(advertentie) Met enige verbazing hebben wij ken nis genomen van het advies van de C.Z.A.V. betreffende de rassenkeuze wintertarwe voor uitzaai herfst 1981, in een rondschrijven aan de leden, gedateerd 16 september 1981. In dit rondschrijven wordt o.a. een lans gebroken voor het Duitse win- tertarweras Vuka. Wij citeren: 'Het ras vraagt een normaal door- sneeteeltplant heeft een goede bak- kwaliteit. een hoog 1000 korrelge wicht, is wintervast en gevoelig voor roest en afrijpingsziekten. In ver band met het hoge 1000 korrel ge wicht is 200 kg zaaizaad per ha no dig.' Het ligt normaliter niet in onze lijn om kommentaar te geven op rassen, die niet door ons bedrijf gecommer cialiseerd worden, maar in dit geval zien wij ons genoodzaakt enige toe lichting te geven bij dit citaat. Het ras Vuka heeft een hoog op- brengstpotentieel en een goede bakkwaliteit. Maar is qua oogstze- kerheid een buitengewoon riskant ras in het Nederlandse teeltgebied. Het ras is gedurende twee jaren - 1973 en 1974 - door het toenmalige Instituut voor Rassenonderzoek IVRO (het huidige RIVRO) be proefd met zeer matige resultaten. In 1974 gaven o.a. de rassen Clement, Adamant en Cyrano aanzienlijk betere resultaten. De resultaten van deze proeven zijn niet voor publica tie bestemd en kunnen hier dan ook niet geciteerd worden. Uiteraard kan iedereen bij het RIVRO inlichtingen inwinnen omtrent dit ras. Het ras Vuka werd in 1978 toege voegd aan een wintertarwerassen- collectie in het Vanderhave-proef- veld in Rilland (Zuid-Beveland). Deze rassencollecties worden jaar lijks uitgezaaid om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in het rassensortiment in Nederland en in het buitenland en omvatten jaarlijks ca. 80 rassen. III 'normaal' 30N Bavistin- Maneb IV 'normaal' 30N CCC Benlate Bayleton Mavis- tin-Maneb ('intensief) CCC-behandeling achterwege gela ten, het ras Marksman heeft immers zeer kort en stevig stro. Kortom, u hebt behandeling III toe gepast. Uitgaande van de genoemde De proef werd gezaaid op 10 november tegen 159 kg zaaizaad per hectare, gecorrigeerd op 1000 korrelgewicht. 'Zeer veel aandacht werd besteed aan een goede voorbereiding van het zaaibed'. De resultaten voor Durin, Arminda en Marksman waren als volgt: De resultaten van Vuka in deze rassencollectie waren dusdanig slecht, dat reeds na één jaar besloten werd, dit ras uit de collectie te schrappen. Enkele gegevens uit dit observatieproefveld worden vermeld in de volgende tabel: Ras Behandeling Relatieve Opbrengst opbrengst in kg/ha Arminda I normaal 99 9.415 II F 105 9.986 III 30N F 106 10.080 IV intensief 109 10.366 Durin I normaal 98 9.320 II F 101 9.605 III 30N F 105 9.986 IV intensief 107 10.176 Marksman I normaal 104 9.890 II F 106 10.081 III 30N F 111 10.556 IV intensief 113 10.746 kg/ha100 9.510 Ras Relatieve Vroegheid van: Stro Lege Aantasting opbrengst in aar af- lengte ring door gele komen njping (cm) roest* Arminda 108 5 5 95 1 2 Okapi 100 5 6 110 3 3 Durin 102 6 7 80 1 4 Nautica 94 4 4 100 1 2 Lely 84 7 7 105 1 9 Clement 82 5 4 95 2 9 Vuka 76 8 8 110 5 9 kg/ha 100 7.874 Een hoger cijfer wil zeggen: later in aar, meer gelegerd, meer aangetast door ziekte. In woorden: het ras kwam later in aar dan Lely, rijpte later af dan Lely, was qua strolengte vergelijkbaar met Okapi maar gevoeliger voor legering dan Okapi en bleek minstens even gevoelig voor gele roest als de rassen Lely en Clement. Wij vragen os af waarom men niet het ras Lely adviseert voor uitzaai 1981, in plaats van Vuka. Ook met Lely zijn opbrengsten van 9 ton/ha een haalbare kaart, mits men maar voldoende scheutig is met de fungi- cidenspuit. In dit verband mag men zich ook af vragen wat de C.Z.A.V. eigenlijk be doelt met de uitdrukking 'een nor maal doorsneeteeltplan'. Als men hiermee bedoelt, dat de teler bereid moet zijn een dubbele CCC-behan- deling uit te voeren en zo nodig ook 4 a 5 maal een Bayleton-behandeling, dan zijn wij volledig akkoord. Het is maar net wat men onder 'normaal' verstaat. Een andere kwestie is.de genoemde zaaizaadhoeveelheid per hectare. Diverse proeven hebben aange toond, dat in Nederlandse omstan digheden en plantbestand van ca. 220 planten/m2 optimaal geacht mag worden voor wintertarwe. Verder mag op kleigrond bij een goed zaaibed een veldopkomst van ca. 75% verwacht worden. Een een voudig rekensommetje leert ons, dat, om een zaaidichtheid van ca. 200 kg/ha te rechtvaardigen, het ras Vu ka een 1000 korrelgewicht van 68 zal moeten hebben. Wel, de teler is dit jaar in de positie om dit zelf na te gaan; m.i.v. 1981 worden immers de 1000 korrelgewichten op het NAK- label voor wintertarwezaaizaad ver meld. Wij vragen ons af, het C.Z.A.V. deze rasbeschrijving en deze teeltadviezen op behandelingsproeven in Neder land baseert, of dat deze adviezen klakkeloos zijn overgenomen uit Duitse gegevens. Veldopkomsten van 50% of minder zijn op de slempge- voelige gronden in Sleeswijk-Hol- stein geen uitzondering - elke Neder landse teler weet echter dat hij in het Nederlandse teeltgebied grote risi co's loopt t.a.v. ziekte-aantasting bij een te hoog plantbestand. Wij geven toe, dat Durin in deze proef iets is achtergebleven t.o.v. bijvoorbeeld Arminda. Wij menen echter wat dat het van veel pretenties getuigt om een ras dat, zonder CCC en zonder Bayleton bij november- zaai en een 'normale' zaaidichtheid (dus géén 200 kg/ha) een opbrengst van bijna 10 ton gegeven heeft, het bestaansrecht te ontzeggen! Waarmee wij bijna vanzelf op 'het geval Marksman' terechtkomen. Marksman is gevoelig voor fusarium- aantasting in de aar en heeft veelal een laag hectoliter-gewicht. ...Marksman een kort, stevig en hoogproduktief ras.... Even gemakkelijk als het C.Z.A.V. de officiële beproeving van Vuka in Nederland onvermeld laat - men moet per slot van rekening geen oude koeien uit de sloot halen - worden de officiële resultaten van 1981 wél ge bruikt om bijvoorbeeld de rassen Durin en Nautica het bestaansrecht te ontzeggen. Ook hier zien wij ons genoodzaakt enige aanvullende ge gevens te vermelden uit de Vander- have-proefvelden in Rilland. De rassen Durin, Arminda en Marks man werden in 1980/'81 opgenomen in een uitgebreide behandelings- proef in zes herhalingen met de vol gende behandelingen: I normaalbehandeling (geen CCC of fungiciden) II 'normaal' Bavistin-Maneb tegen afrijpingsziekten Marksman heeft een goede korrel hardheid en op zich een goede bakkwaliteit. Bij bakproeven, uitge voerd door het Instituut voor Graan, Meel en Brood (IGMB) in Wage- ningen aan de oogst van de officiële proeven 1979 kwam Marksman be ter uit de bus dan Arminda en Okapi. Stel, u hebt een perceel Marksman en de oogst van dat perceel moet worden afgezet in de voedersektor (zoals 60% a 70% van de totale Ne derlandse tarweproduktie). Laten wij verder veronderstellen, dat u uw perceel een hoge N-gift gege ven hebt en verder een behandeling tegen afrijpingsziekten. U hebt een Bayleton-behandeling achterwege gelaten omdat het ras een goede re sistentie bezit tegen gele roest, bruine roest en meeldauw. U hebt ook een Tenslotte moet nog worden opge merkt, dat de resultaten van de offi ciële proeven, uitgedrukt in verhou dingsgetallen, in het betreffende rondschrijven nogal tendentieus zijn weergegeven. Het RIVRO publiceert nl. zijn resultaten per grondsoort en per regio. Dat wil dus zeggen, dat aparte gemiddelde opbrengsten ge geven worden voor o.a. het Zuid- Westelijk zeekleigebied en voor de centrale zeeklei. Wij vragen ons dan ook af wat voor zin het heeft om alsnog de proefveldresultaten van Z.W. zeeklei en die van de centrale zeeklei op één hoop te gooien en te middelen, wanneer men zich tot de Zeeuwse teler wendt. Het lijkt ons dan logischer de betref fende cijfers voor deze gebieden apart te vermelden: Ras Gemiddelde relatieve opbrengsten, Interpro vinciale beproeving wintertarwe oogst 1981 Z.W Centrale zeeklei zeeklei Arminda 101 103 Okapi 101 103 Nautica 95 98 Swifta 91 96 Durin 96 91 Saiga 102 103 Marksman 106 99 Granada 103 107 korrelopbrengsten heeft uw perceel Marksman dan ca. 500 kg/ha meer korrelopbrengst gegeven dan een vergelijkbaar perceel Arminda. Om dit opbrengstverschil te compense ren, zal uw afnemer u 5 x 0,53 2,65 per 100 kg méér moeten bie den voor uw Arminda-oogst dan voor uw Marksman. De uitdrukking 'enkele guldens min-waarde' die in het rondschrijven van C.Z.A.V. genoemd wordt zal dus wat nauwkeuriger toegelicht moeten worden oqi Marksman zonder meer af te raden. Moeten wij. veronderstellen, dat de C.Z.A.V. alleen de gemiddelde cij fers over beide zeekleigebieden ge geven heeft om de argumentatie be treffende Marksman meer 'kracht' bij te zetten? Moeten wij ook veron derstellen dat de C.Z.A.V. zijn ad viezen alleen baseert op de resultaten van het laatste oogstjaar. Samenvattend zouden wij willen op merken, dat het genoemde rond schrijven nauwelijks betrouwbare in formatie verstrekt, die niet overzich telijker in de RIVRO-publicaties ver meld wordt en die bovendien voor een deel gebaseerd is op gegevens die in ieder geval niet verkregen zijn uit vergelijkende Nederlandse rassen- proeven. Wij vragen ons dan ook af wiens belang met dit rondschrijven gediend wordt. De Nederlandse teler mag zich ge lukkig prijzen, dat het onderzoek en de voorlichting omtrent nieuwe ras sen vrijwel nergens in Europa beter georganiseerd is dan in Nederland. Aan deze situatie kan gauw een einde komen wanneer diverse in stanties zelfstandig voor RIVRO gaan spelen met onbetrouwbare en oncontroleerbare informatie. De uiteindelijke beslissing omtrent de rassenkeuze berust bij de teler en het is ook de teler die de risico's moet dragen, maar het is dan wel zijn goed recht om volledig en objectief voor gelicht te worden omtrent de moge lijke risico's; die hem te wachten staan. De teelt van niet in de rassen- lijst opgenomen rassen kan zeer ris kant zijn, getuige bijvoorbeeld de volledige uitwintering van ca. 200 hectare van het Franse ras Gamin in Zeeuws-Vlaanderen in 1979. 'Alles wat van ver komt is lekkerder' - gaat in deze niet op. De teler mag met vrijwel 100% zekerheid aanne men, dat elk buitenlands ras, dat ook maar een schijn van kans lijkt te hebben in het Nederlandse teeltge bied, binnen de landsgrenzen gron dig beproefd is door de kweekbe- drijven en/of het RIVRO. De interprovinciale beproeving op o.a. de regionale proefboerderijen vormt slechts het topje van de ijs berg. Minstens het tienvoudige, van het aantal rassen in de interprovin ciale proeven wordt in voorafgaande beproevingsstadia (RIVRO-voorbe- proeving) door het RIVRO getoetst. Van kwekerszijde zouden wij hieraan nog willen toevoegen dat het teleur stellend is te moeten vernemen, dat bepaalde instanties pretenderen teel tadviezen te moeten geven die ofwel klakkeloos zijn overgenomen uit bui tenlandse gegevens, ofwel op 'horen zeggen' gebaseerd zijn. Geen enkel zichzelf respekterend kweekbedrijf zou het aandurven om de teler teel tadviezen te geven die niet gebaseerd zijn om meerjarige vergelijkende ras sen- en behandelingsproeven in het eigen teeltgebied - en dan nog is het zaak alle gegevens kritisch af te we gen voordat een definitief advies ge geven kan worden. Men mag zich af vragen of de leden van een coöpera tieve vereniging niet minstens dezelf de mate van accuratesse van hun or ganisatie mogen eisen. Ir. M.E. Roothaan DJ. VAN DER HAVE B.V. 14

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 14