Professor De Haan pleit voor
administratieve ruilverkaveling
Sterk vereenvoudigde ruil
verkaveling
Behoefte-
Ruimtelijke ordening en
Landinrichting-
Struktuurschema Landin
richting
Konkurrentie
"De nieuwe procedure van ruilverkaveling en herinrichting uit het
ontwerp-Landinrichtingswet is te zwaar voor eenvoudige zaken. Er zit
een te groot gat tussen die immens zware procedure van ruilverkaveling
en herinrichting enerzijds en kavelruil anderzijds. Het instrument van
de administratieve ruilverkaveling dient als apart instrument in de
Landinrichtingswet te worden opgenomen. Die inpassing is via amen
dement nog heel goed mogelijk".
Dit is de mening van professor mr. P. de Haan over het ontwerp-Lan
dinrichtingswet. Dit wetsontwerp wordt volgend jaar in de Tweede
Kamer behandeld.
In een artikel in De
Pacht van vorig jaar augustus heeft u
geschreven, dat de regeling zich de
kans heeft laten ontglippen om naast
de gewone ruilverkaveling, de ruilver
kavelingsovereenkomst, de herinrich
ting en de aanpassingsinrichting ook
nog de administratieve ruilverkaveling
te introduceren. Kunt u aangeven wat
u daaronder verstaat?
PROF. DE HAAN: De administra
tieve ruilverkaveling moet gezien
worden als een sterk vereenvoudigde
ruilverkaveling krachtens de wet, die
wat besluitvorming betreft overeen
komt met de gewone ruilverkaveling,
dus bij stemming door eigenaren en
pachter wordt beslist. Bij de adminis
tratieve ruilverkaveling worden ech
ter geen infrastrukturele werken uit
gevoerd, hoogstens kavelinrichtings
werken, direkt met de toedeling ver
band houdende. En omdat er dus na
genoeg geen grote werken worden
uitgevoerd, kan de procedure veel
eenvoudiger zijn.
Er is geen zware koppeling met de
ruimtelijke ordening nodig en daar
door kunnen de verbeteringen veel
snéller gerealiseerd worden. Bij een
administratieve ruilverkaveling gaat
het vopral om de problemen van een
slechte verkaveling op te heffen. Er
hoeft'dan ook geen wegen- en wa-
terlopenplan gemaakt te worden en
evenmin een landschapsplan. En wat
de nieuwe wet betreft: zowel het
landinrichtingsprogramma als het
landinrichtingsplan met hun zware
koppelingen aan respektievelijk
streek- en bestemmingsplan kunnen
bij deze lichte ruilverkavelingsvórm
worden gemist. Bij een administra
tieve ruilverkaveling zijn de nadelige
gevolgen voor niet-agrarische belan
gen ook nauwelijks aanwezig. In
tegendeel, zij is uitermate milieu
vriendelijk en kan ook gemakkelijk
voor niet-agrarische doeleinden
worden ingezet, bijv. voor de afron
ding van natuurgebieden en de rea
lisatie van relatienotagebieden. Ei
genlijk is de administratieve ruilver
kaveling een beheersverkaveling,
geen .inrichtingsverkaveling. Zo
wordt zij in de kadastrale kring dan
ook genoemd.
In principe was het
vroeger toch ook mogelijk om een
dergelijke ruilverkaveling uit te voe
ren. Waarom gebeurde dit niet en gaat
u ervan uit, dat er nu wel behoefte aan
is?
PROF. DE HAAN: In het verleden
is het inderdaad nooit toegepast. Bij
de ruilverkavelingen is naast het plan
van toedeling altijd een plan van
voorzieningen gemaakt. Er was ook
nooit zo'n grote behoefte aan. Over
de gehele linie waren immer nog
grote gebreken op het gebied van de
waterhuishouding en de ontsluiting
aanwezig. Ook was de ruilverkave
lingsprocedure jiog niet zo zwaar,
waardoor de behoefte aan een der
gelijke administratieve ruilverkave
ling nog niet zo groot was en voor
zover die er was, kon de kavelruil
daarin voldoende vfoorzien. Mo-
12
menteel blijkt echter uit enquêtes dat
bijna de helft van de boeren in Ne
derland behoefte heeft aan verbete
ring van de verkavelingssituatie en
nog slechts 15 a 20% aan verbetering
van ontsluiting en waterbeheersing.
Het instrument kavelruil wordt jaar
lijks in een relatief groot aantal ge
bieden toegepast. Als alternatief
schiet het echter tekort, omdat voor
een overeenkomst immers 100%
vrijwilligheid noodzakelijk is, terwijl
tussen de zware landinrichtingsvor-
men en de kavelruil nog heel wat
ruimte voor een lichte vorm van
wettelijke ruilverkaveling zit.
Bij de nieuwe
Landinrichtingswet wordt een hele
sterke koppeling gelegd met de
ruimtelijke ordening. Hoe staat u daar
tegenover?
PROF. DE HAAN: Op verschillen
de niveaus gaat die koppeling
plaatsvinden. De planningsstruktuur
wordt enorm uitgebreid. Op lande
lijk niveau moet het voorbereidings
schema van ruilverkaveling en he
rinrichting aansluiten bij het Strük-
tuurschema Landinrichting en bij de
Struktuurschets van de Nota Lande
lijke Gebieden. Op provinciaal ni
veau is er een koppeling tussen het
streekplan en het landinrichtings
programma. Het landinrichtingspro
gramma moet passen in het streek
plan. Daarnaast zal ook het landin
richtingsplan moeten aansluiten bij
het bestemmingsplan van de ge
meente.
Bij de uitvoering van het landinrich
tingsplan is men voor wat betreft het
uitvoeren van werken en werkzaam
heden ook weer gebonden aan het
aanlegvergunningenstelsel van het
bestemmingsplan. De besluitvor
ming krijgt door dit alles een veel
politieker karakter. In de praktijk
zijn de ontwikkelingen de laatste ja
ren al duidelijk in die richting ge
gaan. De procedure wordt erg inge
wikkeld en zwaar. Voor een groot
aantal gebieden en voor zware
"operaties" heb je zo'n uitgebalan
ceerde besluitvorming ook wel no
dig. Voor eenvoudige zaken is de
procedure echter veel te zwaar.
Bij een administratieve ruilverkave
ling hoeft die aansluiting op al die
niveaus niet aanwezig te zijn. Vol
staan kan worden met een eventuele
aanlegvergunning voor de kavelin
richtingswerken. Wel kan men in
principe bij zo'n administratieve ruil
verkaveling ook een 5%-regeling in
bouwen, waarbij maximaal 5% grond
voor niet-agrarische doeleinden ge
bruikt mag worden naast een moge
lijke ruil van agrarische en niet-agra
rische grond via het plan van toede
ling. Op die manier kan men ook zo'n
administratieve ruilverkaveling bin
nen de brede doelstellingen van de
Landinrichtingswet plaatsen.
Het blijkt, dat op dit moment de in
vloed van de georganiseerde landbouw
op het voorbereidingsschema van
ruilverkavelingen geringer wordt. Zo
wordt door niet-agrarische instanties
ook veel meer bepaald welke gebieden
er op dat schema moeten komen. In
Noord- en Zuid-Holland werden
i.v.m. de re-
kreatieprojekten bijv. dit jaar Amstel-
land, IJsselmonde en Hitland aan dit
schema toegevoegd, terwijl landbouw
kundig gezien de Krimpenerwaard
urgenter is. Zo blijkt dat de landin-
richtingsprojekten steeds sterker een
niet-agrarisch karakter krijgen. Ook
in het Struktuurschema Openluchtre-
kreatie wordt gesteld, dat vooral voor
de grondverwerving (onteigening) een
landinrichtingsprocedure voordelen
kan bieden. Sinds het verschijnen van
het Struktuurschema Landinrichting
is ook bekend waar wel en waar geen
landinrichting kan plaatsvinden. Is de
noodzaak van een administratieve
ruilverkaveling door deze ontwikke
lingen niet toegenomen?
PROF. DE HAAN: Ik ben ge
schrokken van het limitatieve (be
perkende) karakter van het Struk
tuurschema Landinrichting. Er is een
duidelijke verschuiving merkbaar.
Er komt een zware koncentratie van
het landinrichtingsgebeuren in de
verstedelijkte gebieden en de land
schapsparken. Het is op zich terecht
dat men daar ook aandacht aan wil
geven, al heeft men een aantal echt
moeilijke gebieden laten liggen.
Wat opvalt is, dat men bijzonder wei
nig doet voor het grootste deel van
Nederland, althans wat projekten na
1985 betreft. Ook als er al een ruil
verkaveling geweest is, heeft er na
verloop van tijd weer zoveel gron-
daan- en verkoop plaatsgevonden dat
er vormen van ruilverkaveling nodig
zijn. Die gebieden vallen nu buiten
het schip. Als je ziet hoeveel grond er
nog vrijkomt de komende jaren,
slechts de helft van de bedrijven heeft
een opvolger, zal dat probleem alleen
maar versterkt worden. Het is dood
zonde dat daar niets aan gebeurt.
taat er dan niet de kans, dat de over
heid om financiële redenen zal zeggen,
dat er jaarlijks dan ook geen 40.000 ha
ruilverkaveling/ herinrichting op het
voorbereidingsschema behoeven te
komen? Het is toch niet uitgesloten,
dat het dan voor de landbouworgani
saties moeilijker wordt om in een ge
bied goede voorzieningen te bepleiten
op het gebied van wegen en waterlo
pen. In welke mate kan er een zekere
konkurrentie gaan optreden tussen de
administratieve ruilverkaveling en de
gewone ruilverkaveling en herinrich
ting?
PROF. DE HAAN: Een zekere vrees
van landbouwkant voor konkurren
tie lijkt me niet gegrond. Men is ten
eerste zelf ook sterk bij die besluit
vorming betrokken. De laatste jaren
hebben de landbouworganisaties
zich vooral beziggehouden met de
aansluiting van de landinrichting op
de ruimtelijke ordening en met de
strijd voor het behoud van jaarlijks
40.000 ha ruilverkaveling. De tijd is
nu rijp, dat de landbouworganisaties
zich grondig bezinnen op het lan
dinrichtingsinstrumentarium als ge
heel. Als men werkelijk bezorgd is,
dat de administratieve verkaveling
konkurrerend is voor de gebieden
die op het struktuurschema aange
geven zijn voor een mogelijke lan
dinrichting, dan kan men er voor
pleiten, dat vooral in de witte gebie
den van het struktuurschema admi
nistratieve ruilverkaveling toegepast
moet kunnen worden. Voor de ad
ministratieve ruilverkaveling is dan
Gebieden die, ingevolge provinciale voorstellen tot plaatsing op het voorbe
reidingsschema, in aahmerking komen voor herinrichting of ruilverkaveling.
Bij een administratieve ruilverkaveling worden geen of nagenoeg geen ingrij
pende werken uitgevoerd.
In Zweden is men in het verleden al
veel eerder met ruilverkavelingen
begonnen dan in Nederland. Daar is
men nu aan een tweede ronde bezig
en dat zijn dan vooral administratie
ve ruilverkavelingen. Een adminis
tratieve ruilverkaveling is trouwens
ook geknipt voor beheersgebieden.
Daar moet immers ook de grond bij
diegenen komen, die vrijwillig be
reid zijn om een beheersovereen
komst te tekenen. Ik verwacht dat er
daarom vanuit milieuorganisaties
soepel ingespeeld zou kunnen wor
den op hét instrument van een ad
ministratieve ruilverkaveling. Zowel
landbouw- als natuurbeschermings
organisaties moeten haar kunnen
aanvragen. De uitvoering kan -
evenals bij de kavelruil - goeddeels in
handen van het Kadaster worden
gesteld. Zo nodig kan er een apart
volgordeschema voor worden ont
wikkeld.
Stel het geval,
dat een dergelijke administratieve
ruilverkaveling in de Landinrich
tingswet zal worden opgenomen, bes
een apart urgentieschema nodig. Ik
verwacht dat de vraag vrij groot zal
zijn, zowel van agrarische als niet-
agrarische zijde.
Het lijkt me belangrijk om bij een
administratieve ruilverkaveling een
groot gewicht toe te kennen aan de
aanvraagprocedure. Bij de gewone
ruilverkaveling en de herinrichting
gaat het alleen nog maar om een
verzoek om landinrichting, dat wei
nig te betekenen heeft.
De aanvraag dient bij een adminis
tratieve ruilverkaveling vooral gedra
gen te worden door de meest belang
hebbenden. Via een eigen urgentie
volgorde kan er dan een aparte plan
ning komen. Bij de aanvraag zullen
wat de landbouw betreft vooral de
plaatselijke en regionale landbouw
organisaties een belangrijke rol moe
ten spelen. Op dat punt is er een ver
schil met kavelruil, waarbij het ini
tiatief van individuele boeren zelf
moet komen. In ieder geval staan de
landbouworganisaties dan in het
grootste deel van het land niet meer
met lege handen en wordt het limita
tieve karakter van het struktuursche
ma voor de zware landinrichting beter
verteerbaar.