Zomerkuilen beter
dan voorjaarskuilen
Overdracht kontröle-onderzoek
aan Bedrijfslaboratorium
De schaalvergroting inde melkveehouderij
Nationale
jongdierenten-
toonstelling
Wijziging tarieven
Centraal Bureau
Slachtveeverzekeringen
De zomerkuilen zijn gemiddeld iets beter van kwaliteit dan de tegen
vallende voorjaarskuilen. Dit blijkt uit een tweede computeroverzicht
van het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek dat eind september werd
gemaakt. Desondanks ziet het er naar uit dat de voederwaarde van de
graskuilen zich gemiddeld onder die van de afgelopen twaalf jaar zal
bewegen.
De minder gunstige weersomstan
digheden in de inkuilperiode werken
wel in bijzondere mate door op het
gemiddelde resultaat. Het gemiddel
de gehalte aan ruwe celstof behoort
namelijk tot de hoogste van de laat
ste twaalf jaren en dat duidt op uit
stel van maaien. Verder is de ammo-
niakfraktie rottingsgraad van het
eiwit) aan de hoge kant. Dit hoge
gemiddelde wijst ook op minder
gunstig weer tijdens de veldperiode
en/of het bijeenbrengen van het
voer. De regen is dit jaar echter nogal
grillig verdeeld gevallen. Dit ver
klaart het feit dat er ook zeer goede
kuilen zijn gemaakt, ja zelfs die de
"magische" grens van duizend VEM
overschreden. Dit aantal is echter
klein en thans slechts een vijfent
wintigste deel van vorig jaar...
Het gehalte aan voedernorm ruw ei
wit ligt iets onder het langjarig ge
middelde, wat bij later maaien voor
de hand ligt. Het gemiddelde ruwas
gehalte (grond!) beweegt zich rond
het langjarig gemiddelde.
Inzending blijft hoog
Er zijn thans reeds meer dan dertig
Graskuilen zonder toevoeging
Oogstjaar 1981
Oogstperiode voorjaar
Aantal monsters 14780
VEM-waarde 754
duizend ruwvoedermonsters ont
vangen; een aantal dat ruim zes dui
zend hoger ligt dan vorig jaar ter-
zelfdertijd. Al met al ziet het er naar
uit dat de rekord-inzending van vo
rig jaar ook dit seizoen weer zal
worden overschreden.
Hooi lager
Er is een beperkt aantal hooimon-
sters onderzocht (176) en uit de ge
middelde resultaten blijkt dat de
voederwaarde lager is dan vorig jaar.
Dit is voornamelijk een gevolg van
de gemiddelde hoge gehalten aan
ruwe celstof. die veroorzaakt zijn
door relatief laat maaien.
De resultaten
De gemiddelde voederwaardecijfers
in bijgaande tabellen zijn weergege
ven in de droge stof van het produkt.
De gegevens voor 1981 hebben be
trekking op de periode tot 25 sep
tember; de gegevens over 1980 heb
ben betrekking op het gehele sei
zoen. "Voorjaar" betekent gemaaid
vóór of op 15 juni: "zomer" is het
tijdvak van 16 juni tot en met 31 au
gustus.
1981 1980 1980
zomer voorjaar zomer
2863 15833 12250
782 847 708
Het kontröle-onderzoek op mengvoeders en grondstoffen voor de
mengvoederbereiding is op 23 september jl. door het Rijks-Kwaliteit
sinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten (RIKILT) te Wagenin-
gen officieel overgedragen aan het Bedrijfslaboratorium voor Grond
en Gewasonderzoek te Oosterbeek.
De direkteur van het RIKILT, Dr. J.Th. Semeyns de Vries van Does-
burgh stelde de nieuwe voorbehandelingsruimte voor dit onderzoek
officieel in gebruik door met een druk op de knop de speciale molen aan
te zetten.
De officiële overdracht van ook de
voorbehandeling van deze kategorie
monsters betekent een afsluiting van
een proces dat al ruim tien jaar loopt
in het kader van de overdracht van
onderzoek met een routinematig ka
rakter van Rijkslaboratoria naar het
Bedrijfslaboratorium. Zo werd een
tiental jaren geleden het vetonder-
zoek in grondstoffen overgenomen
van het voormalig Rijkslandbouw
proefstation te Maastricht, later ge
volgd door het onderzoek in Tho-
masslakkenmeel. De laatste jaren
werd reeds veel onderzoek verricht
in mengvoeders en grondstoffen
voor de mengvoederbereiding in op
dracht van het RIKILT en daarbij is
duidelijk gebleken, aldus dr. van
Doesburgh, dat het Bedrijfslabora
torium niet alleen in staat is massale
aantallen monsters te onderzoeken,
maar ook onderzoek van hoge kwa
liteit kan leveren. Het onderzoek is
dus in vertrouwde handen en daar
komt nog bij dat het RIKILT als
moeder-instituut nauw betrokken
blijft bij dit onderzoek. Dit blijkt ook
uit het feit dat het mikroskopisch
onderzoek bij het RIKILT blijft.
Gelijkmatig inzendpatroon
De direkteur van het Bedrijfslabora
torium, Ir. F.H.B. Vermeulen legde in
zijn toespraak vooral de nadruk op
het gelijkmatige inzendpatroon van
dit nieuwe onderzoek over het gehele
jaar. Ditzelfde gelijkmatige inzend
patroon kennen we ook bij het on
derzoek van glasteelten en ook zui
veringsslib. Daar is het mogelijk om
niet alleen goed, maar ook snel on
derzoekresultaten te leveren. Bij het
ruwvoederonderzoek en ook gron
donderzoek met zijn enorme inzend-
pieken is het vaak aanzienlijk moei
lijker om de resultaten snel aan de
opdrachtgever te leveren.
Graskuilen met toevoeging
Oogstjaar
Oogstperiode
Aantal monsters
VEM-waarde
De grote spreiding in gehalten wordt duidelijk weergegeven in onderstaande
tabel die betrekking heeft op VEM in de droge stof
1981
I98l
1980
voorjaar
zomer
gehele seizoen
1344
188
2874
730
745
706
VEM in
400 400/ 550/
549 699 849
850/ 999
999
Voorjaars-
graskuilen
zonder toev.
1981
0,1
1,9
22,9
61,1
13,9
Voorjaars-
graskuilen
met toev.
1981
0,1
4,7
29,4
58,1
7,7
Zomerkuilen
zonder toev.
1981
0,2
1,4
13,1
64,8
20,5
Zomerkuilen
met toev.
1981
0,5
3,2
22,4
60,6
13,3
De direkteur van het RIKILT te Wa-
geningen, Dr. J.Th. Semeyns de Vries
van Doesburgh, baant zich een weg
door de papieren versperring, ter ge
legenheid van de officiële opening
van de ontvangst- en voorbehande
lingsruimte voor mengvoeders en
grondstoffen voor mengvoederberei
ding. Ir. F.H.B. Vermeulen, direkteur
van het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek kijkt
glimlachend toe.
De Direktie van de N.V. C.B.S. deelt
mede dat met ingang van 1 oktober
1981 de premie voor de pinkstieren
(Rubriek A, klasse 5 van het pre
mietarief) wordt gewijzigd.
Per die datum bedraagt de premie
voor pinkstieren met een inkoop
sprijs, c.q. marktwaarde van
aminder dan 4.000,— - 19,—
per stuk
b. meer dan 4.000,— - 75,—
per stuk
De uitkering voor varkenslevers is
voor het 4e kwartaal 1981 als volgt
vastgesteld:
a. levers van varkens 2,25 per stuk
b. levers van zeugen 2,75 per stuk
Vooral na 1945 is het totaal aantal melkkoeien in Nederland belangrijk
uitgebreid. Deze toename ging evenwel gepaard met afname van het
aantal melkveehouders. Hierdoor is het gemiddeld aantal melkkoeien
per bedrijf sterk toegenomen. Deze ontwikkeling komt in onderstaande
tabel tot uiting.
jaar aantal bedrijven met gemiddeld per
melkkoeien melkkoeien bedrijf
1947
1.325.772
217.802
6
1955
1.509.715
197.222
8
1960
1.628.391
183.233
9
1966
1.764.210
148.133
12
1970
1.895.622
116.332
16
1975
2.217.847
91.560-
24
1980
2.355.986
67.167
35
Vooral in de laatste 10 jaren is het gemiddeld aantal koeien per bedrijf
sterk gestegen. De omvang van de melkveestapel is zich momenteel
wat aan het stabiliseren.
De toename van het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf is het
gevolg van beëindigen van de melkveehouderij op bedrijven met een
kleine melkveestapel en toename op de grotere bedrijven.
Uit onderstaande gegevens, verzameld uit het Statistisch Jaaroverzicht
van het Produktschap voor Zuivel, is dit af te leiden.
Aantal bedrijven met melkkoeien in:
Aantal koeien
jaar
jaar"
jaar
jaar
per bedrijf
1947
1960
1970
1980
1 t/m 9
179.062
122.504
26.729
11.898
10 t/m 19
27.772
42.568
42.398
10.318
20 t/m 29
8.176
12.321
22.758
10.999
30 t/m 39
2.256
4.329
9.056
9.305
40 t/m 49
417
1.195
3.477
7.654
50 en meer
119
316
1.914
16.993
217.802
183.233
116.332
67.167
Van 1969 af zijn de aantallen exklusief bedrijven met minder dan 10
s.b.e.'s. De verwachting is dat het huidige aantal bedrijven voorname
lijk met de kleinere melkveestapels nog verder zal afnemen.
Het aantal bedrijven met 50 en meer melkkoeien is vooral in de laatste
10 jaren sterk toegenomen.
Bij de 16.993 bedrijven met meer dan 50 melkkoeien in 1980 waren er
2006 met meer dan 100 stuks melkvee. In 1947 was dit er slechts 1, in
1972 nog maar 52 en in 1975 reeds 636.
Het verschijnsel van de schaalvergroting van de melkveehouderij is
algemeen bekend. Dit te staven met getallen geeft een duidelijk beeld.
"METEN IS WETEN" Ing. J.H. Lantinga
"In een tijd met spanningen heeft de
mens behoefte aan tegenwicht om het
geestelijke evenwicht te herstellen.
Die zo verlangde rust kan hij o.m.
vinden in de natuur en in de omgang
met dieren, want natuur en dieren
wereld zijn door de eeuwen heen
onveranderlijke bakens van rust, sta
biliteit en onbaatzuchtigheid".
Dit o.m. zei minister drs. Jan de Ko
ning (landbouw) ter gelegenheid van
de officiële opening van de 30ste na
tionale jongdierententoonstelling
van hoenders, sier- en watervogels,
duiven en pelsdieren op 1 oktober j.l.
in de Margriethal te Utrecht. De
tentoonstelling, die van 2 t/m 4 ok
tober werd gehouden, is georgani
seerd door de Koninklijke Neder
landse Vereniging Ornithophilia.
In westerse landen wordt het nut van
het dier niet meer uitsluitend be
paald door ekonomische overwegin
gen. Er rijst steeds meer maatschap
pelijk verzet tegen bepaalde massa-
produkties en door de zich wijzigen
de opvattingen wordt aan het welzijn
van het dier thans meer ruimte ge
geven en wordt het dier meer en
meer als medeschepsel gezien. Aldus
minister De Koning, die overigens
wel van mening is dat deze ontwik
keling een evenwichtig karakter
moet dragen. Een overtrokken ge
voelsmatige benadering en bejege
ning van onze huisdieren kan tot
ongewenste en ongezonde situaties
leiden, situaties die zowel maat
schappelijk als ekonomisch schade
lijk kunnen zijn.
De minister zei zich overigens niet
alleen betrokken te voelen bij pro-
dukticdieren, die overwegend uit
ekonomische motieven worden ge
houden, maar zijn betrokkenheid
strekt zich duidelijk ook uit tot het
welzijn van gezelschapsdieren.
11