Wijziging in de
bedrijfsstructuur
Bergboerenregeling nu
ook van kracht in
"De Poel-Heinkenszand"
KOMPAS 1985 II
Het aantal bedrijven
Eigendom en pacht
Bedrijfsgrootte in ha.
De land- en tuinbouw in EG in cijfers
Opening
quarantaine-kas
Melkkoeien
5
ing. R. Krijger
Prov. Directie voor
de Bedrijf sontwikkeling.
Bij een oppervlakkige beschouwing zou men de indruk kunnen krijgen
dat er de laatste jaren in de landbouwsector weinig verandert. Deze
indruk is onjuist want de cijfers tonen aan dat er wel degelijk belang
rijke wijzigingen tot stand komen en ook voor de komende jaren moe
ten worden verwacht. Voor de individuele ondernemer die dagelijks met
het wel en wee van het eigen bedrijf bezig is kan het nuttig zijn om aan
deze wijzigingen aandacht te besteden en met deze kennis van zaken bij
de beslissingen op het eigen bedrijf rekening te houden.
In 1972 waren er* in Zeeland .5727
hoofdberoepsbedrijven. Daarvan
waren er in 1980 nog 4822 overgeb
leven zodat ruim 1100 bedrijven uit
deze groep hebben beëindigd of hun
bedrijf als nevenberoepsbedrijf heb
ben voortgezet. Voor 1985 wordt een
verdere afname verwacht tot 4250
hoofdberoepsbedrijven. Bij de ne-
venbedrijven zien we eenzelfde ont
wikkeling. In 1972 was het aantal
neven bedrijven 1558 en daalde tot
1138 in 1980. Het percentage
schommelt daarmee rond de 20%
van alle bedrijven. Voor de naaste
toekomst zal dit percentage waar
schijnlijk iets afnemen.
Van groot belang voor de financie
ring van de landbouwbedrijven is de
pacht. Het blijkt echter dat steeds
meer eigenaren-verpachters hun ei
gendommen gaan afstoten. Het ren
dement van hun vermogen ln land
bouwgronden is voor hen blijkbaar
niet meer aantrekkelijk.
Het percentage pachtgronden daalde
van 59% in 1972 tot 52% in 1979. In
korte tijd moesten de landbouwers
dus 7% van het grondgebruik aan
kopen en zelf financieren. Bij de
huidige rentevoet heeft deze aan
koop grote gevolgen voor de jaar
lijkse lasten en het verteerbaar inko
men van de gezinnen. Naar ver
wachting zal deze ontwikkeling zich
voorlopig voortzetten hoewel de da
ling van de grondprijzen een factor
van betekenis is.
Binnen de bedrijfsgrootteklassen is
in de periode 1972-1980 heel wat ve
randerd. Ook het aandeel per klasse
in de totale oppervlakte werd daar
door beïnvloed. De volgende tabel
geeft daarvan een duidelijk beeld.
Verdeling van de hoofdberoepsbe
drijven en het aandeel in de totale
oppervlakte, weergegeven in van
het totaal, voor enkele bedrijfsgroot
teklassen in Zeeland.
Het aandeel kleine bedrijven is dui
delijk teruggelopen, de gronden zijn
toegevoegd aan de grotere bedrijven.
Mede gezien de leeftijdsopbouw,
vooral op kleine bedrijven zijn veel
oudere bedrijfshoofden zonder op
volger, zodat moet worden verwacht
dat deze ontwikkeling zich zal voort
zetten. De huidige gemiddelde be
drijfsgrootte van de hoofdberoeps
bedrijven bedraagt 24 ha en zal in
1985 circa 27 ha bedragen. Niettemin
komt er afgezien van de financie
ringsproblemen, voorlopig onvol
doende grond vrij voor bedrijfsver-
groting.
Bedrijfsomvang in sbe
Hoewel de oppervlakte een zekere
aanwijzing geeft over de bedrijven is
de omvang in sbe een betere maat
staf gebleken bij de beoordeling dan
de bedrijfsgrootte in ha.
Voor Zeeland zijn de sbe-klassen en
het produktieaandeel van deze klas
sen nader weergegeven.
Tabel 2
Aantal bedrijven
lijkheden de arbeidsproduktiviteit
duidelijk beter.
Het tekort aan grond is vooral de
akkerbouw een ernstig knelpunt. In
tensivering biedt mogelijkheden tot
vergroting van het aantal sbe. In de
periode 1972-1980 nam het aantal
sbe/v.a.k. toe van 87 tot 121, waarbij
de jaarlijkse stijging geleidelijk af
neemt. Voor 1985 wordt verwacht
dat een toename zal plaatsvinden tot
135 sbe per v.a.k.
Wanneer men bedenkt dat de glo
bale grens voor een dergelijke be
drijfsomvang en een voldoende bes
taansbasis voor êên arbeidskracht
ligt bij 130 sbe, dan zal het duidelijk
zijn dat veel ondernemers in Zeeland
in de komende jaren een beslissing
zullen moeten nemen over het al dan
niet voortbestaan van hun bedrijf.
De arbeidsproduktiviteit
Het is gebleken dat de produktie in
sbe per volwaardige arbeidskracht
(v.a.k.) een aardige maatstaf is voor
de inkomensmogelijkheden op de
bedrijven. Er zijn tal van factoren die
daarop van invloed zijn. Veel facto
ren zijn daarbij die de individuele
boer niet of nauwelijks kan beïn
vloeden. De verkavelingssituatie met
kavelafstand, kavelgrootte en kavel-
vorm zijn van betekenis. Waar ver
betering nodig is kan in klein ver
band de kavelruil en in groter ver
band de ruilverkaveling uitkomst
brengen. Een diepe ontwatering is
eveneens van belang voor een vlot
verloop van het werk.
Aandeel in totale produktie
1972
1980
1972
1980
10 - 70 sbe
31
26
11
7
70-130 sbe
34
26
27
17
130 - 250 sbe
27
35
38
41
250 - 350 sbe
6
8
13
16
^>350 sbe
2
5
11
19
TOTAAL
100
100
100
100
Indeling van bedrijven en produktie
naar klassen van bedrijfsomvang in
sbe en weergegeven in van het to
taal.
Op de grotere bedrijven is dankzij de
mechanisatie en specialisatiemoge-
Tabel 1
Aantal bedrijven
Oppervlakteaandeel
1972
1980
1972
1980
tot 10 ha
32
26
8
5
10 - 20 ha
29
27
20
16
20 - 30 ha
16
18
19
18
30 - 50 ha
16
20
29
31
^>50 ha
7
9
24
30
TOTAAL
100
100
100
100
Frappant zijn de grote regionale
verschillen binnen de provincie.
Voor 1980 variëren deze gemiddelde
cijfers van 101 voor Walcheren tot
144 voor Noord-Beveland met ge
middeld voor Zeeland 121 sbe per
v.a.k.
Conclusie
- De ontwikkeling van de ge
middelde bedrijfsstructuur kan
een graadmeter zijn voor het
eigen bedrijf.
- Kavelruil en ruilverkaveling
blijven van grote betekenis
voor de verbetering van de ex
terne produktieomstandighe-
den.
- De bedrijfsvoorlichters zullen
zeker bereid zijn om de be
drijfsstructuur van uw bedrijf
met u eens kritisch te beoor
delen en wijzigingen te advise
ren.
Door de Stichting Europa centrum is
een brochure uitgegeven, getiteld
"De Europese Gemeenschap vercij-
ferd: de land- en tuinbouw". De
Stichting Europacentrum is een
onafhankelijke instelling, die voor
lichting geeft over de Europese sa
menwerking en integratie in het bij
zonder gericht op de landbouwwe-
reld en de hogere onderwijsgroepen.
In deze fraai uitgegeven 32 pagina's
tellende brochure, wordt met behulp
van beeldstatistieken een duidelijk
inzicht gegeven van de totale pro
duktie per ha of per dier in ieder der
negen E.G.-landen. Het laatst toege
treden E.G.-land Griekenland is nog
niet in de vergelijkende overzichten
opgenomen, maar wel is er een af
zonderlijk hoofdstuk aan dit land
gewijd. De ontwikkeling in de diver
se landen wordt in de gegeven beel
den goed weergegeven, doordat zo
wel de gegevens van 1970 als van
1979 zijn opgenomen. Deze brochu
re geeft op een eenvoudige overzich
telijke wijze weer, welke positie Ne
derland met de verschillende agrari
sche hoofdprodukten inneemt ten
opzichte van de partnerlanden. Voor
de voedingstuinbouw en de sierteelt
met hun grote verscheidenheid in
produkten is afgezien van het ge
bruik van beeldstatistieken en is al
leen een aantal cijfers weergegeven.
(De brochure is te verkrijgen bij de
Stichting Europacentrum, Alexan-
derstraat 2, 2514 JR Den Haag, tele
foon 070-63.59.52. De prijs van deze
brochure bedraagt 4,50, exklusief
portokosten.)
Niet grondgebonden produktie kan de arbeidsproduktiviteit en het inkomen
verbeteren.
Intensieve teelten vergroten de bedrijfsomvang.
Onlangs heeft het bestuur van de Stichting Beheer Landbouwgronden
(S.B.L.) besloten, dat de bergboerenregeling in Zeeland ook van toe
passing verklaard voor diverse gebieden in de voormalige ruilverkave
ling "De Poel-Heinkenszand". De bergboerenregeling (officieel besluit
bijdrage probleemgebieden) is een uitvloeisel van de richtlijn van de
Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de landbouw in
bergstreken en in sommige probleemgebieden.
Op maandag 2 november a.s. zal de
direkteur-generaal voor Landbouw
en Voedselvoorziening, ir. A. de
Zeeuw, op het terrein van de Plan-
tenziektenkundige Dienst te Wage-
ningen een nieuw gebouwde qua
rantaine-kas officieel in gebruik
stellen.
Deze kas is gebouwd in het kader
van de vorming van een nieuwe af
deling Quarantainezaken bij de PD.
Het werk van deze afdeling heeft ten
doel, problemen van niet-inheemse
ziekten en plagen, die ons land in
toenemende mate bedreigen door
het uitgebreide internationale ver
keer, beter het hoofd te kunnen bie
den. Het planteziektenkundig beleid
van de overheid richt zich waar mo
gelijk op ziektepreventie.
De doelstelling van de Europese
richtlijn vindt men in artikel 1.
"Teneinde de landbouw in stand te
houden en aldus een bevolkingsmi
nimum te behouden om tot land-
schapsverzorging bij te dragen in
sommige probleemgebieden wordt
een bijzondere steunregeling inges
teld om de landbouw te bevorderen
en het inkomen van de landbouwers
in de betreffende gebieden te verho
gen."
In aanmerking komen de volgende
kategoriën gebieden:
- berggebieden;
- probleemgebieden, die dreigen te
ontvolken, terwijl de uitoefening
van landbouw onmisbaar is voor
de landschapsverzorging;
- door specifieke problemen ge
kenmerkte kleine streken waar
het handhaven van de land-
bouwaktiviteiten noodzakelijk is
voor de verzorging van het na
tuurlijke landschap en zijn toe
ristische bestemming of voor de
bescherming van de kusten.
Voor Nederland is slechts de laatste
kategorie interessant. Er is overigens
een limiet gesteld aan deze kategorie
n.l. 2 '/2van het territoir van de lid
staat. Voor Nederland is dat ca.
100.000 ha. Boeren in de op de kom-
munautaire lijst geplaatste gebieden
komen in aanmerking voor een zgn.
kompenserende vergoeding voor
permanent matuurlijke handikaps.
De hoogte van de kompenserende
vergoeding wordt vastgesteld naar
gelang de omvang van de permanent
natuurlijke handikap.
ln de onderhandeling over de richt
lijn was een belangrijk punt of
melkkoeien mee zouden tellen, want
toen speelde het zuivelprobleem al
op Europees niveau. De uitkomst
was, dat ze in bergstreken volledig
mochten meetellen, doch in pro
bleemgebieden en kleine streken
slechts voor 80% per koe tot een
maximum van 10 koeien per bedrijf.
Om het ingewikkelde rekenbeeld
kompleet te maken; de overige koei
en en stieren tellen voor 1 grootvee-
eenheid (G.V.E.), jongvee voor 0,6
G.V.E. en schapen en geiten voor
0,15 G.V.E. Deze hele rekenpoespas
leidt in het merendeel der gevallen in
Nederland tot het maximum van
180,- per ha.
In verband met het gevoerde overleg
inzake de begrenzing van de gebieden
en het eerst nu vaststaan van het plan
van toedeling van de ruilverkaveling
De Poel-Heinkenszand is de uit
eindelijke vaststelling van de begren
zing vertraagd. Een goed samenspel
tussen de betrokken diensten en het
provinciaal bestuur heeft er desal
niettemin toe geleid, dat in "De
Poel-Heinkenszand" de bergboeren
regeling van kracht is. De volgende
stap ligt bij de boeren zelf. Alleen met
hun medewerking kan de regeling een
sukses worden.