BIJ BOUW AGRARISCHE BEDRIJVEN MEER LETTEN OP LANDSCHAP EN ENERGIEBEHOEFTE IMAG ontwikkelde spantloze bouwmethode Prof. ir. A.A. Jongebreur in intreerede: Met gebundelde funkties van bouwmaterialen "Door de dynamische ontwikkeling van de landbouwbedrijfsgebouwen in de laatste twintig jaar zijn de consequenties voor het landschap, het welzijn van de dieren en de milieuhygiëne wat op de achtergrond geraakt. Aandacht voor deze belangrijke aspecten in het onderwijs en onderzoek van de landbouwbedrijfs gebouwen aan de Landbouwhogeschool kan bijdragen tot een evenwichtige opzet en uitvoering van gebou wen Met deze woorden besloot prof. ir. A.A. Jongebreur, buitengewoon hoogleraar in de landbouwarchitectuur bij de vakgroep Landbouwtechniek, op donderdag 22 oktober zijn inaugurale rede in Aula van de Landbouwhogeschool. De hoofdfunctie van de heer Jongebreur blijft plaatsvervangend hoofd afdeling Bouwkunde van het Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG), in Wageningen. Ligbox luidde verandering in De vinding van de ligbox in 1961 heeft in de melkveehouderij grote veranderingen ingeluid. De toepas sing van roostervloeren heeft veel invloed gehad op de plattegrond van de boerderij, op de arbeidsbehoefte en op het verdwijnen van stro en strooisel uit de stallen. Het onaange name schoonmaken van stallen kwam te vervallen. Deze en andere ontwikkelingen hebben de laatste twintig jaar het aanzien van het platteland drastisch veranderd. De boerderijtypen waren vanouds in ons land zeer gevarieerd omdat ze be paald werden door bedrijfsvoering, grondsoort en landschap. Tot 1945 hebben boerderijen regionaal afwis selend het aanzien van 't landschap in belangrijke mate beïnvloed. Na 1950 kwamen er geleidelijk ve randeringen. Toenemende arbeids kosten dwongen tot doelmatiger satie en 'datJ m^^er mechani- bestaande gebouwen of nieuwbouw vaak noodzakelijk. Na 1960 volgden de technische omwikkelingen efkaar in snel tempo op en in de afgelopen tien jaar zijn bijna 20.000 boxenstal- len in ons land gebouwd (13,7 mil joen m2) en leverde uitbreiding van de produktie in de varkenshouderij een oppervlakte van ca. 540 ha aan nieuwe gebouwen op. Door deze grootscheepse nieuwbouw is het verschil in type gebouwen tussen de diverse streken verdwenen. Er is een "universele landbouwarchitectuur" ontstaan die meer is bepaald door de bedrijfssoort dan door grondsoort, landschap of streekgewoonten. Ve len betreuren het verdwijnen van het traditionele boerderijtype en de kri tiek is dat bij de moderne land bouwbedrijfsgebouwen te weinig aandacht is geschonken aan de functie in het landschap. Prof. Jongebreur acht het nodig dat in de toekomst een synthese van de eisen, geformuleerd vanuit de functie van het gebouw en de eisen vanuit de bouwkundige constructie en vormge ving, tot stand wordt gebracht. Daar bij spelen een rol: arbeidsbehoefte en werkomstandigheden, bouwkosten, energiebehoefte, veiligheid en gedrag en gezondheid van de dieren. Betere inpassing in landschap Volgens Jongebreur kan toepassing van bouwmaterialen met een be paalde profilering en kleur een bij drage leveren aan een betere inpas sing in het landschap. Hij consta teerde dat architecten, doordat de kosten zo laag mogelijk gehouden werden, in de afgelopen decennia een rol van ondergeschikte betekenis hebben gespeeld bij de nieuwbouw in de landbouw. Prof. Jongbreur acht de landbouw verantwoordelijk voor het inpassen van agrarische bedrijfsgebouwen in het landschap. Hij drong er op aan dat de betrokkenen concrete richtlij nen opstellen voor die landschappe lijke inpassing. Daarbij zal het van belang zijn de extra kosten die met een verantwoorde landschapsin passing gemoeid zijn zo goed moge lijk vast te stellen. De sectie land bouwbedrijfsgebouwen van de vak groep Landbouwtechniek denkt met name op deze punten in de komende jaren een bijdrage te kunnen leveren. Prof. ir. A.A. Jongebreur In dit verband kwam Jongebreur met het idee om een jaarlijkse prijs in te stellen voor gereedgekomen la"nd- bouwbedrijfsgebouwen die de toets Ucr kritiek uit oogpunt van land- schapsinpassing, bedrijfsvoering en bouwkosten kunnen doorstaan. Energie Uitvoerig stond prof. Jongbreur stil bij de energieproblematiek van vee houderijgebouwen. De brandstofkos ten zijn afhankelijk van de gebouw uitvoering, de wijze van ventilatie en de verwarming. Besparing op het ge bruik van fossiele energie kan de produktiekosten verlagen, maar de bouw van apparatuur voor het zelf winnen van energie vergt forse inves teringen. De produktie van biogas zal mede om deze reden en de nog be perkte ervaring, de eerstkomende ja ren een matige uitbreiding te zien geven. Als in veehouderijbedrijven de dikte van de dakisolatie verdubbeld wordt van 40 mm tot 80 mm kan dat een brandstofbesparing opleveren van 8 tot 18 procent, maar het aanbrengen van die isolatie blijkt alleen rendabel te zijn in pluimveestallen, Prof. Jongbreur vroeg ook aandacht voor de warmteverliezen die optre den door roostervloeren en niet geïsoleerde betonvloeren. Stro en zaagsel beperken de warmteverlie zen dusdanig dat bijvoorbeeld bij mestvarkens (van 40 kg) de staltem- peratuur met zeven graden verlaagd kan worden. En in een stal met een volledige roostervloer moet de tem peratuur twee graden hoger zijn dan in een stal met een halfroostervloer. Bij de beheersing van het klimaat in de stal speelt de ventilatie een grote rol. De veehouder heeft de keus uit mechanische of natuurlijke ventila tie. De laatste methode wordt vooral toegepast in rundveestallen, leghen- nenstallen en slachtkuikengebou- wen. In de varkenshouderij worden algemeen mechanische ventilatie systemen toegepast. Dat kost aan energie circa J 3,— per afgeleverd varken. Jongebreur meende daarom dat er meer studie gemaakt moet worden van de mogelijkheden om ook in varkensstallen natuurlijke ventilatie toe te passen. Welzijn De ontwerper van agrarische be drijfsgebouwen heeft eveneens te maken met het welzijn van dieren. Met name in de varkens en pluim veehouderij heeft een efficiëntere oppervlaktebenutting ertoe geleid dat de beschikbare oppervlakte voor liggen, lopen en voeropname de af gelopen twintig jaar aanzienlijk klei ner geworden is: voor fokzeugen met biggen 55% kleiner en voor mestvar kens 27%. Hiermee zijn de grenzen van het aanpassingsvermogen van dieren bereikt. Ook de boxafmetingen van vleeskal- verstallen zijn onderwerp van hevige discussie. Uit onderzoek is gebleken dat kalverboxen 70 centimeter breed moeten zijn wil het dier goed kunnen gaan liggen en weer opstaan. Hoewel in de praktijk al een zekere verbreding plaats heeft gevonden, heeft 75% van de boxen nog een breedtemaat tussen 60 èt 64 centi meter. Aanpassing tot het gewenste minimum van 70 centimeter brengt consequenties voor het inkomen van de kalfsvleesproducent met zich mee. Jongebreur meende dat in ge zamenlijk overleg tussen kalver- melkfabrikanten, kalfsvleesprodu centen en de overheid een meer ve rantwoorde huisvesting voor vlees kalveren gerealiseerd moet worden. Er is een andere methode om deze kalveren te houden, namelijk groeps- huisvesting. Deze methode wordt momenteel intensief onderzocht door de Landbouwhogeschool in samen werking met het IMAG en het be drijfsleven. De eerste onderzoekre sultaten bieden perspectief, maar de hogere arbeidskosten (door stro-ver- strekken en uitmesten) vragen nog nader onderzoek. Het onderzoek van de hoofdafdeling bouwkunde van het Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG) te Wageningen, is on dermeer gericht op het ontwerpen van agrarische bedrijfsgebouwen die funktioneel, bouwtechnisch, esthetisch en financieel verantwoord zijn. Uit een onderzoek van op de markt zijnde bouwmaterialen enerzijds en een onderzoek naar een nieuwe konstruktieve opzet anderzijds, is een aantal alternatieve bouwsystemen ontstaan. Tegenover de "gesplitste" funkties in de traditionele bouw probeert men te komen tot "gebun delde" funkties van bouwmaterialen. De zes jaar geleden gebouwde stal van golfkarton is het begin geweest. Thans komt het IMAG met een nieuw ontwerp waarbij gebruik wordt gemaakt van zelfdragende pane len: de zgn. spantloze bouwmethode. UITGANGSPUNT Het uitgangspunt voor deze kon- struktie is het beter benutten van de sterkte en stijfheid van standaard bouwmaterialen. Men kan dragende, eventueel isolerende water- en winddichte dakelementen samen stellen uit standaardplaatmaterialen. Deze plaatmaterialen worden in meer traditionele konstrukties ge bruikt als dakhuis, wandbekleding en isolatie. Door van deze plaatma terialen ook de dragende funktie te benutten, komt men tot "gebundel- de" funkties. Met dergelijke bouwelementen is het mogelijk de kostenverhouding (ma teriaal: arbeid) in gunstige zin te beïnvloeden. Daarmee wordt de ar beid verschoven naar de fabriek, zo dat niet alleen een betere kwaliteit kan worden gewaarborgd, maar ook de bouwtijd aanmerkelijk worden bekort. Een octrooi-aanvraag is in gediend. wandjukken van driehoekige vorm. De jukken dragen de krachten van het dak over op de betonfundering. In de. nok worden de dakelementen verbonden en ook de wandjukken staan scharnierend op de betonfun dering. Spanten en gordingen of an dere draagkonstrukties zijn overbo dig. Zo ontstaat in de langsrichting een doorgaande konstruktie met drie lijnscharnieren. In de langs- en eindgevels zijn panelen geprojek- teerd die een afsluitende, isolerende en stabiliserende funktie hebben. Een schuur in aanbouw volgens het nieuwe systeem "spantloos bouwen" BESCHRIJVING VAN HET SYS TEEM Het ontwerp bestaat uit lange dake lementen die in de langsrichting van het gebouw schakelbaar zijn. Deze dakelementen worden opgelegd op TOEPASSING IN DE PRAKTIJK Dit door het IMAG ontwikkelde bouwsysteem is in eerste instantie ontworpen voor die doeleinden waar isolatie noodzakelijk is (intensieve veehouderij, bewaarplaatsen). Af hankelijk van de bouwkosten kan het echter ook toegepast worden voor die doeleinden waar isolatie niet strikt noodzakelijk is en bovendien niet nadelig voor het gebruik van het gebouw. De verschillende bouwtechnische aspekten zijn in detail nader onder zocht door TNO-IBBC te Delft en getoetst aan de Technische Grond slagen voor de berekening van Bouwconstructies (TGB 1972). En daarmee voldoet het systeem aan de in art. 1.2 van de AABL gestelde eisen, volgens welke de levering zal plaatsvinden. Deze levering zal ge schieden door ISB te Roelofarends- veen aan wie door het IMAG het gebruiksrecht is verleend. GOEDE VERWACHTINGEN De B.V. "Innoverend Spantloos Bouwen Holland", heeft goede ver wachtingen van de mogelijkheden van deze unieke bouwmethode voor met name de agrarische sektor. Door I.S.B. zijn in de ontwikkelings fase reeds enige gebouwen volgens het nieuwe systeem gerealiseerd nl. een varkensschuur in Nijkerkerveen, een manege in Bemmel, twee aardap pelbewaarplaatsen in Lelystad en één in Creil, een ligboxenstal op de Wai- boerhoeve te Lelystad en een schaapskooi op Texel. Momenteel zijn 2 aardappel bewaar plaatsen in aanbouw in Zuid-Flevo land. Voor 1982, zo meldt I.S.B. ten slotte, staat réeds een aantal werken op stapel (voor nadere inlichtingen, tel. 01713-9108). 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 9