K om rE WENKEN Geeft modern standweiden meer gras en een beter bestand? Ing. M.A. Mulders H et is niet de bedoeling om in dit artikel een pleidooi te houden voor standweiden. Veehouders die met het huidige systeem tevreden zijn, moeten niet lichtvaardig op een ander systeem overgaan. Wel blijkt in de praktijk, dat vooral bij een groot aantal melkkoeien op een beperkte oppervlakte grasland intensief omweiden om diverse redenen minder »goed voldoet. De langjarige ervaring met standweiden toegepast op één bedrijf zijn bijzonder goed. Een 30 tal veehouders die nadien met dit systeem begonnen zijn, hebben tot nog toe goede resultaten. E S tandweiden is een besmet woord. De wat oudere veehouders herinne ren zich nog wel de bossige weiden, waar in de voorzomer de koeien, wanneer ze lagen, nauwelijks te vin den waren. A VARKENSSTAPEL GELIJK AAN VORIG JAAR Uit onze beperkte ervaring is af te leiden, dat bij standweiden de opbrengst per ha zeker niet lager behoeft te zijn dan bij een ander systeem. Tevens vraagt standweiden minder arbeid en de rust onder de koeien is opvallend goed. Het is in ieder geval een systeem dat het proberen waard is, wanneer men over de huidige beweidingsmethode niet tevreden is. Ik jaar moet een groot aantal ha grasland worden vernieuwd, omdat de zode totaal is versleten. Redenen hiertoe, beter gezegd ver ontschuldigingen, zijn er legio. Het ene jaar is het te droog, het andere jaar te nat, er wordt te laat inge- schaard of gemaaid, te veel of te wei nig stikstof gegeven, door een te lan ge veldperiode wordt met hooibouw- werktuigen de zode stuk gereden, de veebezetting per ha is te zwaar en zo kan men doorgaan. Natuurlijk zijn dit allemaal faktoren die de grasmat veel kwaad kunnen doen. De hoofdreden van alle ellende zal echter op een ander terrein moe ten worden gezocht. Wat is er toch met het grasland aan de hand? K, -ort omschreven moet gekonsta- teerd worden, dat het graslandge bruik niet voldoende is aangepast aan de steeds groter wordende vee stapels en de arbeidsmethoden die op deze bedrijven worden toegepast. In de vijftiger jaren was vooral dag- rantsoenbeweiding in trek. Het sys teem berust hierop, dat naar gelang het aantal melkkoeien de rantsoen- draad een- of tweemaal per dag wordt verplaatst. Zo kreeg het vee weinig kans het gras te vertrappen of te be vuilen. Met de toename van het aantal koeien per bedrijf is zelfs bij het tweemaal daags verzetten van de rantsoendraad vertrappen en bevui len van het gras niet te voorkomen en daarom is overgegaan tot intensief omweiden. Tot op heden wordt dit systeem al- gemeen toegepast. Op bedrijven met een ligboxenstal, een groot aantal koeien en betrekkelijk weinig gras land aan de boerderij, is intensief omweiden moeilijk uitvoerbaar. Nadelen van intensief omweiden op bedrijven met veel koeien Een groot aantal koeien op een kleine oppervlakte veroorzaakt on rust met als gevolg meer gras ver trappen en bevuilen. De vele afras teringen vragen extra kosten en tijd. Niet alleen bij het plaatsen en het onderhoud, maar ook bij het maaien en schudden van het gras. Een looppad naar de stal is nodig. Hierop groeit meestal weinig gras en bij nat weer wordt het dikwijls sterk bevuild. De koeien brengen de mest mee op stal, wat extra tijd vraagt voor reiniging. Na voorweiden gras maaien voor wintervoeding in een juist stadium, is bijna onmogelijk. Stel dat bij 50 koeien de percelen 2- ha groot zijn. Wanneer besloten wordt om 6.- ha te maaien voor kuilvoer dan ontstaat de volgende situatie. Het eerste perceel dat voor maaien wordt bestemd is reeds 10 dagen in hergroei, het tweede perceel 5 dagen en uit het derde perceel wor den de koeien vandaag verschaard. Toch moeten deze 3 percelen (totaal 6 ha) straks op dezelfde dag worden gemaaid en ingekuild. Een groot be zwaar bij intensief omweiden is de schommeling van de voederwaarde in het dagrantsoen. In de voorzomer is het mogelijk dat in een goede wei past. Het perceel heeft een zeer goe de grasmat, waarin behoorlijk veel klaver voorkomt. Hieruit is te kon- kluderen dat klaver zich niet laat verdringen, maar alleen verdwijnt als de klaver door het gras wordt overschaduwd. Uit dit praktijkonderzoek is geble ken dat het standweideperceel per ha bijna de laagste N-gift heeft gekre gen en over een periode van twee jaar per jaar de hoogste opbrengst gaf. Waarschijnlijk is dit toe te schrijven aan het feit, dat gras voor een optimale groei en opbrengst een bepaalde lengte moet hebben. Rustig wachtend tot de melktijd aanbreekt. de het gras de eerste dag van inscha- re^n voldoende voederwaarde bevat voor een melkgift van 25 kg. Brok bijvoeren in de melkstal is dan voor de meeste koeien overbodig en dus te duur. De laatste 2 dagen dat de koeien op hetzelfde perceel weiden, moeten ze afhankelijk van de melk- produktie, met 2 tot 5 kg krachtvoer worden bijgevoerd. Er is echter geen koe te vinden die een dergelijke voederwijze in een melkstal accep teert. De melkstal zou worden afge broken. De melkveehouder kiest dan ook de wijste partij en voert over het gehele weideseizoen, natuurlijk re kening houdend met het verloop van de melkgift, elke dag dezelfde hoe veelheid krachtvoer. Wil men een goede graszode houden en toch elke dag ongeveer dezelfde voederwaarde hebben in het da grantsoen, dan zullen melkveehou ders met een redelijke oppervlakte grasland aan de boerderij moeten overwegen om op een ander systeem over te gaan. Ervaringen met standweiden Een dergelijke beweidingsmethode is nog steeds uit den boze. In de praktijk is echter gebleken dat het bij een zware veebezetting een ideaal beweidingssysteem kan zijn, mits het goed wordt toegepast. Jaren geleden werd een veehouder in West-Brabant, die zijn grasland achter de stal heeft, het geloei van zijn melkkoeien beu. Wanneer de koeien langer dan één dag in het zelfde perceel waren, werden ze on rustig en kwamen naar de uitgang van het perceel wanneer hij in de buurt kwam. Ten einde raad verwijderde hij in 1967 alle tussenafrasteringen en hield één groot perceel over. Of schoon tweemaal daags op stal werd gemolken, was vanaf dat moment de onrust van de koeien verdwenen. De gehele oppervlakte grasland wordt nog steeds als één perceel beweid. In de voorzomer bedraagt de veebezet ting 7 g.v.e. per ha. In de nazomer is de veebezetting iets lager, daar dan enige droogstaande koeien in verder afgelegen percelen worden inge- schaard. De lengte van het gras in het huisperceel varieert over het gehele weideseizoen van 8 tot 12 cm. Dit wordt bereikt door sneller of minder snel terug te komen met stikstof en het meer of minder bijvoeren van ruwvoer op stal. Per ha wordt over het gras om de 10 14 dagen 40 kg N gestrooid. De zetmeelwaarde-opbrengst bij standweiden I n West-Brabant werd in 1968 en 1969 op een vijftal bedrijven, waar toen reeds veel stikstof werd ge bruikt, de zetmeelwaarde-opbrengst bepaald. De resultaten van dit onderzoek zijn in de volgende tabel opgenomen. No. 5 is het bedrijf waar vanaf 1967 het standweidesysteem wordt töege- Bedrijfsnummer Gemiddelde N gift per jaar in kg. Gemiddelde Z.W. opbrengst 1 2 3 4 5 363 426 486 449 416 Men kan dit alle dagen ook in de praktijk waarnemen. Op een kort afgegraasd perceel, waarop na over- scharen direkt stikstof wordt ge strooid, duurt het ongeveer 5 dagen vooraleer het gras weer groen is. Na nog 5 dagen is het gras enkele centi meters gegroeid. Vanaf dit moment begint de grasgroei zeer snel op gang te komen. Hetzelfde doet zich voor wanneer óp een perceel het gras tekort wordt ge maaid. Het duurt lang voor de gras- groei weer op gang komt. Onder wat droge weersomstandigheden komt er alleen kweek en is de grasmat zelfs ten dode opgeschreven. Zorg dat bij standweiden het gras niet korter dan 4447 4576 4943 5315 5343 7 tot 8 cm wordt en in geen geval korter dan 5 cm. Hoe reageert de praktijk op standweiden fgelopen voorjaar zijn enkele veehouders eveneens met dit bewei- dingssyteem begonnen. Er is geadvi seerd om de tussenafrasteringen voorlopig maar te laten staan. Allen die op dit systeem zijn overgegaan zijn tot nu toe enthousiast. Een van hen heeft de tussenafrasteringen in middels opgeruimd. Standweiden past echter zeker niet op elk bedrijf. Een minimaal aantal melkkoeien van 25 stuks is wel nodig om het volle profijt bij dit systeem te verkrijgen. Veehouders met een wat krappe oppervlakte grasland aan de boerderij, die op stal wat moeten bijvoeren, kunnen de juiste gras- lengte beter regelen, dan veehouders met een grote oppervlakte grasland waar ook moet worden gemaaid voor wintervoeding. Toch behoeft dit laatste geen bezwaar te zijn. In dit geval moet in het vroege voor jaar worden bepaald hoeveel ha grasland er voor beweiding nodig is tot het moment dat nagras beschik baar komt. Zou dit 2/5 zijn van de totale oppervlakte dan komt hier de afscheidingsdraad en wordt er in het voorjaar 3/5 van de oppervlakte be stemd voor maaien. Wanneer het etgroen 8 10 cm lang is, wordt het vee ingeschaard. Op het perceel waaruit de koeien komen en het gras 6 tot 8 cm lang is, wordt 80 kg N gestrooid. Na ongeveer 3 weken kan het gras dan worden gemaaid. AKKERBOUW ER IS EEN BROCHURE uitge komen over de richtlijnen voor toepassing van betonmortel in land- en tuinbouw. Daar kunt U gegevens in vinden voor de kwali teit van de te gebruiken beton, de dikte en maaswijdte van de bewa pening de afschot en de nabehan deling. Een heel nuttige samen vatting voor allen die met beton gaan werken. Vraag uw voorlichter er naar, die heeft de brochures klaarliggen. "DE LUIZEN DIE IN knolselde rij voorkomen, zijn erg klein. Om ze te vinden moet echt goed in de kleine hartblaadjes gezocht wor den. Ziet U ook van die "grote"groene hardlopende diertjes dan zijn dat wantsen. Vooral in de buurt van struiken en bomen is de kans op t wantsen groot. Voor luizen of wantsen in knolselderij kunnen dezelfde middelen gebruikt wor den. Per ha 0,51 mevinfos, 1 kg Undeen of 0,6 l parathion 25%. Meestal moet na 10-14 dagen opnieuw ge spoten worden. Is het blad van de knolselderij bestemd voor kon- sumptie, dan alleen mevinfos ge bruiken. IN BLAUWMAANZAAD kun nen grote aantallen luizen beslist ook zuigschade veroorzaken. Het is echt niet nodig om voor elke luis direkt te spuiten. Het gaat bij blauwmaanzaad echt om de zuig schade, dus het aantal luizen moet flink groot zijn om een bespuiting en de rijschade goed te maken. Wilt U spuiten dan 0,5 kg Piri- mor/ha of 0,5 kg Hostaquick. OP KALKRIJKE HUMEUZE kleigronden kan in uien gemak kelijk mangaangebrek ontstaan. Slaphangend geel gestreept of ge heel geel getint loof is het teken van mangaantekort. Vooral bij weersovergangen van koud naar warm weer treedt plot seling mangaangebrek op. 15 kg mangaansulfaat in 7001 water per ha is dan het middel. Niet spuiten bij warm zonnig weer want dan is de kans op verbranding erg groot. STAMSLABONEN ZIJN vol gens de rassenlijst 1981 van de groentegewassen behoorlijk ge voelig voor het onkruidbestrij dingsmiddel Ivorin super. Vooral na veel regen op lichte humusarme grond was de schade verleden jaar erg groot. Vlak voor opkomst met DNOC of Herbogil spuiten en eventueel later in het 1,5 tot 2,5 driebladstadium spuiten met 1,5 l bentazon (Basagran) is ook een goede methode. Wel moet dan goed op de ontwikkeling van de bonen gelet worden. Echt iets voor de goede bonenteler om brand schone bonen te telen zonder schade. VEEHOUDERIJ KALVEREN MOETEN niet eerder in het grasland voordat er etgroen beschikbaar is en ze 3 maanden oud zijn. Besmetting met larven van de maagdarmwormen moet zo laag mogelijk worden ge houden. Omweiden om de twee weken op etgroen zo lang mogelijk volhouden. Per 14 dagen is 2-3 are per kalf aan grasland nodig. VINDT U HET ALLEMAAL moeilijk om de kalveren buiten gezond op te fokken en in die kleine weidjes? Een goede manier is ook om ze binnen te houden; met een goede voeding zult U het net zo ver brengen. Wel is het zaak ze in het tweede gedeelte van de zomer 4 weken in het grasland te laten om ze een immuniteit tegen de wormen te laten opbouwen. WERKT U VOLDOENDE met de gegevens van de melkkontrole- vereniging? Of hebt U moeite met al die begrippen als B.S.K., lakta- tiewaarde, produktie-index etc. Laat U niet uit het veld slaan, want ook meer geleerde mensen hebben daar nog vaak moeite mee. Door stug vol te houden, veel te lezen en met de begrippen te wer ken, krijgt U dat best onder de knie. De totale varkensstapel omvatte 1 april 1981 evenveel dieren als vorig jaar op 1 april, nl. 10,4 min stuks. Het totaal aantal biggen en jonge varkens tot 50 kg kwam uit op 5.820.000 die ren en was hiermee 103.000 stuks groter dan op 1 april 1980 2%). De mestvarkens van 50 kg en zwaar der namen in aantal af van 3.390.000 vorig jaar tot 3.302.000 in 1981 (- 3%). Bij de kategorie "fokvarkens, 50 kg en zwaarder" was het aantal gedekte zeugen 14.000 stuks groter en kwam op 745.000 2%). Het aantal jonge zeugen nog nooit gedekt, van 50 kg en zwaarder, was daarentegen 16.000 stuks lager (- 9%) dan vorig jaar op 1 april; er werden toen 172.000 jonge zeugen geteld. Eén en ander blijkt uit de steekproef "Landbouwproduktie" van het CBS per 1 april 1981. De opzet van dit onderzoek is met ingang van 1981 gewijzigd, waarbij o.a. werd overge gaan van een maandelijkse peiling van de varkensstapel naar een pei ling 3 keer per jaar t.w. 1 april, 1 augustus en 1 december. 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 15