De landbouwbegroting
"Honger is een
politieke zaak'
E Er zal geen 4 min beschikbaar zijn ter stimulering
van op vernieuwing gerichte aktiviteiten op individueel
bedrijfsnivo.
zuidelijke landbouw maatschappij
Overdracht van de portefeuille van Landbouw en Visserij. V.I.n.r. Secretaris-Generaal Mr.
G.J. van Dinter, Minister Drs. J. de Koning, Chef van het Kabinet Drs. P. Sooyé en
oud-Minister Ir. G. Braks.
Vanuit de Z.L.M. gezien
16 oktober Wereldvoedseldag
0
VRUDAG 18 SEPTEMBER 1981
68e JAARGANG NO. 3599
land- en
tuinbouwblad
I n de nemorie van toelichting wordt er met name ook op
gewezen dat: "het vrije handelsverkeer binnen de EEG
één van de verworvenheden van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid is. En dat bovendien de houding van de
EEG ten opzichte van derde landen leidt tot een in hoge
mate open markt. Met name ons land met zijn door
openheid gekenmerkte ekonomie vaart daar wel bij. De
grondbeginselen van het gemeenschappelijk landbouw
beleid moeten dan ook overeind blijven wil onze agrari
sche sektor zijn opdracht kunneh blijven vervullen".
Ik denk dat hierover geen verschil van mening behoeft te
bestaan. Maar ook al zijn de grondbeginselen van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid en de open markt
nog zo belangrijk, dat betekent niet dat de agrarische
sektor het kan redden zonder een nationaal beleid.
Met de sociaal ekonomische en maatschappelijke ver
houdingen in eigen land en zoals die gegroeid zijn in de
verschillende lidstaten van de EEG en in de rest van de
wereld is een krachtig overheidsbeleid voor de agrarische
sektor bijzonder hard noodzakelijk.
De inspanning van de overheid ten behoeve van onze
sektor blijkt ook rendabel te zijn. Dit jaar zal de eksport
van de agrarische sektor de staat meer dan 10 miljoen
opleveren en dat is bijzonder belangrijk in een tijd van
ekonomische teruggang. De landbouwbegroting is een
belangrijke graadmeter voor het te voeren beleid van de
overheid. Onderwijs, onderzoek en voorlichting hebben
bijzonder veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de
land- en tuinbouw en zullen ook in de toekomst het fun
dament moeten blijven vormen waarop de land- en tuin
bouw verder kan bouwen.
Daarnaast wordt er een beleid gevoerd, gericht op de
structuurverbetering van de bedrijven.
V oor het beleid wat er gevoerd kan worden vanuit de
landelijke raad voor bedrijfsontwikkeling en het Ontwik-
kelings- en Saneringsfonds is de financiële ruimte die de
landbouwbegroting biedt van doorslaggevende beteke
nis.
Door middel van het rentesubsidiebeleid, de beëindi
gingsregeling, bedrijfsverzorgingsdiensten, de Partiku-
lier Cultuurtechnische werken, de omscholingsregeling
en de energiebesparende maatregelen in de glastuin
bouw, de omschakelingsregeling op de melktank, het
stimuleren van samenwerkingsvormen en de mestban
ken zijn maatregelen die een belangrijke invloed hebben
op de bedrijfsontwikkeling in de land- en tuinbouw. De
laatste jaren ervaren wij dat door gebrek aan geld en ook
wel onder invloed van gewijzigde opvattingen het steeds
moeilijker wordt een duidelijk beleid te voeren via de L.R.
en het O&S-fonds.
Een vorige keer schreef ik dat er goed overleg moet
plaatsvinden tussen overheid en bedrijfsleven over het te
voeren beleid.
Wanneer wij nu de memorie van toelichting lezen moeten
wij helaas konstateren dat door de wijze van benadering
over het te voeren beleicf en het invullen van bedragen
vanuit het ministerie van landbouw dit overleg op onder
delen moeilijk wordt.
Dat betreuren wij omdat het o.a. bijzonder moeilijk zal zijn
met de begroting van het O&S fonds rond te komen. Deze
begroting is teruggebracht van 138,9 min tot 121,4
min. Met dit bedrag moeten lopende zaken zoals het
rentesubsidiebeleid en de beëindigingsregeling gefinan
cierd worden. Er blijft dan weinig meer over voor andere
belangrijke zaken.
Daarbij komt dat de bijdrage uit de aardgaspot is terug
gebracht van 25 min tot 20 min. Vorig jaar werd nog
verwacht dat dit 30 min zou worden. De verdeling van
de 25 min is vorig jaar niet vlekkeloos verlopen. Ik
herinner alleen maar aan de gang van zaken bij de
P.C.W.-subsidie.
Nu staat in de toelichting dat deze bedragen voornamelijk
zullen worden besteed aan de regeling bijzonder be-
drijfskrediet, voor eksportbevordering alsmede voor be
bossing en herbeplanting. Bij alle drie de onderdelen
kunnen vraagtekens gezet worden of het geld, uit de
aardgaspot ter ondersteuning van het bedrijfsleven, wel
aan dit doel beantwoordt. Wij betreuren het dan ook dat
in de memorie van toelichting te veel wordt vooruitgelo
pen op de besteding van deze gelden. Bijzonder veel zorg
hebben wij voor het funktioneren van de voorlichtings
dienst. Honderd vakatures zullen er niet vervuld kunnen
worden waarvan 50 bij de bedrijfsvoorlichting.
Er is altijd de nadruk op gelegd dat de voorlichtingska-
paciteit gehandhaafd diende te blijven. De toezegging
hebben we eigenlijk ook gekregen. Daar wordt nu blijk
baar op teruggekomen.
En opnieuw wordt sterk de nadruk gelegd op de vor
mende voorlichting waarbij dan studieklubs gestimuleerd
moeten worden. Op zich een goede zaak. Als bedrijfs
leven blijven wij het daarnaast noodzakelijk vinden dat er
voor de adviesvoorlichting voldoende ruimte blijft. Hier is
er duidelijk sprake van een verschil van benadering tus
sen de overheid en het agrarische bedrijfsleven.
"De oplossing van het hongerprobleem in de wereld is vooral
een politieke zaak. Technisch en ekonomisch zijn er vol
doende mogelijkheden om iedereen op de wereld van basis
voedsel te voorzien". Deze stelling zal oud-Minister drs. J.P.
Pronk, thans plaatsvervangend Sekretaris-Generaal van
UNCTAD, op 16 oktober a.s. verdedigen tijdens een sym
posium over het wereldvoedselvraagstuk in het Koninklijk
instituut voor de Tropen in Amsterdam.
Het symposium vindt plaats ter gelegenheid van de eerste
Wereldvoedseldag, een manifestatie die in het leven is ge
roepen door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de
Verenigde Naties (F.A.O.). Met ingang van dit jaar zal jaar
lijks op 16 oktober over de hele wereld aandacht worden
gevraagd voor het nog steeds groeiende probleem van hon
ger en ondervoeding. Verder is er een brochure verschenen
over de omvang en achtergronden van het voedselvraagstuk
en over de mogelijke oplossing ervan.
EDSEl GENOEG
De brochure "Genoeg Voedsel", die via postbus 51 kan wor
den aangevraagd.
De Commissie Ontwikkelingssamenwerking van het Land
bouwschap, die tevens fungeert als nationaal FAO-comité,
wil op Wereldvoedseldag vooral het belang duidelijk maken
van een grotere voedselproduktie in de ontwikkelingslanden
zelf. Aankoopsubsidies of rechtstreeks voedselhulp zijn alleen
geschikt als tijdelijke overbrugging. Een blijvende oplossing
is alleen mogelijk als de landen waar honger heerst in staat
worden gesteld het voedsel dat ze nodig hebben zelf te ver
bouwen óf het geld te verdienen waarmee ze voedselaankopen
kunnen betalen.
Vraagtekens willen wij plaatsen bij de benadering over
het effekt wat de wet op het grondverkeer zal hebben op
de grondprijzen. Het is genoeg bekend dat wij vanuit de
Z.L.M. hierover duidelijk een andere benadpring hebben
dan de overheid, we gaan daar nu niet verder op in.
pmerkelijk is de passage over de S.B.L. n.l. dat er in
toenemende mate verliezen geleden worden door de da
lende grondprijzen. Ik breng in herinnering dat dit het
gevolg is van het beleid zoals dat de laatste jaren gevoerd
is.
Bij stijgende grondprijzen is er winst gemaakt en nu bij
dalende grondprijzen zal men ook het verlies moeten
nemen. Met zorg vragen wij ons af hoe de grondbank
moet blijven funktioneren. De S.B.L. krijgt 9 min.
minder beschikbaar voor het kopen van grond ten be
hoeve van uitgifte in erfpacht in het kader van de grond
bank. Positief is het dat er 303 min. beschikbaar is voor
ruilverkaveling tegenover 287,1 min waardoor de mi
nister verwacht dat de gemiddelde 40.000 ha per jaar
gehandhaafd kan blijven.
D e konklusie kan zijn dat de landbouwbegroting met
gemengde gevoelens en met vraagtekens benaderd moet
worden. Wanneer wij de troonrede beluisteren dan kun
nen wij denk ik ook niet anders verwachten. Wel vragen
wij ons af of de landbouwbegroting in de laatste jaren niet
teveel is uitgehold gezien het belang van onze sektor voor
de nationale ekonomie en de positie waarin wij sociaal
ekonomisch verkeren. Ik heb daar in het begin van dit
kommentaar reeds op gewezen. Tot slot wil ik nogmaals
wijzen op de noodzaak tot duidelijke afspraken te komen
tussen overheid en bedrijfsleven zodat ook de georgani
seerde landbouw een vaste basis heeft bij het te voeren
beleid.
Doeleman