omvangrijk. Volgens G. Reinders in 1865 kwamen toen Witrikken (ruggen) o.a. veel op Zuid-Beveland voor. De benaming witrikken is duidelijk van Zeeuwse herkomst. Ing. J.H. Lantinga Zeeuwse melkschapen. Deze kwamen vroeger in Zeeland veelvuldig voor. Een 50 jaar geleden waren er alleen op Walcheren nog meer dan 1.000 volwassen ooien. Rond 20 jaar geleden was het totaal aantal gedaald tot omstreeks 100 stuks. Vooral in de laatste jaren is de omvang van de populatie aan het toenemen. teriaal voor de bestudering van de geschiedenis van de domesticatie (het tot huisdier maken van wilde vormen). 3. Wetenschappelijke redenen. Oude landrassen zijn vaak in sterke mate aangepast aan moeilijke omstandigheden. In een aantal gevallen vertonen ze een betere weerstand tegen bepaalde ziekten dan onze moderne produktierassen. 4. Praktijk-ekonomische rede nen. Het in stand houden van zeldzame huisdierrassen houdt tevens het bewaren van zoveel mogelijk erfelijke va riaties in. Daarvan kan men in de fokkerij profijt hebben als in de toekomst de omstandig heden of de menselijke be hoeften zich wijzigen. Veran deringen zijn niet te voorspel len. an verschillende landbouw gewassen worden veel oude ras sen of soorten in stand gehouden. Dit is niet alleen voor studie of lezing maar ook voor kruisingen om te komen tot nieuwe rassen met bepaalde gewenste eigen schappen. Aardappelkwekers maken zelfs al jaren gebruik van wilde en pri mitieve rassen uit Zuid-Amerika, die een grotere mate van resis tentie vertonen tegen bepaalde virusziekten. Een van de eerste aktiviteiten van de Stichting was het inventa- riseren van zeldzaam geworden rassen. Deze inventarisatie heeft geleid tot de samenstelling van het boek "Zeldzame Huisdierrassen". Dit boek dat tot stand kwam onder redaktie van Mevr. Dr. A.T. Cla- son, die verbonden is aan het Biologisch-Archeologisch Insti tuut te Groningen, met mede werking van een 18-tal deskundi gen is een unieke uitgave ge worden. Na een beschrijving van waarom een populatie van zeld- zaam geworden huisdierrassen in stand moet worden gehouden volgt een overzicht van de do mesticatie en het ontstaan van de rassen. De volgende 160 pagina's zijn gevuld met rasbeschrijvin gen. Aan de orde komen paarden, runderen, varkens, schapen, gei ten, hoenders, eenden, duiven, als ook enkele hondenrassen. In een overzicht zijn de rassen gerangschikt naar uiterst zeld zaam, zeldzaam en vrij zeldzaam. Dit interessante en leerzame boek is rijk geïllustreerd met foto's en tekeningen. Het boek is uitgege ven bij Thieme te Zutphen. Het is in de boekhandel verkrijgbaar. De prijs is 49,50. Vooral ook gezien de historische gegevens is dit boek blijvend waardevol. Zelden ziet men in het voorjaar een merrie in de wei die een dartele tweeling zoogt, Iaat staan een drieling. Om meer inzicht te krijgen in de vraag waarom een tweeling bij het paard zo uniek is, is het zinvol het voortplantingsproces bij de merrie wat nader toe te lichten. Voortplantingsproces We beginnen bij de hengstigheids- periode en eindigen bij de zogende merrie. Tijdens de hengstigheidspe- riode groeit in de eierstok een follikel (blaasje met vocht), waarin de eicel zich ontwikkelt. Ongeveer 24 uur vóór het einde van de hengstigheidsverschijnselen is de follikel "rijp" en barst. Hierbij vindt de eisprong plaats en gaat het ei via de eileider, waar de bevruchting plaatsvindt als de merrie gedekt is, naar de baarmoeder. Twee-eïg Dikwijls groeien er tijdens de heng- stigheid meerdere follikels. Diverse onderzoekers hebben bepaald dat in 3,8-20% van de hengstigheids-perio- oes twee follikels "rijp" worden, die beide kunnen barsten. Er komen dan twee eitjes vrij, die bij dekking be vrucht kunnen worden. Indien de dracht, die vanaf dit moment bestaat, normaal zou verlopen, zou er na 11 maanden bij 3,8 - 20% van de drach tige merries een twee-eïge tweeling, geboren worden. Een-eïg Zeer zelden is het ook mogelijk dat in het vroegste stadium van de dracht deling van het bevruchte eitje plaatsvindt. Dan wordt er één een- eï'ge tweeling geboren. Tijdens de dracht van een tweeling kunnen er diverse stoornissen optre den. Er wordt dan ook slechts in 0,5-1,5% van de veulengeboortes een tweeling geboren. Zelfs daarna is de kans op sterfte nog aanzienlijk groter dan bij de geboorte van één veulen. Storingen In chronologische volgorde kunnen tijdens de tweelingdracht de volgen de storingen optreden. - Allereerst is er het verschijnsel van het vroegtijdig afsterven van het vruchtje. Heel vaak sterven één of beide jonge vruchtjes. Er treedt dan resorbtie op van één of beide. Indien beide vruchtjes in leven blijven ligt er meestai één in de linker en één in de rechter baar moederhoorn. Soms liggen beide echter jn één hoorn. Wanneer beide vruchten deze vroege drachtigheidsperiode overleven, beginnen de vrucht vliezen flink te groeien en komen tegen de gehele baarmoederwand aan te liggen. Op het raakvlak van de vruchtvliezen van beide vruchten vindt geringe ver- groeïng plaats. De bloedvaten vergroeien echter niet met elkaar, zodat geen voedingsstoffen en andere stoffen zoals hormonen kunnen worden uitgewisseid. Het blijkt nu dat de vruchtvliezen van één vrucht zich gaan ontwik kelen ten koste van de ander. Ook ontwikkelt de vrucht zelf zich ten koste van de andere. De vrucht- vliezen van de snelst groeiende vrucht stulpen zich als het ware om die van de mindere snel groeiende vrucht heen. Door de geringere mogelijkheid van op name van voedingsstoffen van ae kleinere vrucht bestaat er nu een verhoogde kans op afsterving van deze. Een vrucht parasiteert op de an der. Indien één vrucht afsterft kan de ander ook afsterven, waarna abortus optreedt. De an dere vrucht kan echter ook door blijven groeien. De doorgroeiende vrucht kan in een later stadium alsnog aborte ren 6f voldragen geboren wor den. In de zeldzame gevallen dat de vrucht, waarop geparasiteerd wordt, niet afsterft, is deze bij de geboorte altijd kleiner dan de parasiterende vrucht. Het totaal gewicht van de tweeling is 35-50% méér dan dat van de het gemid delde éénling veulen. De kleinste vrucht is meestal minder levens vatbaar. Mochten bij tweelingdracht beide vruchtjes toch voldragen worden, dan nog heeft na de geboorte één of beide van de tweeling een ver hoogde kans om dood te gaan. Van alle tweélinggeboortes waarbij de veulens levend wor den geboren, wordt uiteindelijk gemiddeld minder dan één veu len per merrie groot gebracht. - De geboorte van de tweeling le vert meestal weinig problemen op. Dit komt doordat ze meestal te vroeg worden geboren en rela tief nog klein zijn, waardoor er voldoende ruimte in de geboor- teweg bestaat. Indien de tweeling wel voldragen geboren wordt, is de kans op moeilijkheden bij de geboorte wat groter. Over het al gemeen zijn dit verkeerde liggin gen van hoofd en beentjes. Bijzonderheden Bij de geboorte v&n een tweeling kunnen zich nog enkele bijzonder heden manifesteren: - beide veulentjes hebben niet de zelfde vader. Tijdens de heng- stigheidsperiode is de merrie ge dekt voor twee verschillende hengsten. - beide veulentjes worden geboren njet een tussentijd van enkele weken. Het tweede veulentje moet daarbij afkomstig zijn van een tweede dekking, terwijl er reeds drachtigheid bestond van het eerste veulentje. Hoewel dit verschijnsel bij het paard wel is waargenomen, wordt het nogal eens verward met een "normale" paardentweeling. Immers bij de geboorte hiervan is één veulen altijd beter ontwikkeld dan de ander. De oppervlakkige waar nemer komt dan in de verleiding te nemen, dat het kleinste veu lentje vanuit een latere dekking is voortgekomen. 12

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 12