Inzet landbouwbeleid blijft een zo sterk mogelijke agrarische sektor Landbouwbegroting 1982 HET SCHEPPEN VAN AFZETMOGELIJK HEDEN BEHOUDT PRIORITEIT Begroting en toelichting onder verantwoordelijkheid vorig kabinet Levensloop nieuwe minister van Landbouw en Visserij Begroting stijgt met 125,7 miljoen "Hoe sterker de sektor in zijn diverse geledingen is, des te meer ruimte er bestaat voor een zo groot mogelijk aantal gezonde bedrijven met een zo groot mogelijk aantal arbeids krachten. De onlangs door het Landbouw-Ekonomisch Instituut gepubliceerde bedrijfsuitkomsten over 1980 maken duidelijk, dat de vitaliteit van de land- en tuinbouw op de proef wordt gesteld. Gelukkig zijn de verwachtingen voor dit jaar positiever". Dit o.m. schrijft de minister van landbouw en visserij in de inleidende paragraaf van de Memorie van Toelichting op de begroting 1982 van zijn departement. E.E.G. Bezuinigingen Begrotingscijfers Ingevolge artikel 134 van de Grondwet dienen de ontwerpen van de algemene begrotingswetten bij de Tweede Kamer te worden ingediend onmiddellijk na het openen der gewone zitting van de Staten-Generaal. Door indiening van het onderhavige begro- tingsontwerp wordt aan dit grondwettelijk voorschrift voldaan. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat dit ontwerp en deze Memorie van Toelichting zijn opgesteld onder verantwoorde lijkheid van het vorige kabinet. De tijd die lag tussen het aantreden van het nieuwe kabinet en vandaag was te kort om begroting en toelichting te toetsen aan de programkonklusies. Omtrent wijzigingen in de begroting die voortvloeien uit het door het nieuwe kabinet te voeren beleid, zal spoedig aan de Kamer mededeling worden gedaan. Dit betekent dat ook in de begroting van het ministerie van Landbouw nog wijzigingen kunnen worden aangebracht. "Nu het konsumptievolume van agrarische produkten in eigen land terugloopt, zijn afzetmogelijkheden elders des te belangrijker". Aldus de minister van landbouw en visserij in de Memorie van Toe lichting op de begroting van zijn departement over zijn beleidsvoorne mens ten aanzien van exportbevordering van agrarische produkten. Ontwikkelingen bij export In 1980 steeg het volume van de afzet van onbewerkte en bewerkte agrari sche produkten ten opzichte van 1979 met ruim 2%. De export nam toe met bijna 5,5%, terwijl de bin nenlandse konsumptie onder invloed van de reële inkomensdaling terug liep met ca. 1%. Voorts moest in di verse sektoren het Nederlandse pro- dukt op de binnenlandse markt we derom terrein prijsgeven aan bui tenlandse konkurrenten. Bij voort during van de daling van het bes teedbare inkomen kan deze ontwik keling zorgelijk zijn' te meer omdat de prijsstijging van voedingsmidde len toch slechts beperkt blijft tot 4,5% a 5% tegenover stijging van het prijspeil van de totale partikuliere konsumptie met ca. 7%. Het tekort op de totale handelsba lans van ons land is gedaald van 7,2 mld. in 1979 tot 6,0 mld. in 1980. Het agrarische handelssaldo is positief en bereikte in 1980 een re- kordhoogte van 9,3 mld. De waarde-ontwikkeling van de agrarische uitvoer is voor de helft het gevolg van een toeneming in volume, voor de andere helft van gestegen prijzen. Exportbevordering De sterke gerichtheid van de agrari sche export op de hoog ontwikkelde koopkrachtige landen (84% van onze export gaat naar OESO-landen) maakt de agrarische sektor gevoelig voor de ekonomische ontwikkeling in dit gebied. De vooruitzichten, met name van de export binnen de EEG, zijn door de afnemende bevolkings groei, stagnerende inkomensontwik keling en verzwaring van de konkur- rentie niet zonder meer rooskleurig: de druk op onze exportpositie zal toenemen. Anderzijds zijn er door de toetreding van Griekenland tot de EEG aan vullende afzetmogelijkheden ont staan. Handhaving en waar nog mo gelijk versterking van onze positie op de koopkrachtige markt, zowel bin nen als buiten de EEG, zijn van groot belang. Hierbij moet ook worden Vervolg op pag. Drs. Jan de Koning is 11 septem ber 1981 benoemd tot minister van landbouw en visserij in het tweede kabinet Van Agt. De por tefeuille-overdracht heeft inmid dels plaatsgevonden. Hij werd op 31 augustus 1926 ge boren in Zwartsluis. In 1958 deed hij doctoraal examen sociale geografie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1955 was hij al in dienst getre den van het Sociologisch Instituut van het Convent van Christelijke Sociale Organisaties in Den Haag. In die funktie raakte hij betrokken bij de agrarisch-sociale voorlichting van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB). Zijn adviezen hebben die voorlichting sterk beïnvloed. De belangstelling van de heer De Koning ging in het bijzonder uit naar de vraagstukken van het agrarische gezin en naar de toe komst van de land- en tuinbouw. Hij leidde ook kaderkusussen voor agrarisch-sociale voorlich ters. In 1961 werd drs. De Koning be noemd tot wetenschappelijk me dewerker/docent aan het Insti tuut voor Sociale Wetenschappen van de Vrije Uhiversiteit te Am sterdam. In 1964 volgde zijn benoeming tot algemeen sekretaris van de CBTB. Tevens trad hij op als voorzitter van onderwijskommis- sies, zowel van de CBTB als van het Landbouwschap. Van 1969 tot 1971 was de heer De Koning lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal voor de An ti-Revolutionaire Partij (ARP). In mei 1971 werd hij lid van de Tweede Kamer voor de ARP. alsmede van de Christen-Demo cratische fraktie van het Europese Parlement in Straatsburg. Hij maakte deel uit van de Land- bouwkommissie en van de Com missie voor Externe Ekonomi sche Betrekkingen van dit parle ment. Van mei 1973 tot eind 1975 was drs. De Koning voorzitter van de ARP, welke partij nadien is op gegaan in het Christen Democra tisch Appèl. De heer De Koning is van 1969 tot 1975 bestuurslid geweest van de Nederlandse Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking NOVIB en van 1971 tot 1977 voorzitter van "Dienst over Grenzen", een organisatie die bemiddeling verleent bij de uit zending van beroepskrachten naar ontwikkelingslanden. Ook was hij enige jaren bestuurslid van de aktie "Gast aan tafel". Op 19 december 1977 werd drs. De Koning in het eerste kabinet Van Agt benoemd tot minister voor ontwikkelingssamenwer king. Hij is als één der informa teurs betrokken geweest in de eerste fase van de formatie van het tweede kabinet Van Agt. De minister is gehuwd met mevr. M.G. de Koning-Rellum. Zij hebben twee zoons van 20, resp. 17 jaar en wonen Willem Pijper laan 1, 2253 BP Voorschoten. Nu het konsumptievolume van agrarische produkten in eigen land terugloopt, zijn de afzetmogelijkheden elders des te noodzakelijker. De Europese Gemeenschappen zijn daarbij van doorslaggevende betekenis voor de afzetkansen van onze agrarische sektor. Het vrije handelsverkeer binnen de EG is een van de verworvenheden van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, zoals dat in nu ruim twintig jaren is opgebouwd. Bovendien leidt de houding van de EG ten opzichte van derde landen tot een in hoge mate open markt, zeker voor agrarische produkten. Tegenover een aanzienlijke invoer van derge lijke produkten uit de rest van de wereld staan mogelijkheden van uitvoer uit de Gemeenschap. Met name ons land met zijn door open heid gekenmerkte ekonomie vaart daar wel bij. De grondbeginselen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid moeten dan ook overeind blijven, wil onze agrarische sektor zijn opdracht kunnen blijven ver vullen. De toestand waarin ons land ver keert, maakt verdere ombuigingen op de rijksbegroting noodzakelijk. In dat bestek is het onafwendbaar op nieuw enkele pijnlijke, ingrijpende en struktureel doorwerkende beslui ten te nemen voor de begroting van het departement van landbouw en visserij. Getracht is nog zoveel mogelijk op te vangen door opoffering van de ruimte voor in beleidsvrijheid te ne men beslissingen. Zo krijgt de Stichting Beheer Land bouwgronden 9 min minder be schikbaar voor het kopen van grond ten behoeve van uitgifte in erfpacht in het kader van de Grondbank. De Stichting Ontwikkelings- en Sa neringsfonds voor de Landbouw zal niet, als eerder voorzien, 4 min kunnen besteden ter stimulering van op vernieuwing gerichte ontwikke lingen op bedrijfsniveau. Het bedrag dat vorig jaar extra be schikbaar kwam voor maatregelen in de agrarische sektor is van 25 min teruggebracht tot ca. 20 min. Deze gelden zullen voornamelijk worden besteed in het kader van de Regeling bijzondere bedrijfskredieten, voor exportbevordering alsmede voor bosbijdragen en herbeplantingen. Bij het landbouwonderwijs vindt, op voet van de in algemene zin voor het onderwijs voorziene bijstelling, een ombuiging met 15 min plaats. Ten slotte zullen, door het niet ver vullen van vakatures, 100 formatie plaatsen, waarvan 50 bij de bedrijfs voorlichting, vervallen. De voortgang van de ruilverkave- lingswerken - gemiddeld 40.000 ha per jaar in uitvoering te nemen - kan volgens de minister van landbouw en visserij met beschikbaarstelling van 303,0 min (vorig jaar 287,1 min) worden gehandhaafd. Het bedrag is samengesteld uit: 247,1 min (was 231,6 min) voor rijksbijdragen en voorschotten, als mede 55,9 min (vorig jaar 55,5 min) voor grondoverdrachten van de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL). In genoemde bedragen is begrepen 41,7 min totaal aan bijdragen van derden en bijstand uit het Europese Landbouwfonds (was f 45,5 min). Voor bijdragen in werken van wa terschappen en gemeenten op het gebied van ontsluiting en waterbe heersing is 25 min gereserveerd (was 21 min). Hierin is begrepen Het ministerie van Landbouw en Visserij te Den Haag waar het natio nale landbouwbeleid wordt gevoerd. een bijdrage uit het Europese Land bouwfonds van 3 min (was 3 min). Het garantie-deel van het Rijk in het Borgstellingsfonds voor de Land bouw wordt op 175 min gehand haafd. Inklusief het stichtingskapi taal houdt dit fonds een draagkracht van ca. 215 min. Als bijdrage aan het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Land bouw is 121,4 min opgenomen (was 138,9 min). Voor het landbouwkundige onder zoek (praktijk-, toegepast en weten schappelijk) wordt voor 1982 341,0 min voorzien (was 337,4 min); voor het landbouwonderwijs 695,9 min (was 683,3 min). Bevordering van produktie en afzet (in 1981 248,4 min) zal 351 min vergen, waarin begrepen 143 min voor energiebesparende maatregelen. De kosten van het bedrijfsleven voor de keuring van produkten geven aanleiding hierin tegemoet te komen met 55,5 min (was 57,5 min). Voor vergoeding op basis van 50% van de kosten voor uitvoering van de gekombineerde vleeskeuring op grond van de Veewet en de Vlees- keuringswet is 59,1 min uitgetrok ken (was 61,9 min). In het kader van het beleidsprogram ma "Verbetering konkurrentiepositie Nederlandse fruitteelt" wordt wede rom een bijdrage van ca. 0,5 min in hagelschaderisiko verleend teneinde de teruggang in het financiële draag vlak van de hierop gerichte verzeke ring te keren. Voor het veterinaire en fytosanitaire beleid samen zal 107 min nodig zijn (was 110,4 min). Staatsbosbeheer en Faunabeheer samen zijn begroot op 131,4 min (was 127,9 min). Het totale visserijbudget bedraagt f 25,6 min (was 25,8 min). Het eindcijfer van de begroting van landbouw en visserij vertoont, verge leken met 1981, een stijging met 125,7 min tot 2.546,9 min. 8

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 8