Beheersing kostprijs in
pluimveehouderij
essentieel voor
konkurrentiepositie
Stand van de
landbouwgewassen goed,
maar flinke bui was
zeer welkom
"Belangen
veehouderij
aanzienlijk
groter dan die
van de
akkerbouw"
Ir.K.K. Vervelde voorzitter komité
graanhandelaren
Uitvoer Aardappelen
Ir. K.K. Vervelde
Nationaal ekonomisch gezien zijn de veehouderij-belangen aanzienlijk
groter dan die van de akkerbouw. Tot deze niet mis te verstane uit
spraak kwam ir. K.K. Vervelde op de jaarvergadering van de NIMO, de
molenaarsorganisatie in Nederland, die in Oosterwijk haar jaarverga
dering hield onder zeer grote belangstelling.
Bekend is dat van verschillende kanten aangedrongen wordt op het
afremmen van de importen van veevoedergrondstoffen. Verwacht wordt
dan dat bij afremming van deze importen, EEG granen als vervangende
grondstof in mengvoeders zullen worden aangewend, waardoor het
EEG graanbeleid minder zou gaan kosten. Voorts zullen de inkomsten
van de Gemeenschap toenemen, door te innen heffingen, zodat de
budgettaire problemen minder groot worden. Ir. Vervelde was van me
ning dat aan beide argumenten vóór afremming weinig betekenis moet
worden toegekend. Hij noemde het beperken van de import van vee
voedergrondstoffen - waaronder tapioka, maisgluten enz. - voor Ne
derland in zijn algemeenheid een bijzonder slechte zaak.
Een dezer dagen is de Takvisie Pluimveehouderij 1981-1985 versche
nen. Deze diskussienota mondt uit in een aantal knelpunten die extra
zorg en aandacht behoeven. Hierna volgen er enige:
De beheersing van de kostprijs is van groot belang voor het behoud van
onze konkurrentiepositie. Daarbij is een efficiënt werkend en slag
vaardig handelsapparaat van grote betekenis. Zowel de toeleverende
industrie, de produktiebedrijven als de verwerkende industrie zullen
aanzienlijke inspanningen moeten leveren om de kostprijs te beheer
sen.
Betekenis veredelingsindustrie
De dierlijke veredelingssektor levert
een belangrijke bijdrage op aan de
Nederlandse handels- en betalings
balans. De konkurrentiepositie van
deze branche in de Gemeenschap
hangt in hoge mate af van het kun
nen verwerken van een grote variatie
van verschillende veevoedergrond
stoffen tot een kwalitatief hoog
waardig mengvoeder.
Beperkingen op zich in de aanvoe
ren, hetzij door verdringing met
EEG granen dan wel door het tot
standkomen van auto-limitaties
(zelfbeperkende maatregelen van
exportlanden) zoals b.v. bij tapioka
uit Thailand, treffen de handel even
zeer als de mengvoederindustrie en
daarmee de veredelingsindustrie.
Houding Verenigde Staten
De Europese Kommissie zal met be
trekking tot een aantal veevoeder-
grondstoffen ernstig rekening te
houden hebben met de houding van
exporterende landen en met name de
Verenigde Staten. (Inside-informatie
van schrijver van dit verslag geeft
aan dat bij aantasting van de vrije
import de Verenigde Staten hard tot
zeer hard zullen toeslaan).
Ir. Vervelde meende dat protectio
nisme de zwaarste lasten op de
zwakste schouders legt.
Begin volgend jaar zal ten aanzien
van importbeperkende maatregelen
een definitief standpunt door de
Gemeenschap ingenomen worden.
Het in te nemen standpunt is van
wezenlijke betekenis voor de Neder
landse veevoederindustrie en de
handel en daarmee met name voor
de veredelinga landbouw.
Ontwikkelingen in graanhandel
In 1970 bedroeg de omvang van de
wereldgraanhandel rond 100 miljoen ton,
terwijl voor 1980/81 de totale wereld-
graaninporten geachat worden op 208
miljoen ton.
Er zijn prognoses die voor 1985/86 een
omvang aangeven van 210 tot 220 miljoen
ton, doch naar alle waarschijnlijkheid zal
deze omvang reeds bereikt worden in
1981/82.
In deze prognose wordt uitgegaan van
een handelsvolume in veekoeken in
1985/86 van 42 tot 48 miljoen ton. In
1974/76 was dat nog slechts 26 miljoen
ton. In 1974 bedroeg de invoer in de Ge
meenschap aan tapioka, graanafvallen en
maisgluten 4,2 miljoen ton terwijl in 1980
het verbruik was gestegen tot 9,5 miljoen
ton.
Aan veekoeken werden in de Gemeen
schap in 1974 14 miljoen ton verwerkt in
1981 zullen ongeveer 25 miljoen ton ver
werkt worden tot veevoeder.
Verwacht wordt dat over een langere pe
riode met een sterke stijging van het han
delsvolume gerekend moet worden. Dit
omdat de wereldvoedselproduktie voor
een ongekende doorbraak staat en dat de
voedselbehoefte potentieel gedekt kan
worden. Tussen 1960 en 1980 is de mais
van tarwe en mais wereldwijd met 50%
gestegen en de rijstoogst met 30% een en
ander dank zij de Groene Revolutie.
Uit een rapport van de Verenigde Naties
blijkt dat er op de wereld 10% meer
De stijging van de energieprijzen
vormt een probleem bij het beheer
sen van de kostprijs. Huisvestings
systemen met een betrekkelijk laag
energieverbruik zijn derhalve ge
wenst. Daarnaast bestaat er een dui
delijk gevaar dat de veevoerkosten
t.g.v. de energieprijzen zullen stijgen.
Vanwege het grote aandeel van de
veevoerkosten in de totale kostprijs
(60-70%) heeft dit direkt zijn reper
cussies voor de totale kostprijs. Een
efficiënt gebruik van goed (en goed
koop) veevoer is derhalve van groot
belang.
Naast de kostprijs zijn de afzet
mogelijkheden voor de ontwikkeling
van de pluimveehouderij van grote
betekenis. Kennis (in brede zin) be
treffende de afzetmogelijkheden in
binnen- en buitenland is noodzake
lijk. Dit geldt zowel voor de konven-
tionele produkten, als voor de pro-
dukten, welke worden voortgebracht
m.b.v. zogenaamde alternatieve pro-
duktiemethoden (b.v. scharreleie
ren).
In de pluimveehouderij heeft in
de afgelopen jaren reeds een aan
zienlijke automatisering plaatsge
had. Door de ontwikkeling van de
chip komen nieuwe automatise
ringssystemen tot stand, welke ook in
de pluimveehouderij van dienst
kunnen zijn. Met name gaat het dan
om procesbeheersingstechnieken.
Voor een optimaal gebruik van der
gelijke apparatuur is een hoog ken
nisniveau noodzakelijk. Bij vele
pluimveehouders is dit kennisniveau
onvoldoende. Voorlichting en (bij-
)scholing hebben in dit kader een
belangrijke taak en zullen in dit ver
band versterkt moeten worden.
De kwaliteit van de eindproduk-
ten staat sterk in de maatschappe
lijke belangstelling. Vooral de vee-
voedsel is dan minimaal noodzakelijk is
voor een behoorlijk voedingspatroon.
In de geïndustrialiseerde landen, waar
30% van de wereldbevolking leeft wordt
meer dan 50% van het in de wereld be
schikbare voedsel geproduceerd en ge-
konsumeerd.
Snel stijgende omzetten
In landen met midden-inkomens zoals
Mexico en Zuid Korea e.a. die zich vrij
snel ontwikkelen, is een snel stijgende
konsumptie van dierlijke veredelingspro-
dukten op te merken.
In de olieproducerende landen in het
Midden Oosten is in 10 jaar tijds de
voedselkonsumptie gestegen van 3 mil
joen ton tot 5 miljoen ton.
Bovendien is op te merken dat de ont
wikkelingslanden er weliswaar in ge
slaagd zijn dat hun voedselproduktie in
de periode 1950/70 jaarlijks met 2,5% is
gestegen, doch dat de vraag een stijging
van gemiddeld 3% per jaar te zien gaf. De
genoemde landen zullen ongetwijfeld in
de komende jaren als kopers op de
wereldmarkt optreden. Dat geldt ook
voor de Sovjet-Unie en China.
Veredelingsprodukten meer gevraagd
De omvang van de wereldgraanhandel
zal onder invloed van stijgende behoeften
in ontwikkelingslanden en een sterk stij
gende vraag naar dierlijke veredelings
produkten in Oostbloklanden en olielan
den en de landen met midden-inkomens,
sterk stijgen. Daarbij moet ook nog reke
ning gehouden worden met misoogsten in
grote gebieden van de wereld.
De toenemende vraag zal ongetwijfeld
leiden tot een prijspeil dat duidelijk
boven het huidige ligt.
vdw
voedersamenstelling en de gezond
heidszorg hebben een duidelijke rela
tie met de kwaliteit, terwijl de hygië
ne in de slachterijen eveneens van in
vloed is op de kwaliteit van het eind-
produkt. Genoemde aspekten spelen
bij onderzoek, onderwijs, voorlich
ting en regelgeving in toenemende
mate een rol. Voor het behoud van
onze konkurrentiepositie is het leve
ren van kwalitatief goede produkten
van grote betekenis.
Volgens het Produktschap voor
Aardappelen is tot 1 september 1981
47.000 ton konsumptie- en indus
trieaardappelen van de nieuwe oogst
uitgevoerd. Hiervan was 5.500 ton
bestemd voor de zetmeelindustrie.
Tot 1 september van de vorige jaren
is uitgevoerd: in 1980 - 35.000 ton; in
1979 - 19.000 ton; in 1978 - 14.000
ton en in 1977 - 19.000 ton. De bes
temmingen van de uitvoer tot 1 sep
tember waren: West-Duitsland -
28.000 ton; Ver. Koninkrijk - 6.000
ton; België 3.500 ton; Rest Europa -
1.500 ton; Europa - 39.000 ton;
Amerika - 3.000 ton; Azië - 3.000
ton; Afrika - 2.000 ton; Totaal -
47.000 ton.
In de kalenderweek van 31 augustus
tot en met 5 september is 27.000 ton
konsumptie- en industrieaardappe
len uitgevoerd.
De invoer van konsumptie- en in
dustrieaardappelen bedroeg in de
maanden juli en augustus 31.000 ton.
Van deze hoeveelheden kwam
25.000 ton uit West-Duitsland, 3.500
ton uit België en 2.000 ton uit Italië.
i
Augustus was een droge maand, met normale temperatuur. In het
Noordoosten van het land was het weer aan de sombere kant. Voor de
gewassen die nog lang op het veld zullen staan, zoals suikerbieten en
snijmaïs was het weer gunstig, maar wel te droog.
Het loof van de konsumptie- en de fabrieksaardappelen begon de laat
ste weken op veel percelen reeds af te sterven.
De graanoogst is in augustus goed op gang gekomen en verloopt vlot.
In de weidebouw is plaatselijk nog flink ruwvoeder gewonnen. Weide-
gras is nog voldoende aanwezig. Met name op de lichtere gronden
komen droogteverschijnselen voor wegens gebrek aan neerslag.
Eerste voorlopige oogstraming 1981
Opbrengs C_ in_lcg/lia
2EEervlakte_^ha2
1979
1980
1981
1979
1980 19811
Wintertarwe
6.100
6.400
6.500
125.516
128.117 119.500
Zomertarwe
4.800
4.800
5.100
15.200
14.122 12.330
Wintergerst
4.900
5.500
5.400
11.201
12.309 13.890
Zomergerst
4.500
4.600
4.600
51.827
41.113 39.100
Rogge
4.000
4.000
3.900
12.326
9.743 7.540
Haver
5.200
5.200
5.300
20.880
18.123 21.130
Groene erwten
3.600
3.800
3.800
2.365
2.543 2.J30
Schokkers
3.450
3.400
3.100
737
621 390
Kapucijners en grauwe
erwten
3.550
3.500
3.550
948
865 610
Koolzaad
2.650
3.600
3.300
6.826
7.929 10.970
Karwijzaad
1.050
1.350
1.200
2.499
2.877 2.200
B1auwmaanzaad
1.200
1.100
1.350
696
238 250
Vlas (ongerepeld)
7.950
7.650
8.100
3.603
4.058 2.910
.1) voorlopig.
Totale produktie in
„tonnen
1979
1980
1981
Wintertarwe
761.900
814.847
782.300
Zomertarwe
73.650
67.326
62.400
Wintergerst
55.050
68.181
74.700
Zomergerst
232.700
189.610
178.800
Rogge
49.300
38.640
29.700
Haver
109.050
93.054
111.100
Groene erwten
8.500
9.644
11200
Schokkers
2.550
2.106
1.150
Kapucijners en grauwe
erwten
3.350
3.026
2.200
Koolzaad
18.100
28.503
36.000
Karwijzaad
2.650
3.950
2.600
BIauwmaanzaad
830
260
340
Vlas (ongerepeld)
j
28.600
31.069
23.500
Peulvruchten (droog te oogsten)
De stand van de bruine bonen is in het algemeen goed. Plaatselijk komen
enige aantastingen door sclerotiënrot voor. Op een aantal percelen begint het
gewas af te rijpen. De peulzetting is doorgaans goed.
Rooivruchten
De oogst van de vroege zaai-uien is begonnen. Door vroege afsterving van het
loof, komen in de gewassen veel dode bladpunten voor, op percelen met een
slechte struktuur. Aantasting door bladvlekkenziekte is algemeen in het gewas
waargenomen.
Op veel percelen is het loof van konsumptic-aardappelen de laatste weken
versneld aan het afsterven als gevolg van fytofthora en toenemende luisbe-
zetting. Op percelen met struktuurproblemen en lichtere gronden komen
verdrogingsverschijnselen voor.
Het loof van de fabrieksaardappelen begon door fytofthora en plaatselijke
droogte in de tweede helft van augustus op verschillende percelen af te
sterven. In Groningen komt enige aantasting door toprol voor.
De suikerbieten hebben in het algemeen een goede siand. Plaatselijk komt
enige vergelingsziekte voor. Dit zal weinig invloed hebben op het verdere
groeiverloop en de opbrengst. Met name in het Zuiden zijn verschillende
percelen suikerbieten beregend.
Ondanks de geringe neerslag zijn de suikerbieten ook op de lichte gronden
flink gegroeid.
Vooral het suikergehalte is de laatste weken goed aangetrokken. De cijfers
geven aanleiding tot een hoge opbrengstverwachting.
Grasland en voedervoorziening
De snijmaïs is de laatste weken vlot gegroeid. Het gewas heeft in het algemeen
een goede kolfzetting. Op percelen met een slechte struktuur zijn de planten
korter. Mede door een vlotte groei en ontwikkeling van de snijmaïs is de
verwachting dat de oogst dit jaar vroeg zal zijn.
Weidegras is op de meeste bedrijven nog in voldoende mate aanwezig. Op de
lichtere gronden komen droogteverschijnselen voor en wordt waar mogelijk
beregend.
De laatste weken is er nog ruwvoer gewonnen. Op veel bedrijven is men volop
bezig met graslandverbetering.
17