Ontwateringskriteria voor de drainage GRONDBEWERKING IN DE STOPPEL D e opbolling wordt enerzijds be paald door de doorlatendheid van de laag waarin gedraineerd wordt, an derzijds door de drainafstand. Van deze 2 faktoren is de drainafstand uiteraard het makkelijkst aan te pas sen. We kiezen daarom de drainaf stand dusdanig, dat pas bij een af voer van 7 mm/etmaal, een zó grote opbolling optreedt dat de droogleg ging minder dan 50 cm gaat worden. Zoals reeds gezegd is de drainafstand waarbij deze opbolling optreedt, af hankelijk van de doorlatendheid. De doorlatendheid is afhankelijk van de E en diep slootwaterpeil is dan ook essentieel voor een diepe, en daar door betere en goedkopere (grotere afstand) drainge. Een derde, zeker zo belangrijk, voordeel van een diepere drainage is dat in het voorjaar sneller een diepe grondwaterstand gereali seerd zal kunnen worden. Immers, de drains ontwateren niet dieper dan tot op het niveau waarop gedraineerd is. Ontwatering tot een grotere diepte kan alleen gerealiseerd worden door verdamping en/of via diepere sloten. Waterafvoer op deze wijze verloopt aanzienlijk trager dan via drainage. Daarom zal een diepere drainage sneller een diepe grondwaterstand bewerkstelligen dan een ondiepe drainage. Voor een redelijke be werkbaarheid en berijdbaarheid op zavel en klei zal een grondwater stand van minimaal 1 meter -mv. gerealiseerd moeten worden. De in vloed van een diepere drainage op het tijdstip waarop de grond bewerkt kan worden, laat zich raden. De drainbuisdiameter is in eerste in stantie afhankelijk van de drain- lengte. Immers, als de drain langer is, zal van een grotere oppervlakte overtollig water afgevoerd dienen te worden. Hierdoor zal, naarmate men dichter bij de eindbuis komt, een grotere hoeveelheid water door de drain afgevoerd moeten kunnen worden. D e mechanische bestrijding van wortelstokonkruiden zoals hoefblad, veenwortel en kweek berust op de zogenaamde uitputtingsslag. Voor waarde voor een goede resultaat is I n de praktijk wordt de laatste jaren veel gesproken over (diep) woelen van de grond. Men beoogt hiermee een diepere beworteling van de ge wassen te verkrijgen en een betere vochtvoorziening. Elke grondbewer king dieper dan de bouwvoor zou den we hier onder kunnen rang schikken. Op het punt van bodem verdichtingen maken we het volgen de onderscheid: D e lichte zavel- en (humueze) zandgronden hebben, ten opzichte van de zware gronden, veel minder zwel- en krimpvermogen. De kon- sistentie, de dichtheid van een aan wezige ploegzool, zal daarom bij de ze gronden veel meer intakt blijven. We konstateren bij de lichte gronden dan ook vaak een veel minder na tuurlijk herstel. V "V ooral op zware gronden wordt tijdens het groeiseizoen geleidelijk meer ruimte verkregen voor bewor teling en luchttoetreding. Dit komt door verschillen in vochtspanning die in de grond ontstaan bij de groei Serie Zuidwest Ontwatering nr. 9 Opbolling Diepere drainage Diameter Mechanische onkruidbestrijding Woelen tot 40 cm diepte De ploegzool Natuurlijk herstel of mechanisch opruimen De lichte gronden. Voorlopig De zware gronden De drooglegging is dus direkt afhan kelijk van de mate van opbolling en de draindiepte. Immers, een drain- diepte van 1,30 meter -mv., geeft bij een opbolling van 50 cm een droog legging van 80 cm. Bij een draindiepte van 90 cm -mv. geeft eenzelfde opbolling slechts een KONSULENTSCHAPPEN VOOR DE AKKERBOUW EN DE RUNDVEEHOUDERIJ IN ZUID-WEST NEDERLAND J.T.M. Huinink, M.Sc. CAD Bodemaangelegenheden in de Landbouw drooglegging van 40 cm! Draindiepte en opbolling bepalen dus samen de perceelsontwatering. De draindiepte wordt in de meeste gevallen bepaald door de hoogte van het slootpeil: de eindbuizen moeten het liefst 10 cm boven het gemiddelde wintersloot- peil uitmonden. Een diepe slootwa terstand is dan ook een eerste vereis te voor een betere drainage. De draindiepte kan echter ook bepaald worden door het ondiep voorkomen van ondoorlatende lagen. Bij voor keur moet er niet in deze lagen ge draineerd worden doch er boven of er onder. Ondieper draineren dan 60 cm -mv. moet afgeraden worden in verband met vorst. hebben een betere doorlatendheid en kunnen bij een draindiepte van 1.20 m -mv. op 15-20 m gedraineerd worden. Een ondiepe drainage heeft dus een geringere drooglegging dan een die pere drainage met een zelfde opbol ling. Om toch een voldoende droog legging te verkrijgen, zal in die ge vallen waarin niet dieper kan worden gedraineerd, de opbolling moeten worden teruggebracht door "nau wer" te draineren. In deze gevallen is de waterberging minder: de mate van opbolling zal sneller fluktueren en de minimale drooglegging zal sneller overschreden worden bij langdurige neerslag. B ij een bepaald verhang vereist dit een zekere diameter van de buis. Naarmate de diameter toeneemt moet in verband met mechanische sterkte, de wanddikte groter worden, waardoor de prijs sterk oploopt bij toenemende diameter. De drain- lengte moet dus niet groter genomen worden dan uiterst nodig is. Daar naast zal de drainlengte beperkt ge houden moeten worden om prakti sche redenen: het onderhoud (door spuiten) zal bij grotere drainlengtes moeilijker verlopen, vooral indien de ligging van de drains te wensen overlaat en de mate van dichtslib- bing ernstiger is. Bovendien wordt de afhankelijkheid van het funktioneren van de drain steeds kritieker bij grotere drain lengtes: bij een verstopping in de buurt van de eindbuis, wordt de op pervlakte waarover men schade on dervindt, steeds groter met toene mende drainlengtes. Om deze rede nen wordt bij voorkeur als maximale drainlengte 300 m aangehouden. Een diep slootwaterpeil is essentieel voor een diepe drainage. C.A.R. Zevenbergen, Spec. Bodenaangelegenheden in de landbouw, ing. A.M. van der Veeken dat bij de eerste bewerking de gehele oppervlakte goed wordt losgemaakt. Dit kan worden bereikt met een vas- tetandcultivator voorzien van scher pe ganzevoeten die ruimschoots overlappen, terwijl de bewerkings diepte 5 a 10 cm is. Ook met een goed werkende stoppelploeg wordt het gehele grondoppervlak losgesneden. Menige keer wordt te diep geploegd. Na de eerste bewerking kunnen met dezelfde of iets smallere ganzevoe ten, maar ook met beitels, de verdere bewerkingen worden uitgevoerd. Bij voorkeur haaks op de voorafgaande bewerking. Een mechanische en chemische onkruidbestrijding kun nen elkaar vaak goed ondersteunen. 1. Mechanische verdichtingen als ge volg van: a) trekkersporen op of in de bouw voor, zgn. rijplaten. In 1981 was dit bij veel percelen zomergerst goed zichtbaar. b) ploegzolen, juist onder de bouw voor op een diepte van 35 k 45 cm. Dit zijn in elkaar geknede humus- en slibhoudende bodemdelen. 2. Natuurlijke verdichtingen die reeds zijn ontstaan voor het in kui tuur brengen van de grond. Dit komt voor bij de meeste zandontginnings- gronden, plaatgronden en soms ook bij andere bodemtypen. In het ver volg van dit artikel hebben we het enkel over ploegzolen. P loegzolen komen veelvuldig voor en worden ook vaak weer geheel of gedeeltelijk opgeruimd door o.a. ganzevoetjes aan de ploeg enz. Met een penetrometer (sondeerapparaat) kan een ploegzool vrij nauwkeurig worden aangetoond. Een aantal me tingen over het perceel geeft hier bij de gemiddelde verdichting per grond laag weer, uitgedrukt in kg. per cm2. Dit gegeven is onder bepaalde voor waarden goed bruikbaar als maat voor de bodemverdichtingen. De ontwikkeling van de plantenwortels en de waterbeweging van de grond staan hiermee in direkt verband. Grote drukweerstanden geven een slechte beworteling en waterafvoer. In het algemeen geldt dat bij een ge meten indringingsweerstand van 15 kg/cm 2 de plantenwortels weinig of geen belemmering zullen ondervin den, bij een drukweerstand van 15 tot 30 kg/cm 2 wordt in toenemende mate beperking ondervonden, ter wijl boven 30 kg/cm 2 druk weer stand voor de meeste gewassen be worteling niet of nauwelijks meer mogelijk is (zie de figuren 1 t/m 3). Op kleigronden speelt ook vaak luchtgebrek een rol. "V ooraf moet worden gesteld dat de problematiek van de ploegzool nog in een onderzoekstadium verkeert. Er is dus nog geen onder alle om- standighedem afdoende oplossing aan te geven. Het is ook een vrij komplexe zaak met verschillende bodemfysische aspekten. Op proef velden worden bij het mechanisch opruimen van ploegzolen soms posi tieve, soms ook negatieve, resultaten op de opbrengstaktie van de gewas sen verkregen. Aardappelen reage ren nog het meest positief. Vaak speelt luchtgebrek ter plaatse een minstens zo grote rol dan een wer- van de gewassen en door het zwel- en krimpvermogen bij deze kategorie gronden. Ofschoon aanvankelijk de beworteling wel moeilijkheden on dervindt, treedt toch menigmaal een redelijk herstel van de grond op ter plaatse van de ploegzool. Dit effekt moet niet worden onderschat en ls beslist beter dan laat in het najaar met een woelijzer door de grond trekken. N aar de huidige stand van zaken moet men van het woelen van de grond om een ploegzool op te ruimen geen wonderen verwachten. Voorko men is beter dan genezen. Werk enkel onder omstandigheden dat de grond droog is. Vooral bij het woelen. Op zware gronden treedt vaak een rede lijk natuurlijk herstel op. Dit is op de lichtere gronden duidelijk minder. Deze kategorie gronden komt daar om het meest in aanmerking voor het mechanisch opruimen van de ploeg zool. Werk bij het breken van een ploegzool nooit dieper dan juist be neden de verdichting. Dieper werken geeft alleen naar narigheid en kost nog meer trekkracht. Vergeet niet dat de poriën in de ondergrond een wezenlijke funktie hebben bij het vochttransport in de grond en voor de luchtvoorziening. Bedenk wel, wat gij verknoeit in Uwe grond, dat maakt de natuur vaak weer gezond. Het kost U wel veel geld, dat van Uw winst wordt....af geteld. I n een reeks voorgaande artikelen is het belang van een goede per- ceelsontwatering reeds ter sprake gekomen. Wat is nu een goede per ceelsontwatering? Hieronder verstaan we het vermogen van een grond om een bepaalde hoeveelheid neerslag zó snel af te voeren dat de grondwaterstand niet boven een bepaald niveau stijgt. oor bouwland is als eis gesteld dat, indien de drains of sloten 7 mm water per etmaal afvoeren, de hoog ste grondwaterstand (drooglegging) niet binnen 50 cm onder maaiveld (50 cm - mv.) gestegen mag zijn. Zo'n grondwaterstandsstijging ten opzichte van het ontwateringsniveau noemen we opbolling en drukken we uit in centimeters. samenstelling van de grond. Bestaat de grond op drainniveau uit dichte, zware klei of fijnzandige zavel, dan moet met een minder goede doorla tendheid rekening worden gehou den. De drainafstand zal dan bij een draindiepte van 1.20 m -mv. 10-15 meter moeten bedragen. Humeuze klei, lichte klei, zavel en zware klei die in de ondergrond brokkelig is, L— opbolling Grondbewerkingen in de stoppel worden vaak uit velerlei oogpunt toegepast. We denken hierbij aan de bestrijding van zowel wortel- stok- als zaadonkruiden. Daarnaast komt het breken van ploegzolen eveneens steeds meer in de belangstelling. Het lijkt ons zinvol om de belangrijkste punten omtrent de verschillende bewerkingen eens nader te belichten. kelljke ondoordringbaarheid van de grond voor de plantenwortels. I.W. in kg/cm O 10 20 30 40 I.W. in kg/cm 10 20 30 40 I.W. in kg/cm O 10 20 30 40 10. 20 S.30 S 40 s 5Q O .5 60 0> U 7Q <D 8q Fig. i ongestoord profiel 30 40 50 60 70. 8o Fig. II lichte ploegzool Verschillen in Indringings Weerstand (I.W.) naar de mate van bodemverdich tingen. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 7