NIEUWE MINISTER MET OUDE BEGROTING S inds de Wet Ruimtelijke Ordening (W.R.O.) in 1965 van toepassing is geworden, dienen de gemeenten in Nederland een bestemmingsplan voor haar buitengebied te (laten) maken. In de meeste gevallen hebben z.g. stedebouwkundige bureau's de opdracht van B. en W. van een gemeente gekregen een ontwerp voor zo'n bestemmingsplan uit te werken. KNLC kommentaar I n de praktijk houdt zulks in, dat er voorschriften voor het gebFuik van grond en opstallen zijn opgenomen en dat voor het uitvoeren van werken en bouwwerkzaamheden vergunnin gen van het gemeentebestuur nodig zijn. De agrarische sektor zal dus veel meer dan vroeger worden gekon- fronteerd met verbodsbepalingen en het aanvragen van vergunningen voor te verrichten werkzaamheden. Een ieder is er wel mee bekend dat voor het bouwen van bouwwerken een gemeentelijke vergunning nodig is. Echter veel meer zal men te ma ken krijgen met het aanvragen van een aanlegvergunning voor z.g. grondwerkzaam hede n I n sommige ontwerpen van bes temmingsplannen voor het buiten gebied komt men voorschriften tegen die (beperkende) bepalingen inhouden ten aanzien van het grondgebruik, bijv. omzetting van bouwland in grasland en omgekeerd of het scheuren van grasland ter ver betering van de grasmat. Te denken valt in dit verband vooral aan be heers- en reservaatgebieden. Zeer vaak ziet men in de ontwerpen ook beperkende bepalingen t.a.v. het graven en dempen van sloten en greppels, het egaliseren, ophogen of afgraven van grond, veranderingen in .de waterafvoer, uitvoering van werken, die een wijziging van de waterhuishouding in sloten en grondwaterstand tot gevolg hebben, aanbrengen van oppervlak te verhar dingen (paden en bedrijfswegen) enz. W anneer de gemeenteraad niet aan het bezwaar is tegemoetgeko men, staat beroep open bij het Col lege van Gedeputeerde Staten van de provincie. Na een eventuele af wijzing van het beroep door G.S., is tenslotte nog het Kroonberoep mo gelijk. 13 ie ruimte is praktisch nihil ge worden. Dat geldt vooral ook voor het O. en S.-fonds. De vraag doet zich dan ook voor, of we wel moeten blij ven doorgaan met een aantal zaken die uiterst selektief worden besteed (Regeling Bijzondere Bedrijfskrediet bijvoorbeeld) en of het niet veel beter is enige ruimte te kreëren voor beleid, wat wezenlijk de agrarische sektor als geheel voor de toekomst kan verster ken. Gezien de belangstelling van Braks is het niet verwonderlijk dat in de Memorie van Toelichting het EG- beleid veel aandacht krijgt. Terecht wordt nogeens duidelijk gesteld hoe essentieel voor onze land- en tuin bouw het overeind houden van de ba sisprincipes van het EG-landbouwbe- leid is. Vanuit dit vertrekpunt hadden we overigens wel wat meer eigen visie op de toekomst van dit Europees landbouwbeleid verwacht. Nu blijft de Memorie toch als het ware steken bij het in feite niet afwijzen van de uit breiding van de financiële medeve rantwoordelijkheid van de producent. Een zaak waar wij ons juist steeds meer zorgen over maken in het licht van de inkomensontwikkeling van die agrarische producent. Overigens lijkt men zich op het ministerie van Land bouw nog steeds onvoldoende bewust te zijn van de uiterst zorgelijke inko mensontwikkeling waar land- en tuinbouw nu al een aantal jaren mee wordt gekonfronteerd en die tot de vervaarlijke uitholling van het weer standsvermogen van steeds meer be drijven leidt. M iddels aanschrijving van 9 september 1981 heeft de staatssekretaris van Financiën gereageerd op de veelvuldig en van verschillende zijden aan hem gestelde vraag de be reidheid te tonen de knelpunten in fiskale zin in het kader van de bedrijfsopvolging van vader op (schoon)zoon weg te nemen. DE LANDBOUW EN HET BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED «I» D e uitzonderlijke situatie van een regeringswisseling in de week vóór Prinsjesdag betekent, dat we nu zit ten aan te kijken tegen een rijksbe groting, waarin niet het regeerpro gramma van het huidige kabinet wordt verwoord. Dat betekent onget wijfeld meer mogelijkheden om in de komende begrotingsdebatten in de Tweede Kamer veranderingen te rea liseren. Aan de andere kant zijn de marges, gezien onze moeilijke so- ciaal-ekonomische situatie, zo smal geworden dat belangrijke veranderin gen financieel praktisch onmogelijk zijn. Tenzij men doorgaat met het konsumeren van onze aardgasbaten en het verschuiven van lasten naar de toekomst. Hardheidsclausule IVÏet de konstatering dat de uit komsten in 1980/81 wederom minder gunstig dan dat van het voorafgaande jaar waren, wordt de valse suggestie gewekt, dat het nogwel meevalt en wordt volstrekt voorbijgegaan aan de realiteit dat het inkomensniveau ron duit slecht is. Dat blijkt toch wel het duidelijkst uit het gegeven dat de be loning voor de ingebrachte arbeid en kapitaal lager is dan ooit sedert de laatste twintig jaar. Nog maar net de helft van wat het zou behoren te zijn om een gelijke beloning als buiten de landbouw te ontvangen. In dat kader bezien, zullen vele boeren en tuinders zich ongetwijfeld afvragen wat ze hebben aan al het hoerageroep over de geweldige bijdrage die de land bouw als werkgelegenheid, maar vooral aan onze export en nationaal inkomen levert. Kortom waar het uiteindelijk ook voor de nieuwe mi nister van Landbouw om zal behoren te gaan, is een beleid dat eerst en vooral voorwaarden schept om de rentabiliteit en de inkomens voor boeren en tuinders te verbeteren. Dat dient de basis te zijn waarop ook in de toekomst een sterke agrarische sektor in Nederland kan blijven bes taan. H et gevaar dat sommige fiskalis- ten in het verschiet zagen dat over name in eigendom op grond van een maatschapskontrakt tot vaststelling van een "gebruikersvoordeel" aanlei ding zou geven is hiermee tevens be zworen. Problemen pachtersvoordeel deels opgelost Boer, pas op je tellen In een dergêlijk ontwerp met plankaarten staat aangegeven hoe de huidige en toekomstige funktie en gebruikswijze van de gronden (land water) van het buitengebied zal dienen te zijn. Ook is meestal aangeduid hoe en waar de toekomstige uitbreiding van gebouwen zal moeten plaatsvinden (bouwpercelen-systeem). Beperkende voorschriften De noodzaak van de voorschriften en beperkende bepalingen moet duidelijk door de gemeente zijn aangetoond, teneinde het meest doelmatig gebruik van gronden en gebouwen een beperking te kunnen opleggen. Het ontwerp mag geen eisen bevatten, die betrekking heb ben op het voeren van agrarische struktuurpolitiek (omvang en grootte van de bedrijven). Een bestem mingsplan is bindend voor de inwo ners, in tegenstelling tot bijv. een ge meentelijk struktuurplan of provin ciaal streekplan. Bezwarenmogelijkheid V an groot belang is daarom dat de agrarische ondernemer van de be zwarenmogelijkheid, die in het bes temmingsplan is ingebouwd, gebruik maakt. Elk ontwerp dient door de ge meenteraad vastgesteld te worden. Alvorens hiertoe wordt overgegaan, is de tervisielegging van het ontwerp aan de orde en kan gedurende een maand bezwaar tegen bepaalde on derdelen bij de gemeenteraad worden ingediend. Kennisnemen van een ontwerpplan is dus zeer belangrijk, omdat men dan gewaar kan worden welke plan nen de gemeenten voor de naaste toekomst heeft met het gebruik van de gronden en de opstallen. Welke funktie hebben bepaalde gronden gekregen, welke bouwwerken mogen wel of niet worden gebouwd en wel ke andere aktiviteiten mogen zonder of met een aanlegvergunning wor den uitgevoerd. In veel provincies is er reeds een sa menwerking van Landbouwschap en S.E.V. ontstaan, om de agrarische ondernemers een goede begeleiding te geven ten tijde van de ter inzage legging van een ontwerp-bestem- mingsplan buitengebied. Dit kan bestaan uit voorlichtingsbijeenkom sten, zitdagen en besprekingen in z.g. distriktskommissies. Een eenmaal goedgekeurd bestem mingsplan buitengebied is voor een periode van 10 jaar geldig en de agrarische sektor heeft er dus belang bij dat zij met de hierin opgenomen bepalingen goed kan funktioneren. Daarvoor is het noodzakelijk dat men de procedure rond zo'n bes temmingsplan goed in de gaten houdt en wanneer zulks nodig is, op tijd bezwaar gaat indienen. De S.E.V.-medewerkers van uw standsorganisatie kunnen u helpen met een advies aangaande de be zwaar- of beroepschriften. (Elders in dit blad treft U aan de tekst van het persbericht van het mi nisterie van Landbouw en Visserij, die over het zelfde onderwerp han delt.) De oplossing die de bewindsman van Financiën heeft gekozen, betekent het volgende in de praktijk: Allereerst moet onderscheid worden gemaakt bij welke situatie het pach tersvoordeel is ontstaan. Dit kan zijn bij aankoop als pachter terwijl de verpachter een willekeurige derde (dus geen familierelatie) is. Deze mogelijkheid noemt de bewindsman het ontstaan van het "eerste pach- tersvoordeel". Daarnaast komt het veelvuldig voor dat in het kader van een geleidelijke bedrijfsoverdracht allereerst de grond aan de zoon wordt verpacht en op een later tijd stip de eigendom wordt overgedra gen. Alsdan koopt de zoon ook als pachter doch de verpachter is in dit geval geen derde doch de (schoon)v- ader (wel familieband aanwezig). Deze situatie wordt door de staatsse- kretaris als het ontstaan van het "tweede pachtersvoordeel" om schreven. De fiskale behandeling van het eer ste of het tweede pachtersvoordeel is duidelijk afwijkend van elkaar. Kortheidshalve komt het hierop neer dat bij het "tweede" voordeel de in- Helemaal gerust ben ik er na alle ge krakeel tijdens de kabinetsformatie nog niet op dat in het komend jaar de noodzakelijke bezuinigingen op het overheidsbudget werkelijk gereali seerd zullen worden. De troonrede geeft daarover ook nog weinig zeker heid. Dat de door demissionair minister Braks opgestelde landbouwbegroting in dit geheel weinig schokkende din gen bevat, was uiteraard wel te voor zien. Toch gaat er zo wel weer een gelegenheid verloren om het beleid als geheel meer inhoud te geven. Nu zitten we weer al een paar jaar in een situatie dat er sprake is van een ge leidelijke afbrokkeling van het in strumentarium waarmee de positie van het land- en tuinbouwbedrijfs leven aan de basis versterkt kan wor- spekteur geen gevolgen voor de in komstenbelasting hieraan mag ver binden en derhalve als een belas tingvrije transaktie moet aanmerken, terwijl belastingheffing bij het "eer ste" voordeel volledig van kracht blijft, zij het dat de bewindsman heeft toegezegd in daartoe aanlei ding gevende gevallen van bijzonde re hardheid een soepel standpunt te willen innemen indien een beroep op de hardheidsclausule wordt gedaan. Toch zullen wij het "eerste pachters voordeel" regelmatig tegenkomen. Denk aan de landbouwer die pacht van een familie waarbij de eigendom door vererving over verschillende personen is verdeeld. Elk van deze personen heeft het recht uit de on verdeeldheid te stappen en dit kan er aanleiding toe zijn dat ook de andere familieleden de gelegenheid aangrij pen eveneens hun eigendom te wil len verkopen. Aanbieding aan de pachter is daarbij de voorgeschreven weg. Indien de transaktie tot stand komt en de pachter de eigendom van de grond overneemt, ontstaat bij hem het "eerste pachtersvoordeel". Wanneer onze landbouwer dan later zijn bedrijf wil overdoen aan zijn zoon, krijgt hij te maken met de fis- kus die op dat moment het pachters voordeel in de fiskale afrekening bij vader wil betrekken. Kan dan wor den, terwijl meer en meer aandacht naar allerlei (weliswaar niet onbe langrijke) zaken uitgaan die als het ware aan de rand van het landbouw beleid staan. Zo wordt in deze landbouwbegroting wel zeer veel aandacht besteed aan alle aspekten van de kwaliteit van produkt en produktie, inklusief zaken als het welzijn van dieren, konsu- mentenbelangen en dergelijke. Ook in de geldmiddelen, die voor de diver se begrotingsonderdelen beschikbaar zijn, moet de kern van het landbouw beleid geregeld inleveren. Dit jaar is dat vooral de voorlichting en de Grondbank. Dat in het kader van de bezuinigingen de totale hoeveelheid ambtenaren op het ministerie van Landbouw met zo'n 100 omlaag moet is wel te billijken. Onbegrijpelijk is het dat de helft daarvan door de bedrijfsvoorlichting moet worden opgebracht. En dat, terwijl elders in de Memorie van Toelichting zo wordt uitgeweid over het van essentieel belang zijnde drie luik onderzoek, onderwijs en voor lichting. Dit zal dan ook zeker een van de punten zijn die snel bij de nieuwe landbouwminister De Koning aan de orde zullen worden gesteld. Met de verdere financiële beperking die aan de Grondbank wordt opge legd, moeten we ons zo langzamer hand gaan afvragen of het nogwel ve rantwoord is dit instrument te hand haven en of het geld wat nu in een soort loterij voor een enkele gelukki- den aangetoond dat de overdracht aan de zoon een' volkomen normale en zakelijke grondslag heeft, dan is op grond van recentelijke jurispru dentie (HR d.d. 1 juli 1981) er voor de fiskus geen mogelijkheid het pachtersvoordeel te belasten. In het andere geval van bedrijfsoverdracht n.l. als de familieband hierbij een overwegende invloed heeft gehad, kan de inspekteur het pachtersvoor deel in de heffing betrekken. oor dit laatste geval heeft de staatssèkretaris toegezegd dat een beroep op de hardheidsclausule zal worden toegestaan indien door de belastingheffing ernstige moeilijk heden zouden ontstaan bij de finan ciering van de onderneming, waarbij tevens rekening wordt gehouden met lasten verbonden aan te verrichten investeringen. Ik denk dat de be windsman hier bedoelt dat als de vader een grote som geld nodig heeft voor het betalen van de belasting over het pachtersvoordeel, dit zelfde bedrag door de zoon moet worden afbetaald op de lening van vader. De zoon op zijn beurt moet het aflos singsbedrag weer bij een bank lenen waaraan hogere rente en aflossings verplichtingen verbonden zijn en dat is nou juist niet altijd mogelijk gelet op de rentabiliteit van het bedrijf. Ook al wordt de hardheidsclausule toegestaan dan moet niet worden verwacht dat men definitief onthe ven is om het belastingbedrag te be talen. De oplossing zal gezocht wor den om onder voorwaarden uitstel van belastingheffing over het pach tersvoordeel te verlenen. Deze vorm van pachtersvoordeel zal ons der halve bezig blijven houden, om maar niet te spreken van zorgen blijven geven. Bij het tweede pachtersvoordeel kan - zoals gezegd - de inspekteur niet tot belastingheffing komen. Bij deze si tuatie heeft de vader vrije grond ter beschikking en heeft ook niet te ma ken met een afrekening over het •eerste pachtersvoordeel. De over dracht van het bedrijf kan nu geheel willekeurig naar keuze in eigendom danwel door verpachting geschie- ge beschikbaar komt, niet verstandi ger besteed kan worden. Tenslotte laten de bezuinigingen duidelijk hun sporen in deze begro ting achter waar het de ruimte voor nieuw beleid betreft. LUTEIJN den, zonder dat een bepaalde keuze- vorm tot belastingheffing aanleiding kan geven. Tot deze situatie kan in mijn ogen ook gerekend worden die overdracht op grond van een bepa ling in een maatschapskontrakt waarbij de zoon naar eigen keuze recht krijgt op het onroerend goed van de boerderij in pacht danwel in eigendom. Met de aanschrijving, één van de laatste daden van de ex-staatssekre- taris, drs. MJJ. van Amelsvoort, kunnen wij in zoverre blij zijn dat een deel van de problemen rond het pachtersvoordeel zijn opgelost. En voor het overige zullen wij ermee moeten leren leven. Veerbeek

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 3