"Ik ben er trots op boerenzoon te zijn" Boeren in het Zuidwesten willen verslaggeving van de proefboerderijen "Rusthoeve" en Westmaas" liever eerder op tafel H et voorjaar is minder geschikt om landbouwers lastig te vallen met vragenlijsten. Door enkele omstan digheden kon dit echter niet anders. Op de Zuidhollandse eilanden werd de vragenlijst in de eerste week van maart meegestuurd met het verslag. Voor terugzending was geen retou- renveloppe meegestuurd, zodat de Mk. IL.r.|3 I H et verslag geeft de resultaten van de proeven van één jaar. De geldig heid hiervan is dus beperkt. De proeven worden meestal drie jaar achter elkaar genomen. Het is dus ook mogelijk om samenvattingen van dit drie-jaarlijkse onderzoek rond te sturen. De vraag werd gesteld wat het meest op prijs wordt gesteld: U it dit onderzoekje komt naar voren, dat het verslag "Resultaten van het Landbouwkundig Onderzoek in Zuidwest-Nederland" over het al gemeen zeer gewaardeerd wordt. Er zal echter gezocht moeten worden naar mogelijkheden om dit nog sneller bij de boer op tafel te krijgen. Hierbij wordt een losbladig systeem door het merendeel niet toege juicht. Ir. Jan Sonneveld,ambassadeur bij FAO WKÊ ^BÊÊM t, - 4>- Rome en FAO Technische assistentie Nederlandse specialiteit Uit onderzoek blijkt veel waardering maar: D e proefboerderijen "Rusthoeve" en "Westmaas" publiceren elk jaar het verslag "Resultaten van het Landbouwkundig Onderzoek in Zuid west-Nederland". Beantwoording van de vragen Waardering van het verslag Excursies naar de proefboerderijen De vorm van het verslag Samenvatting van resultaten onderzoek ?J*ifCl jgj' Wmwglk (door onze correspondent in Rome) Nederland heeft in Rome niet, zoals in andere hoofdsteden in de wereld, één ambassade. Officieel zijn het er twee, één bij de repu bliek en één bij het Vaticaan. Maar eigenlijk is er ook een derde Nederlandse ambassade in Italië: de Permanente Vertegenwoordi ger bij de wereldvoedselorganisa tie (de FAO) heeft zeker ook een ambassadeursfunctie: hij is de verbindingsman tussen de minis teries van Landbouw en Ontwik kelingssamenwerking enerzijds, en de gigantische FA O, één van de belangrijkste onderdelen van de Verenigde Naties, anderzijds. Deze hooggeplaatste vertegenwoor diger van Nederland is nu sinds een jaar ir. Jan Sonneveld. Hij is 48 jaar, en zijn benoeming op deze uiterst be langrijke post is een ongebruikelijke meesterzet geweest van zeker wel drie Nederlandse ministeries: Landbouw, Ontwikkelingssamenwerking en Bui tenlandse Zaken. Want Jan Sonne veld heeft na zijn opleiding aan de Landbouw Hogeschool in Wagenin- gen sprongsgewijs al heel wat dingen gedaan aan deze kant van de leeftijd vijftig. Zo was hij werkzaam bij het Kon. Ned. Landbouw-Comité, daarna ging hij twee jaar in zee met het landbouwbeleid binnen de EG (ook het onderwerp van zijn doctoraal scriptie). Daarna werkte hij vijf jaar als sekretaris van de EG-onderhan- delingsdelegatie afdeling landbouw in Brussel. In 1969 kwam de eerste ommezwaai: Sonneveld ging ons land vertegenwoordigen als land- bouwattaché bij diverse ambassades. Eerst in het oosten: Egypte, Soedan en Noord-Jemen. Het kantoor in Li banon werd door politieke toestan den een onmogelijke affaire, en Cairo werd de nieuwe standplaats. "Maar Egypte is een land dat je he lemaal opslokt, daar ben je dag en nacht met dat hele land en de pro blematiek van de steden en het plat teland bezig", aldus Sonneveld. "Het gebied werd dus veel preciezer bepaald. Maar intussen had ik wel erg veel van de wereld en de landbouw- wereld gezien, allemaal met de ogen van een boerenzoon, want dat ben ik en daar ben ik trots op". Op een gegeven moment, in 1977, koos Sonneveld voor Rome, als landbouwraad aan de ambassade. Moeilijk kon hij weten dat hij drie jaar later een eigen "ambassa- deurs"-functie voor Nederland in datzelfde Rome zou bekleden. Wat is die FAO eigenlijk en hoe be langrijk is de fuhktie in Nederland daarin? De wereldvoedselorganisatie begon eigenlijk niet als een hulp groep voor ontwikkelingslanden. Het was meer een bundeling van de activiteiten van de producerende landen. Maar de berichten over ge bieden met voedseltekorten in de wereld namen toe, en de "rijke" lan den besloten juist via deze FAO hulp te gaan bieden. Nederland, toch al niet benauwd als het om ontwikkelingshulp gaat, steeg meteen zeer hoog op de ladder van bijdragen, maar ook in prestige door de benoeming van ir. Addeke Boer- ma als direkteur-generaal van de or ganisatie. Inmiddels is hij opgevolgd door Edouard Saouma. De FAO is in luttele jaren gigantisch gegroeid. Er zijn op dit moment 147 landen lid van de FAO, maar een probleem is dat de behoeftige lan den, met op vergaderingen een ge lijke stemgerechtigdheid als de an dere, in de meerderheid zijn. Dat de akkoorden desondanks rede lijk goed tot stand komen, is te dan ken aan het feit dat de FAO een technisch instituut is, en geen bank. Evaringen worden uitgewisseld, praktische hulp wordt geboden in noodsituaties, en technische assis tentie tot hulp van een onderontwik keld land zijn de belangrijkste funk- ties van de wereldvoedselorganisatie. Financiële hulp is er niet bij. Juist wat betreft de technische assis tentie heeft Nederland via Sonne- veld's ambassadeursschap en dat van zijn voorganger De Bakker heel wat aan de gang gezet. Nog afgezien van de gigantische 2%-bijdrage aan de hele FAO-begroting, is Nederland nummer twee (alleen maar overklasd door Zweden) bij de uitvoering van speciale programma's. Bijvoorbeeld: Oost-Afrika, slachtoffer van ontzag wekkende droogte in de laatste jaren, heeft samen met Oeganda en andere landen in Afrika 16,5 miljoen van Nederland gekregen, gedeeltelijk in granen, in zaaizaad, maar ook in technisch hulp. Sonneveld stelt heel duidelijk: "Voor bepaalde landen, in Azië meer dan in Afrika, is een wijziging van projekten nodig geweest. Rechtstreekse voed sel verschaffing heeft twee nadelen: het komt niet altijd terecht waar het zijn moet, en bovendien: de boeren stand wordt lui, en begint te overwe gen dat gratis voedsel makkelijker te krijgen is dan zelf geproduceerd spul." Sonneveld is dan ook zeer voor technische en morele bijstand, wat met een moeilijk woord logistieke hulp wordt genoemd. Een duidelijk doel van Sonneveld dat ook in iedere vergadering op tafel komt, is het dichterbij laten komen door de FAO bij de produktie door de ontwikke lingslanden zelf. Distributiesystemen, opslagplaatsen van voedsel, dar is een ander punt waarin Nederland een belangrijk woord meespreekt in de wereld voedselorganisatie. Ook wordt dan gelet op funkties die ons land zeer bijzonder liggen en die door de eeu wen heen de Nederlanders hebben beziggehouden, b.v. het vervoer. Snelle verschepingen van voedsel voorraden kunnen van vitaal belang zijn in een noodtoestand. Nederland is in de 147 landen tellende FAO daarin dé specialist. Die voorraden komen niet noodza kelijkerwijs uit "rijke" landen. Son neveld is bijvoorbeeld zeer tevreden over de opleving van het Afrikaanse Zimbabwe, Zuid-Oost Afrika, dat met zijn weer opbloeiende maïspro- duktie vervoer naar andere landen in de buurt nodig en mogelijk maakt, en dat bovendien andere landen in Afrika tot produktie kan inspireren. In dat vervoer speelt Nederland een grote rol. Overigens vindt Sonneveld dat de resultaten van het ontwikkelings werk in Azië betere vruchten afwerpt dan dat in Afrika. "India is een voorbeeld van wat er aan groots kan worden bereikt in de ontwikkeling van een land", aldus onze Perma nente Vertegenwoordiger. "Ook Pa kistan en zelfs het eens zo beruchte Bangla-Desh zijn wat hun voedsel- produktie betreft in pijlsnelle ont wikkeling. Laten we nu maar hopen dat de gigantische FAO-organisatie deze positieve invloeden nog verder kan uitbreiden. De taak van Nederland daarbij is uiterst belangrijk en wordt wijd en zijd gewaardeerd. De toekomstige funktie van ons land zal uiteraard af hangen van de nieuwe ministers die in het toekomstige Nederlandse kabinet zitting zullen nemen. Maar onze hoge plaats op de ranglijst bij de wereld voedselorganisatie lijkt me absoluut gegarandeerd', aldus ir. Jan Sonne veld. Dit verslag wordt toegestuurd aan de leden van de Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting, Studieklubs en sommige afdelingen van Land bouworganisaties in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant. Deze organisaties geven namelijk een bijdrage in de kosten van het onder zoek op de genoemde proefboerderijen. Deze bijdrage is 0,50 per ha. Het streven is om het verslag met de resultaten van het afgelopen jaar zo spoedig mogelijk bij de boeren in de bus te laten rollen. Dit tijdstip moet liefst zo vroeg mogelijk in de winter liggen. Het is echter altijd een race tegen de klok want de laatste proeven worden pas in november afgesloten. Daarna moeten de gegevens worden verwerkt en moet het verslag gedrukt worden. Het is daarom niet mogelijk om dit verslag vroeger dan eind februari te laten verschijnen. Tv en vraag die dikwijls opkomt is' of de wijze waarop het verslag nu samengesteld wordt, namelijk als weergave van de resultaten van de proeven van één jaar, wel de meest wenselijke is. Is het niet beter om de resultaten van enkele jaren samen te vatten en deze, aangevuld met erva ringen van andere plaatsen, als ad vies aan de praktijk aan te bieden? Om op deze en andere vragen een antwoord van de lezers te krijgen, is in maart 1981 een vragenlijst rond gestuurd. Aan de ontvangers van het verslag werd gevraagd door het beantwoorden van de vragen hun mening te geven. terugzenders zelf voor een enveloppe en frankering moesten zorgen. In Zeeland en in West Brabant werd de vragenlijst op een zodanige wijze rondgestuurd, dat deze zonder enve loppe en zonder frankering terug gestuurd kon worden. In Zeeland werd de lijst 14 dagen na het ver slag verstuurd. Dit was in een rege nachtige periode. In West-Brabant werd de vragenlijst nog enige weken later rondgestuurd. Dit was midden in de zaaiperiode. Een en ander had duidelijk invloed op het percentage vragenlijsten dat teruggestuurd werd. In Zuid-Hol land was dit 5%, in Zeeland 24% en in West Brabant 11%. Het terugzenden was gespreid over de periode van half maart tot half mei. Het bleek dat bij de beantwoording van de vragen er weinig verschil was tussen de drie provincies. "V an de inzenders gaf 55% op dat ze van de inhoud van het verslag meer dan 40% gelezen hadden, 40% las 10-40%. Van de inhoud wordt dus goed kennis genomen. 70% van de in zenders waardeert de inhoud als waardevol voor de bedrijfsvoering. In het verslag is een indeling van de proeven gemaakt naar onderwerpen. De vraag werd gesteld in welke mate gebruik wordt gemaakt van de infor matie per onderwerp. Hierbij hadden de onderwerpen onkruidbestrijding en bestrijding van ziekten en plagen de hoogste score. Daarop volgen de onderwerpen bemestingsvraagstuk ken, rassenonderzoek en teeltmaa tregelen. De minste belangstelling gaat uit naar de resultaten van de proeven met betrekking tot grondbewerking. Het blijkt, dat de verslagen door 77% van de inzenders bewaard wordt. Hier van maakt ruim 90% later nog wel eens gebruik van een verslag van voorgaande jaren. WÉ het verslag in de huidige vorm of jaarlijks een samenvatting van de resultaten van de meerjarige proe ven, die dat jaar afgesloten zijn. Uit de antwoorden blijkt, dat 45% van de inzenders voorkeur uitspreekt voor de huidige verslagvorm en 48% heeft voorkeur voor een samenvat ting. Wel komt naar voren dat naarmate het verslag intensiever gelezen wordt, de voorkeur voor de huidige vorm toeneemt. De "vluchtige" le zers hebben dus liever een samen vatting. Zoals hiervoor reeds vermeld, is het jaarlijks een probleem om het ver slag op tijd de deur uit te krijgen. Een mogelijkheid om dit deels op te los sen is, om het verslag in gedeelten rond te sturen. Hierbij kan dan ge dacht worden aan een losbladig sys teem. Uit de antwoorden komt naar voren dat 66% van de inzenders liever het komplete verslag in de huidige vorm ontvangt. Slechts 28% kiest voor toe zending in gedeelten. Blijkbaar schrikt het losbladige systeem de mensen af. bracht aan de proefboerderijen "Rusthoeve" en/of "Westmaas". Naar verhouding kwamen de meeste bezoekers van de Zeeuwse- en Zuid hollandse eilanden. Dit is te begrij pen omdat deze het dichtst bij de bedrijven wonen. De meeste belangstelling bij het be zichtigen gaat uit naar proeven over onkruidbestrijding, rassenvergelij- king, de teelt van wintertarwe, ge wasbescherming en toepassing van 1 r. Am. WÈStÉÊÊÜ. De proefboerderij 'Rusthoeve" in Colijnsplaat n de zomer worden op de proef boerderijen vele bezoekers rondge leid. Op de vragenlijst is geïnfor meerd naar de mening van de boeren over deze exkursies. Van de inzen ders had 53% in 1980 een bezoek ge Voor de resultaten van de proeven toont men veel belangstelling Van degenen die een bezoek gebracht hebben aan een proefboerderij vond het overgrote deel (81%) de toelich ting voldoende duidelijk. Als bezwaar bij de rondleidingen komt naar voren dat de groepen dikwijls te groot zijn om de toelichting goed te kunnen volgen. Van de inzenders geeft 77% op van plan te zijn om in 1981 aan een exkursie deel te nemen. Op de vragenlijst was er (in beperkte mate) ruimte om suggesties voor on derwerpen voor nieuw onderzoek op te schrijyen. In totaal werden hier door 154 voorstellen gedaan. Verder zal gewerkt moeten worden aan het samenvatten van de meer jarige proeven, eventueel aangevuld met ervaringen van elders en met adviezen voor de toepassing in de praktijk. Het doorstromen van de informatie kan ook voor een deel geschieden door publikaties in de landbouwbladen. Het bezoeken van de proeven op de proefboerderijen heeft veel belang stelling. Hierbij zal bij de rondleidingen veel aandacht besteed moeten worden aan een duidelijke toelichting. p Houweling ing. F. Vader.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 5