Stro: "oogsten, hakselen
of toch maar verbranden?"
BINTJE IN EUROPA
Conclusie
Ingezonden mededeling
Een schone lei?
duist inderdaad kans zag om door
het verbranden van het stro de hoe-'
veelheid zaad die op het land terecht
kwam, met 30% te verminderen.
Men kan zich terecht afvragen of dit,
gezien de voor ons vaak onvoorstel
bare hoeveelheden onkruidzaad in
Het bouwland in het Zuidwesten
heeft, voor het huidige intensieve
bouwplan, een te laag organische
stofgehalte. Mits goed gehakseld en
verdeeld kan stro één van de midde
len zijn om daar iets aan te doen. De
bemestingswaarde van b.v. tarwestro
komt onder deze omstandigheden in
de buurt van 40,— a 50,— per
ton.
Bij een vergelijking tussen onder-
ploegen en verkopen moeten ook de
daarvoor te maken kosten worden
verrekend. Hakselen is iets goedko
per dan persen. Wordt dus geperst
van het land verkocht voor prijzen
van 50,— a 60,— per ton dan
ontvangt de boer direct wel wat geld
in de hand, maar op langere termijn
gezien zal er van enige vergoeding
voor het gedane werk dan niet of
nauwelijks sprake zijn.
Uit het oogpunt van de bestrijding
van onkruiden en schimmelziekten
zijn geen duidelijk zichtbare voorde
len aangetoond van stro verbranden
in vergelijking met andere wijzen
van onderwerken. Bovendien heeft
een dergelijke totale verbranding
van alle stoppels nog andere bezwa
ren. Het is moeilijk uitvoerbaar, niet
zonder gevaar en de teelt van ge
wassen onder dekvrucht graan is dan
niet mogelijk.
Wij kunnen ons voorstellen dat men
er plaatselijk in Engeland bij een
continu-tarweteelt, een niet-kerende
grondbewerking en vroeg zaaien
goed aan doet om het stro te ver
branden. Voor onze streek geldt dit
naar onze mening niet.
Met dank voor de plaatsing.
C.A.R. GOES
J. Kodde.
P. Verhage.
Sterke positie van Nederlands aard
appelbedrijfsleven
De Kamer van Koophandel el en
Industirie van Lille-Roubaix-Tour-
coing in Frankrijk heeft een rapport
gepubliceerd over het aardappelbe
drijfsleven.
Verwonderlijk is dat niet gezien het
feit dat Noord- Picardië alleen al
50% van de aardappelteelt in Frank
rijk plaats vindt, terwijl er 80% van
de aardappelverwerkende bedrijven
gevestigd is.
Het aardappelareaal in Frankrijk is
met 149.000 ha het grootste in de
Gemeenschap en de opbrengst is ook
het grootste te weten 3,7 miljoen ton.
Niettemin zijn de opbrengsten klei
ner dan in de buurlanden België en
Nederland.
In Frankrijk, België en Nederland
domineert het aardappelras Bintje.
In Frankrijk houdt men minimum
maten aan van 40 of 35 mm, in België
en Nederland 35 mm, waarbij
Frankrijk afwijkingen toestaat tot
4%,Nederland 5 of 3% en België 3%.
Het rapport stelt vast dat in feite al
leen in Nederland de minimumma-
ten en afwijkingen straf gehand
haafd worden.
Voorts stelt men vast dat alleen Ne
derland over opslag beschikt die het
mogelijk maakt buitenlandse afne
mers naar wens te bedienen met
praktisch elke gevraagde hoeveel
heid.
Daarbij komt dat 75% van de be
schikbare opslagruimte beschikt
over mechanische luchtverver-
sing.De opslagruimte in België steekt
daar maar schraaltjes bij af
Marktverbrokkeling
- Een aantal tussenpersonen speelt
met name in de internationale han
del een roll, aldus het rapport.
Nederland telt 15 afzetcoöpera-
ties,Frankrijk telt er 82. Nederland
telt een 400 sorteerinrichtingen,F-
rankrijk 2300. Het rapport stelt vast
dat met name de structuur in Frank
rijk bepaald nadeliger is dan in Ne
derland,waardoor de beweeglijkheid
op de internationale markten aan
merkelijk groter is dan in Frankrijk.
In wat mindere mate geldt dat ook
voor België Nederland voerde in
1978/79 ongeveer 887.000 ton aard
appelen uit, wat overeenkomt met
40% van de totale produktie. De uit
voer van Frankrijk bedroeg dat jaar
385.000 ton of 10% van de produktie
en België 108.000 ton, eveneens 10%
van de totale produktie.
Overigens is dit een momentopna-
me.Immers vorig jaar slaagde
Frankrijk erin tot een export te ko
men van ruim 700.000 ton.
Structuur
In België zijn er 13 aardappelexpor
teurs van enige betekenis, waarvan
de drie grootste ongeveer 70% van de
totale uitvoer voor hun rekening ne
men. In Nederland nemen 34 van de
grootste exporteurs ongeveer 80%
van de totale export voor hun reke
ning.
In Frankrijk zijn er 110 exporteurs,
waarvan een 15-tal meer dan 5000
ton verhandelen.
Aardappelverwerking
Ook ten aanzien van de aardappel
verwerking heeft Frankrijk een
achterstand. In Frankrijk werden
laatstelijk ongeveer 320.00 ton aard
appelen verwerkt tot aardappelpro-
dukten. In Nederland was dat
648.000 ton, in België 90.500 ton.
In Nederland is men gespecialiseerd
op de produktie van bevroren pro-
dukt evenals België, terwijl in
Frankrijk men meer gespecialiseerd
is in gedroogde produkten.
Frankrijk hoopt een zekere achter
stand in te halen, na de opening van
fabrieken van Mac-Cain te Harnes
en van de SOCA Beaumarais in Bét-
hune.
In het Z.L.M.-blad van 14 augustus
j.l. wordt in twee Uit de Praktijk-bij
dragen namelijk "Rond de Schelde"
en "Tholen en St. Philipsland" ge
schreven over de vraag wat er moet
gebeuren met het stro. Beide schrij
vers zijn het er over eens dat met de
huidige stroprijzen de verdiensten
voor de boer aan het oogsten van stro
erg gering zijn. Daarna gaan hun we
gen echter ver uiteen. De Thoolse
schrijver stelt één ding voorop, na
melijk "niet verbranden", terwijl in
"Rond de Schelde" juist een lans
wordt gebroken om stro en stropro
blemen letterlijk in vuur te doen op
gaan. Dit laatste mede op basis van
kennisname van Engelse ervaringen
dat met het verbranden ook onkrui
den en schimmels worden vernietigd.
Hierdoor zou men het andere jaar
weer met een schone of in ieder geval
schonere lei kunnen beginnen.
Hoewel het niet direct onze gewoon
te is om als medewerkers van een
Consulentschap op andere bijdragen
te reageren hebben we nu toch be
hoefte om onze mening kenbaar te
maken. Allereerst enkele bodem-
kundige aspecten. Op de meeste ak
kerbouwgronden in het Zuid-Wes
ten ligt het gehalte aan organische
stof tussen 1,5 en 2,5%. Bij de huidige
intensieve bouwplannen met een
hoog percentage rooivruchten is dit
eigenlijk te laag. De grond is daar
door kwetsbaar. Zodra er iets tegen
zit met regenval of grondbewerking
komt dit tot uiting in afwijkende
plekken, verslemping e.d. Ook in
1981 is dit op veel percelen weer te
zien. Naast de zorg voor een goede
ontwatering en eventueel bekalking
kan .aanvoer van extra organisch
materiaal de grond minder kwets
baar maken. Middelen daartoe zijn
de aanwending van dierlijke organi
sche mest, groenbemestingsgewas-
sen, bietenloof en stro onderploegen.
Mits op de juiste wijze toegepast
komt dit duidelijk tot uiting in hoge
re opbrengsten van vooral de rooi-
gewassen. f
In diverse streken in de ons omrin
gende landen is de situatie heel an
ders. Vooral in gebieden met een
hoog percentage graan in het bouw
plan heeft men eerder een teveel dan
een te weinig aan organisch mate
riaal. Als dan ook nog stro wordt
ondergeploegd kan de grond te los
van structuur worden.
Het idee om na de oogst van een
gewas zodanig schoonmaak te hou
den dat de restanten als smetstofbron
voor het gewas in het jaar daarop
uitgeschakeld worden, is bijzonder
aantrekkelijk. Het opruimen van
voederbietenkuilen en aardappelaf
valhopen is daar een goed voorbeeld
van.
Maar is die lei dan werkelijk schoon?
Wat wil men bestrijden of liever
voorkomen? Bij blad- en aarziekten
zijn de verspreidingskansen via de
lucht in voorjaar en zomer zo groot
dat het opruimen van een smetstof
bron in het jaar daarvoor weinig
zinvol Lijkt. Men zou dus aan het
optreden van voetziekten kunnen
denken. Gebleken is echter dat bij
voorbeeld bij de tarwehalmdoder
(die dit jaar ernstig optrad) de
schimmel met name overblijft op de
wortels en de onderste paar centi-
mete centimeters van de stengel. En
daar is de schimmel letterlijk "niet
schimmels. En zijn bovendien niet
veel schimmels dusdanig soortge
bonden dat zelfs binnen de graan
soorten, maar zeker ook van graan
naar gras en omgekeerd, er weinig
sprake is van overgang?
weg te branden". Wat de oogvlek-
kenziekte - de legeringsvoetziekte -
betreft is gebleken dat de voorraad
schimmelweefsel meestal zo groot is
dat een zekere afname meestal van
weinig of geen invloed is op de mate
van aantasting. Diep ploegen, vaste-
grondsteelt of stoppelbranden had
den dan ook geen duidelijk zichtbaar
effect zo blijkt uit de literatuur. De
kans dat men met het verbranden
van stro de vruchtwisselingsproble-
men - zeg maar de voetziekteproble
men - oplost is dan ook bepaald niet
groot.
En de onkruiden dan? Wélke on
kruiden denkt men hiermee de das
om te doen? Uit onderzoek is geble
ken dat men bij aanwezigheid van
de grond aanwezig, enige zoden aan
de dijk zet. Om nog maar te zwijgen
van een effect op kweek, klein hoef
blad of stekels.
Integendeel. Met - inderdaad - een
hoge stoppel als uitgangspunt kan
men het wortelonkruid beter op een
andere manier aanpakken en is zelfs
een combinatie met een gras-groen-
bemester goed mogelijk.
Toch ook nog een enkele opmerking
over de bermen. Zouden de daar
aanwezige schimmels nu inderdaad
een smetstofbron vormen voor
graanziekten? Mogen we er niet van
uitgaan dat er veel meer niet-scha-
delijke, voor de landbouw zelfs nut
tige schimmels zijn die in de voed
selketen voor de omzetting tot orga
nische stof zorgen, dan schadelijke