Landbouwhogeschool,
let op uw zaak"
Hogere prijzen op
aardappeltermijnmarkt
Agrarische export vertoont
stijgende lijn
Goede voorkieming heft nadelige
effekten voorafgaande bewaring op
Scheidende rector magnificus prof. dr. H.C. van der Plas:
Kansen
Kompliment
Meer kennis nodig voor oplossing
fundamentele vraagstukken
EEG.
Beeldvorming
Van Dijk Delft B.V.
gematigd optimistisch
over vervolgorders
eksport Bintjes
In- en uitvoer van
granen Nederland
"Landbouwhogeschool, let op uw zaak", zo waarschuwde de scheiden
de rector magnificus prof.dr. H.C. van der Plas maandag zijn gehoor in
Wageningen bij de opening van het academisch jaar 1981-1982.
Op dat moment sprak hij over de fundamentele onderwijsvernieuwing
die aan de Landbouwhogeschool in diskussie is. Volgens Van der Plas
mag de diepgaande interne beraadslaging er niet toe leiden dat de
hogeschool onvoldoende let op wat er "buiten" gebeurt.
De diskussies binnen de hogeschool
hebben - gezien in het kader van de
pas aangenomen wet op de twee-fa-
senstruktuur - praktisch alleen be
trekking op de eerste fase; de andere
universiteiten en hogescholen maken
zich intussen met name ook sterk
voor de tweede fase.
De vraag op welke terreinen en op
welke wijze de "post graduate"-op-
leidingen aan de Landbouwhoge
school moeten worden ontwikkeld is
nog nauwelijks aan de orde geweest
en het ziet er ook niet naar uit dat
daarover binnenkort besluiten wor
den genomen. Toch liggen er ook
voor de Landbouwhogeschool, zo
mogelijk in samenwerking met an
dere instituten voor landbouwkun
dig onderzoek, in die tweede fase
unieke kansen, aldus Van der Plas.
Voor de Wageningse hogeschool zal
de herstrukturering van het onder
wijs veel meer gaan betekenen dat
"het wegsnijden van een vijfde deel
uit het huidige studieprogramma".
Na de bezetting van het hoofdge
bouw door studenten die tegen de
tweefasenstruktuur protesteerden
(maart 1980), zijn aan de Land
bouwhogeschool vele, vaak emotio
nele diskussies gevolgd. Deze liepen
uit in het besluit dat de hogeschool
zich eerst fundamenteel zou bezin
nen op de doelstellingen van haar
onderwijs, los van de struktuur
waarbinnen die gerealiseerd moeten
worden. Bij voor- en tegenstanders
van de twee fasen is hierna toene
mend begrip ontstaan voor eikaars
visie, aldus Van der Plas. Zelf is hij
ervan overtuigd dat de doelstellin
gen, die in de fundamentele onder-
wijsdiskussie geformuleerd zijn, net
zo goed binnen de twee-fasenstruk-
tuur gerealiseerd kunnen worden als
binnen de huidige struktuur, zo niet
beter.
In zijn rede ging rector Van der Plas
niet alleen in op aktuele problemen
bij het onderwijs, vooral ook het on
derzoeksbeleid van de hogeschool
voorzag hij van kanttekeningen.
Om te beginnen gaf hij een kompli
ment aan de medewerkers van de
hogeschool, die ondanks een snel
groeiend aantal studenten aan wie zij
les moeten geven in staat blekep om
de hoeveelheid onderzoek redelijk
op peil te houden. In drie jaar tijd
nam het aantal studenten met één
kwart toe, toch nam het onderzoek in
die tijd met slechts enkele werkjaren
af.
In het afgelopen jaar zijn ook over
het onderzoek diepgravende diskus
sies gevoerd aan de hogeschool.
Die diskussie zei Van der Plas als
"zeer verfrissend" te hebben erva
ren.
De Landbouwhogeschool zal op de
eerste plaats moeten proberen de
leemten op te vullen in de kennis die
nodig is voor de oplossing van funda
mentele vraagstukken. Alleen dan zal
zij haar taak ais landbouwuniversiteit
- ook in de toekomst - kunnen hand
haven.
Dit o.m. zei minister ir. G. Braks
(landbouw en visserij) op 7 septem
ber j.l. tijdens de officiële ingebruik
stelling van het tweede deel van het
gebouw Biotechnion van de Land
bouwhogeschool in Wageningen.
De afgelopen 20 jaar heeft de Land
bouwhogeschool een enorme ont
wikkeling doorgemaakt. Het totaal
aantal arbeidsplaatsen steeg van 600
in I960 tot 1.814 in 1981. De oorzaak
van deze expansie is mede een gevolg
van de verantwoordelijkheid van de
Landbouwhogeschool. In sommige
gevallen blijkt, dat er in bepaalde
probleemgebieden zulke fundamen
tele vragen liggen dat een grondig
onderzoek met behulp van basisvak
ken noodzakelijk is voor de beant
woording daarvan.
De fundamentele opstelling die de
Landbouwhogeschool dient te kie
zen, zal zich niet slechts uiten in het
mee helpen oplossen van vraagstuk
ken die vandaag spelen, maar ook in
het formuleren van de vraagstukken
die zich in de toekomst mogelijk
zullen voordoen.
De Landbouwhogeschool heeft
daarin al een respektabele staat van
dienst. Aandachtsvelden die de af
gelopen jaren de nadruk hebben ge
kregen zijn: de milieukunde, de le
vensmiddelentechnologie en de
menselijke voeding, en de molecu
laire wetenschappen.
In Biotechnion-2 zijn net als in Bio
technion-1 vakgroepen onderge
bracht die onderwijs en onderzoek
op veel van deze terreinen verzorgen.
Nieuw in het gebouw gehuisvest zijn;
Humane Voeding, Toxicologie en
Luchthygiëne en -verontreiniging. In
het eerste deel waren Levensmidde
lentechnologie en Waterzuivering al
ondergebracht.
De eerste helft van 1981 vertoonde onze agrarische export een forse
stijging ten opzichte van de overeenkomstige periode in 1980 (van 15,8
mld naar 19,2 mid. gulden). De import van agrarische produkten is
daarentegen minder snel toegenomen. Als gevolg hiervan is de netto
bijdrage van de agrarische sektor aan de nationale handelsbalans met
maar liefst 38% gestegen ten opzichte van vorig jaar (van 4,6 mld gulden
naar 63 mld gulden).
De groei binnen de EEG 1.6 miljard
gulden), die voor het grootste deel de
produktgroepen "vee en vlees" en
"zuivel" betreft, is vooral veroor
zaakt door de 'verhoogde afzet in
West-Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk. Van de 1.6 miljard gul
den namen beide landen samen zo'n
tweederde voor hun rekening (resp.
753 min gulden en 304 min gulden).
Procentueel is vooral de export naar
de nieuwe lidstaat Griekenland fors
gestegen, nl. met 61,3%. Ierland
kwam met een stijging van 30,2% op
de tweede plaats.
Derde landen
Naar landen buiten de E.E.G. wer
den aanzienlijk meer pluimvee, eie
ren, melk, zuivel- en overige pro
dukten geëxporteerd dan in de eerste
helft van vorig jaar. De export steeg
hierdoor met bijna de helft, nl. van
3,7 naar 5,3 miljard gulden.
Ze hebben veel losgemaakt; de ho
geschool is in staat gebleken plannen
te formuleren voor onderzoeksgebie
den die in de komende jaren bijzon
dere aandacht moeten krijgen; de
biotechnologie, de genetische mani
pulatie, de immunologie, de bodem-
biologie en de ecologie.
In haar bijdrage tot de bedoelde
meerjarenvisie heeft de Landbouw
hogeschool bovendien gepleit voor
meer aandacht voor alternatieve
methoden in landbouw, veeteelt en
voedselvoorziening.
Het totstandkomen van de meerja
renvisie voor het landbouwkundig
onderzoek noemde Van der Plas
"een gigantische operatie, uniek in
Nederland", omdat voor het eerst op
grote schaal onderzoekbeherendc
instellingen en onderzoekvragende
instanties met elkaar bespraken hoe
aan het beleid in de komende jaren
gestalte kan worden gegeven. Het
totstandkomen van de meerjarenvi
sie voor het landbouwkundig onder
zoek kan volgens Van der Plas ten
voorbeeld dienen voor andere on-
derzoekssektoren, waar zulke plan
nen in de toekomst ook gemaakt
zullen moeten worden.
Voorafgaande aan de rede van Van
der Plas maakte de'voorzitter van het
college van bestuur, ir. P. van der
Schans, bij wijze van inleiding enkele
opmerkingen over de financiële si
tuatie van de universiteiten en hoge
scholen.
Het nieuwe studiejaar begint met een
grote somberheid over het financiële
perspektief dat in de rijksbegroting
voor 1982 zal worden geboden. Na
reeds jaren onder de "nullijn" ge
houden te zijn moeten de universi
teiten en hogescholen bij verdere
beperking wel een vermindering van
omvang en kwaliteit van hun taken
pakket tegemoet zien. Een petitie
van de afdeling Wageningen van de
vakbondsfederatie ABVA-KABO,
vorige maand aangeboden aan het
college van bestuur van de Land
bouwhogeschool, had - aldus Van
der Schans - dezelfde strekking.
Met het oog op de kabinetsformatie
sprak Van der Schans de vrees uit dat
de universiteiten en hogescholen met
name zullen moeten "inleveren" ten
behoeve van de middenschool: "van
de verschillende mogelijkheden tot
het invoeren van geïntegreerd voort
gezet onderwijs een van de meest
kostbare".
Volgens Van der Schans hebben de
universiteiten en hogescholen in hun
strijd om een redelijk deel van de
nationale middelen te verkrijgen veel
last van een negatieve beeldvorming.
Over de hele wereld beginnen de
wetenschappelijke instellingen zich
tegen deze slechte faam te verweren,
maar de beste strategie om hun ima
go te verbeteren noemde Van der
Schans een zo goed mogelijke taak
vervulling.
Aardappelareaal 6% kleiner
Volgens voorlopige becijferingen van het Produktschap voor Aardap
pelen is het aardappelareaal in de Gemeenschap dit jaar met naar
raming 1.100.000 ha ongeveer 6% kleiner dan vorig jaar.
Het is een voorlopige raming, omdat nog niet de cijfers van alle landen
beschikbaar zijn.
Op grond van eind augustus beschikbare gegevens zou het areaal in
Nederland met 163.000 ha 5,2% kleiner zijn dan in 1980. In Duitsland
met 252.000 ha 1,5% kleiner, in Frankrijk met 228.000 ha 9,2% kleiner,
in België met 42.000 ha 10,6% kleiner en in Engeland met 191.000 ha
6,8% kleiner dan in 1980.
De betrekkelijk grote daling van de
met aardappelen beteelde opper
vlakte heeft geleid tot hogere prijzen
op de termijnmarkt voor aardappe
len.
De handel op de termijnmarkt be
perkt zich tot Bintjes 50 mm opw.
levering april.
De noteringen daarvoor liepen op
van 31,40 in de le week van juli tot
rond 36,— in de^4e week van au
gustus. In de overeenkomstige pe
riode van vorig jaar stegen de note
ringen van 21,85 tot 24,05, zij
het dat de le week van juni nog een
notering aangaf van 26,15.
In hoeverre de opbrengsten aanlei
ding geven tot de prijsontwikkeling
op de termijnmarkt dient afgewacht.
Overigens rekent men wel met een
kleinere opbrengst aan grote maten.
Ontwikkeling in Nederland
In Nederland is het totale aardappe
lareaal in Nederland wat konsump-
tieaardappelen betreft met 13.300 ha
gestegen in de periode 1972/76 tot
1981.
Daarbij steeg het areaal konsump-
tieaardappelen van 62.500 ha tot
65.100 ha en het areaal pootgoed van
21.600 ha tot 32.300 ha (voor keuring
aangegeven).
In 1981 was de inkrimping van het
areaal aardappelen op zandgrond
bijna 10% tot 13.800 en op kleigrond
3,5% tot 83.600.
Zetmeelaardappelen
Het areaal zetmeelaardappelen is
met 4200 ha of 6% ten opzichte van
1980 gedaald tot 66.100 ha. Sinds
1972/76 is het areaal met 5100 ha
ingekrompen, een daling met 7%. De
weinig goede resultaten van de laat
ste jaren zijn hieraan zeker debet.
De eerste ramingen van de ha-op
brengst zijn hoog, mogelijk op 40.000
kg/ha of 7000 t meer dan in 1980.
Export oogst 1980
De totale export van oogst 1980 is
door het Produktschap geraamd op
ongeveer'1,2 miljoen ton. De cijfers
van België namelijk zijn nog niet be
schikbaar.
Het aandeel dat naar de partnerlan-
den ging steeg van 857.000 tot
900.000 ton, het aandeel dat naar
derde landen ging steeg van 114.000
ton tot 297.000 t.
Duitsland bleef de grootste afnemer
met 705.000 ton (623.000). Naar
In de jaren 1977 t/m 1980 is een be
waar- en veldproef uitgevoerd met
steeds dezelfde 9, voornamelijk vroe
ge rassen, om na te gaan of een be
waring vanaf medio november bij 2-4
gr.C. de kieming en opbrengst nadelig
beïnvloedt. Een dergelijke bewaring
van pootgoed heeft in Nederland
veelal na het sorteren plaats in me
chanisch gekoelde cellen.
Ter vergelijking werden in deze
proef knollen tot het voorjaar in met
buitenlucht gekoelde cellen bewaard
(4-7 gr.C.), en in mechanisch ge
koelde cellen vanaf sèptember bij 2-4
gr.C. resp. 5-6 gr.C. In het voorjaar
werden de knollen van alle objekten
goed voorgekiemd.
Uit de resultaten van deze 3-jarige
proef blijkt dat afkiemen in het
voorjaar na bewaring bij 5-6 gr.C. in
het algemeen tot minder kiemen en
stengels leidt. Na uitplanten bleek in
geen der jaren een duidelijk verschil
in de stand van het gewas op te tre
den, noch wat het aantal stengels,
noch wat de opbrengst betreft, kon
den wiskundig betrouwbare ver
schillen worden berekend. Op een
enkele uitzondering na, werden de
hoogste opbrengsten per ras bij ver
schillende bewaarmethoden verkre
gen.
Uit een parallel lopend proefje met
dezelfde rassen en dezelfde herkomst
bleek na 11 weken bewaring bij 0-2
gr.C. bij de rassen Jaerla, Corine en
in mindere mate bij Ostara, de kie
ming sterk achteruit te zijn gegaan.
Een bewaring van 3-4 weken bij 0-2
gr.C. in december/januari had na
voorkiemen geen nadelige invloed
op het aantal kiemen.
De konklusie kan worden getrokken
dat door een goede voorkieming de
eventuele nadelige effekten van een
voorafgaande bewaring, geheel of
grotendeels worden opgeheven.
Het onderzoek wordt in gewijzigde
vorm voortgezet.
Oost-Duitsland gingen 122.000 ton
aardappelen uit Nederland.
Aardappelprodukten
In het le halfjaar werden 429.000 ton
aardappelen tot aardappelkonsump-
tieprodukten verwerkt, wat 11%
meer is dan in 1980. De export be
droeg in het le halfjaar 120.557 ton
tegen 114.615 ton in het 2e halfjaar
1980.
Duitsland was met 69.130 ton
(65.530) de grootste afnemer.
vdw
Het eksportbedrijf van Dijk Delft
B.V. is er in geslaagd binnen één jaar
252.000 ton aardappelen te ekspor-
teren. Dit konsern, dat in het afgelo
pen boekjaar voor een totaal bedrag
van 455 miljoen eksporteerde,
heeft ook de onlangs afgesloten or
der van 50.000 ton Bintjes naar de
D.D.R. geboekt en is tevens belast
met de uitvoering daarvan. (Wij
maakten hiervan in het vorig num
mer melding). Deze partij wordt in
de D.D.R. eerst opgeslagen en waar
schijnlijk april/mei 1982 in Oost-
Duitsland op de markt gebracht.
Volgens pres.dir. C.A.M. de Wit van
Van Dijk Beheer wil de D.D.R. de
Hollandse Bintjes graag omdat deze
ook na langere bewaring in goede
konditie blijven. Dat deze order zo
vroeg kon worden afgesloten heeft,
zo licht de heer de Wit nog toe, o.m.
te maken met de goede kontakten
tussen van Dijk en de D.D.R. en ook
met een goede uitvoering van de or
ders in het verleden. Over vervol
gorders is hij matig optimistisch.
De invoer van granen in Nederland
is gedaald van 5,07 miljoen ton in
1979/80 tot 4,67 miljoen ton in
1980/81, het jaar lopende van 1 au
gustus t/m 31 juli.
Opmerkelijk is de daling van de in
voer van mais van 3,15 tot 2,62 mil
joen ton, waarbij het aandeel dat uit
de lidstaten kwam terugliep van 1,45
tot 1,23 miljoen ton en dat uit derde
landen van 1,70 tot 1,23 miljoen ton.
De invoer van zachte tarwe steeg van
1,26 tot 1,27 miljoen ton, waarbij het
aandeel dat uit de lidstaten kwam
steeg van 759.300 ton tot 838.600 ton.
De invoer van gerst steeg van 337.200
ton tot 424.500 ton, welke gerst na
genoeg geheel afkomstig was uit de
lidstaten. Van de totale graanimport
kwam 2,61 miljoen ton uit de lidsta
ten en 2,0 miljoen uit derde landen,
vergeleken met 2,62 en 2,44 miljoen
ton in 1979/1980..
Graanuitvoer
De graanuitvoer daalde van 1,38
miljoen ton tot 0,98 miljoen ton,
waarbij het aandeel dat naar de lid
staten ging daalde van 1,35 tot 0,88
miljoen ton.
De uitvoer naar derde landen steeg
van 34.589 ton tot 106.007 ton.
Van de totale uitvoer van 0,88 mil
joen ton had 0,63 miljoen ton be
trekking op uit derde landen geïm
porteerde granen 238.980 ton op in
landse granen en 13.125 ton op gra
nen afkomstig uit de lidstaten. De
belangrijkste afnemer was Duitsland
met in totaal 604.272 ton, waarvan
208.355 ton zachte tarwe en 241.217
ton mais.
vdw
10