Meerjarenvisie
landbouwkundig
onderzoek 1982
Waarom is het mis met de
aardappelziekte?
E r dient meer wetenschappelijk onderzoek te komen naar de moge
lijkheden en de onmogelijkheden van de alternatieve landbouw. Deze
methode van voedselproduktie, waarvoor de laatste vijf a tien jaar de
belangstelling onder het publiek sterk is gegroeid, heeft een aantal
aantrekkelijke kanten. Zo springt men op dit soort bedrijven veelal
zuinig om met energie en grondstoffen, richt de werkwijze zich vooral
op produkten die uit een oogpunt van volksgezondheid hoogwaardig
zijn te noemen, tracht men het milieu zoveel mogelijk te ontzien en doet
men iets tegen de vervreemding tussen producent en konsument die bij
de komst van de grootschalige landbouwproduktie zijn intrede heeft
gedaan.
N
I n de visie wordt voorts gepleit voor
meer onderzoek op het gebied van de
biotechnologie. Opgemerkt wordt
dat het al lopende biotechnologisch
onderzoek in ons land zich vooral
richt op milieuhygiëne. Daarbij is de
laatste jaren sprake van een om
schakeling van de beperking van
schadelijke effekten op de mogelijk
heden tot hergebruik van afvalstof
fen. Voor dit laatste biedf de bio
technologie nieuwe mogelijkheden.
Er wordt gepleit voor hechte samen
werking tussen verschillende vak
groepen en instituten. Wij moeten in
Nederland volgens de NRLO af van
de tamelijk op zichzelf staande be
nadering zonder veel samenwerking.
Ook alternatieve landbouw
verdient serieuze research
Verlaging produktiekosten
Mentale belasting
Biotechnologie
Vitaal
Stengels
Aantasting vanuit de
knol
Hoe verder?
Ridomil
Di
it alles valt af te leiden uit de
"meerjarenvisie" die de Nationale
Raad voor Landbouwkundig Onder
zoek (NRLO) op 24 juni 1981 aan
minister ir. G. Braks van Landbouw
en Visserij heeft aangeboden. In de
NRLO zijn verschillende ministeries
vertegenwoordigd, universitaire en
niet-universitaire onderzoekinstellin
gen plus een breed scala van maat
schappelijke organisaties.
In de visie, die geldt voor de periode
1982 tot en met 1986, stelt de Raad
overigens ook dat aan de alternatieve
landbouw een aantal niet geringe
problemen is verbonden. Zo wijst
men er op, dat de bijdrage aan de
betalingsbalans als gevolg van dit
soort werkwijzen, gering zal zijn. De
hoeveelheid geproduceerd voedsel
Zal afnemen en de voedselprijzen
zullen hoger worden.
aar de mening van de NRLO zal
er naast onderzoek op het gebied van
de alternatieve produktiemethoden,
ook meer research moeten worden
verricht naar de gangbare wijze van
produceren in de land- en tuinbouw.
Daarbij dient dan vooral de nadruk
te liggen op vraagstukken die sa
menhangen met de kwaliteit van het
voedingsmiddelenpakket en de zorg
voor het leef- en produktiemilieu.
Verlaging van de produktiekosten
blijft een belangrijke doelstelling. De
Nederlandse land- en tuinbouw
moet in staat worden gesteld zijn
sterke konkurrentiepositie op de in
ternationale markten te handhaven.
Een belangrijk middel daartoe is
volgens de Raad een goed toegerust
en flexibel onderzoekapparaat.
H
et werk in de land- en tuinbouw
is altijd tamelijk zwaar gebleven. En
vooral de lange werktijden hebben
gezorgd voor een zware lichamelijke
belasting voor boer en tuinder. Maar
daarnaast neemt de mentale belas
ting sterk toe. Dit vooral als gevolg
van het feit dat de bedrijven steeds
groter (moeten) worden. Daardoor
moeten er enorme investeringen
worden gedaan, moeten er
allerlei nieuwe soorten apparatuur
worden ingevoerd zoals moderne in
formatiesystemen, meet- en rege-
lapparatuur. Dit alles stelt uiteraard
steeds hogere eisen aan het onder
nemerschap. Daarbij komt dan nog
het in verhouding lage inkomen van
velen in de agrarische sektor. De
NRLO breekt in zijn meerjarenvisie
een lans voor met name maatschap-
pijwetenschappelijk onderzoek dat
gericht dient te zijn op de zoge
noemde "humanisering van de ar
beid", op het verbeteren van de leef-
en werkomstandigheden voor de
agrariër en zijn gezin. Ook een kriti
sche analyse van het overheidsbeleid
is van groot belang.
De Raad beveelt ook verdergaand
onderzoekwerk aan op het gebied van
energiebesparing en nieuwe metho
den van energiewinning. Dergelijk
onderzoek is nodig om zowel de be
drijfskosten te kunnen drukken als
grondstoffen zo zuinig mogelijk te
gebruiken. Dit probleem doet zich
uiteraard in de glastuinbouw het
sterkste voelen.
Xn de visie van de NRLO verdient
ook onderzoek naar de huisvesting
van vooral mestkalveren, legkippen
en varkens een hoge prioriteit. Men
vindt dat hierbij met name aandacht
moet worden besteed aan de ont
wikkeling van methoden waarmee
men op objektieve en biologisch ge
fundeerde wijze het welzijn van die
ren of het ontbreken daarvan kan
meten. Gepleit wordt ook voor on
derzoek dat kan leiden tot daadwer
kelijke verbetering in huisvesting,
stalklimaat, verzorging en dergelijke.
De NRLO konstateert overigens met
tevredenheid dat het landbouwkun
dig onderzoek bijzonder vitaal is. De
landbouwwetenschappers blijven
zich richten op kwalitatief hoog
waardig onderzoek. In verband met
te verwachten bezuinigingen waar
schuwt de Raad tegen een verder
gaande aantasting van de faciliteiten
die de onderzoekers ten dienste
staan.
Bij het in ontvangst nemen van de
Meerjarenvisie merkte minister Ir. G.
Braks op, dat het hem verheugt dat de
Meerjarenvisie in goed samenspel
tussen overheid, belanghebbenden en
onderzoekorganen, vertegenwoordigd
in de NRLO, is opgesteld. De minis
ter was het met de samenstellers
eens, dat de Meerjarenvisie niet de
rol kan hebhen van een strikte plan
ning maar de hoofdlijnen aangeeft
voor de komende jaren, waarbij bij de
invulling door het onderzoek flexibel
op nieuwe ontwikkelingen dient te
worden ingespeeld. De minister sprak
de verwachting uit, dat deze visie in
de naaste toekomst een belangrijke
bijdrage zal vormen bij het te voeren
beleid.
ami
De overhandiging van het rapport aan minister Braks
De aardappelen worden dit jaar aangetast door de Phytophtho-
ra-schimmel, op een manier die alleen ouderen zich zullen weten
te herinneren. Wel zijn er regionale verschillen. In het zuidwes
ten is het duidelijk erger dan in de IJsselmeerpolders en in de
Veenkoloniën is het nog het minst. Het is opvallend dat dit
overeenkomt met dë mate van regenval in deze regio's, vooral in
de maand mei. Het noorden van het land was toen duidelijk
droger dan het zuidwesten. Het weer moet als de voornaamste
faktor gezien worden die een snelle verbreiding van de ziekte
mogelijk gemaakt heeft. Hierbij mag niet vergeten worden dat de
maand mei dit jaar gemiddeld 1,5 a 2 graden C. warmer is geweest
dan normaal. Warmte en vocht zijn de twee voorwaarden voor
een aantasting door de aardappelziekte.
De aantastingen zijn vrijwel alle
maal op de stengels begonnen.
Voor veel telers zal dit vreemd
zijn geweest, omdat ze de ziekte
vooral kennen van aantastingen
in het blad. Het is echter bekend
dat in het voorjaar de aantasting
vaak op de stengel begint. Het
gewas is dan meestal nog open en
droogt naar verhouding snel op.
In de oksels van de bladeren, aan
de stengels, blijft het langste wa
ter aanwezig. Vandaar dat de
kans op aantasting daar het
grootst is. Stengel-Phytophthora
is dus geen andere schimmel.
De schimmel is Phytophthora in-
festans die zowel de stengel als
het blad kan aantasten en uiter
aard ook de knollen.
De aardappelziekte overwintert in
de knol. Aangetaste knollen rot
ten gemakkelijk weg. Dit is de re
den dat eigenlijk nog nooit iPhy-
tophthora is aangetoond die is
overwinterd in een opslagknol.
Wanneer aardappelen gerooid
worden en in een bewaarplaats
droog worden bewaard, kan een
aantasting gestopt worden. De
schimmel breidt zich dan niet uit.
Wordt een dergelijke knol bij het
sorteren verwijderd dan gaat de
rotting verder. Omdat de winter
maanden dan vaak al verstreken
zijn, kan het gebeuren dat de
kieming sneller gaat dan het ver
rotten. Er ontstaat dan een aan
getaste plant. Op een afvalhoop
zijn er altijd voldoende planten in
de buurt om via sporen ook aan
getast te worden. Er ontstaat dan
een haard. Dit gaat razend snel
omdat de aardappelen op geen
enkele manier beschermd zijn.
Wanneer de omstandigheden
gunstig zijn, dat wil zeggen vol
doende vochtig, dan kan de ziekte
zich in hetzelfde tempo over de
percelen uitbreiden. Deze uit
breiding kan alleen afgeremd
worden wanneer de percelen tij
dig met een schimmelgroeirem-
mend middel zijn bespoten. Met
andere woorden, wanneer tijdig
preventief b.v. maneb-tin is toe
gepast, dit is dit jaar niet gebeurd.
In veel gevallen is de eerste bes
puiting pas na pinksteren (7 en 8
juni) uitgevoerd, hoewel voor
poot- en konsumptieaardappelen
reeds op 27 mei een radiowaar
schuwing was gegeven. De eerste
waarschuwing voor de fabriek
saardappelteelt dateert van 1 ju
ni. In voorgaande jaren werd hier
vaak pas in de eerste week van
juli voor het eerst gewaarschuwd.
Er is ook de mogelijkheid dat
Phytophthora met pootgoed
overgaat. De kans is echter klein
omdat ook in 1980 van het poot
goed het loof was vernietigd
voordat er Phytophthora in het
gewas aanwezig was.
In een situatie van reeds gekon-
stateerde aantasting valt er ogen
schijnlijk niet veel meer te voor
komen. Toch is dit gelukkig niet
waar. Er zijn meestal nog een he
leboel planten en er is een hele
boel blad dat niet is aangetast.
Dit moet beschermd worden. Die
bescherming is extra nodig omdat
er reeds Phytophthora aanwezig
is. Het kan nodig zijn om twee
keer per week te spuiten. Dit zal
zeker zo zijn als het gewas snel
groeit. Verder moet voor een
goede verdeling van het middel
over het gehele gewas gezorgd
worden. Er moet dus tenminste
400 1 water per ha gebruikt wor
den. De keuze van het middel is
minder belangrijk. Alle toegela
ten middelen zijn goed. Er zijn
natuurlijk wel verschillen, maar
die hebben meestal betrekking op
een bescherming van de knol en
zachtheid van de middelen voor
het gewas.
In de praktijk is er ook gespoten
met metalaxyl bevattende pro
dukten, dus met middelen waar
"Ridomil" in zit. In een aantal
gevallen heeft dit sukses gehad.
Kennelijk was op deze percelen
nog geen sprake van resistentie.
In een aantal andere gevallen is
het duidelijk niet gelukt. Ridomil
is in Nederland echter niet meer
verkrijgbaar. Misschien is dit
jammer, maar men mag de teleur
stellingen niet vergeten. Ook hier
zijn kosten gemaakt. Bovendien,
er kan met de preventieve midde
len ook heel wat bereikt worden.
Wanneer men een resistentie
vorm heeft is dit zelfs de enige
mogelijkheid. Het kan ook, mits
men maar op tijd en met zorg de
bespuitingen herhaalt.
Dr. Ir. C.J.A. Barel
Aardappelafvalhoop: een bron van
ellende! Van hieruit begon het al
lemaal dit voorjaar.
6