Chemische stoffen straks onderzocht op gevaren voor mens en milieu Provinciale Raad Bedrijfsontwikkeling Landbouw in Zeeland Luteijn: In EG verschuiving van dierlijke naar plantaardige produktie ENERGIE OPROEP HOGE DUITSE ONDERSCHEIDING VOOR IR. DE ZEEUW Wetsontwerp milieugevaarlijke stoffen naar Tweede Kamer Nieuwe stoffen Bestaande stoffen Etikettering Opslag landbouw-voorraden in Gemeenschap Minister Ginjaar heeft 19 mei jl. het wetsontwerp milieugevaarlijke stoffen aan de Tweede Kamer aangeboden. De Wet milieugevaarlijke stoffen moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de bescherming van mens en milieu tegen gevaarlijke stoffen. Tot nu toe kunnen de vele nieuwe chemische stoffen in de handel worden gebracht, zonder dat er iets bekend is over de gevaren die dat oplevert. Met de nieuwe wet zal dat niet meer mogelijk zijn. Nieuwe stoffen zullen voortaan van tevoren op mogelijke gevaren voor mens en milieu worden onderzocht. Ook de vele bestaande stoffen zullen syste matisch onderzocht gaan worden op mogelijke gevaren. Het wetsontwerp geeft de overheid de bevoegdheid om allerlei maatre gelen tegen milieugevaarlijke stoffen te nemen als dat nodig is voor de bescherming van mens en milieu. Tezamen met de bestaande wetgeving zorgt deze nieuwe wet ervoor dat bescherming tegen de gevaren van alle chemicaliën nu mogelijk wordt. Het aantal chemische stoffen dat (mondiaal gezien) op kommerciële schaal in produktie is, schat men op ruim 60.000. De meeste worden toe gepast in de industrie, maar veel worden ook verwerkt in produkten die bij de konsument terecht komen. Het is al heel lang bekend dat som mige stoffen gevaarlijke eigenschap pen hebben. De sterke groei van de chemische industrie is gepaard ge gaan met een toename van de kennis van het ontwerpen, produceren, analyseren en toepassen van chemi sche stoffen. De kennis van de gif tigheid en andere gevaren voor mens en milieu is daarbij echter ver achter gebleven. Vooral gevaren die niet direkt merkbaar zijn, zoals het ont staan van kanker, kregen in het ver leden weinig aandacht. Zo komt het dat er nu tienduizenden stoffen op de markt zijn waarvan we de gevaren nauwelijks kennen. De bestaande milieuwetten bieden onvoldoende mogelijkheden om de ze problematiek aan te pakken. Daarom is er behoefte aan een wet die het mogelijk maakt inzicht te krijgen in de gevaren van chemische stoffen en wel voordat deze stoffen een ruime verspreiding hebben ge kregen. Een dergelijke wet is ook nodig om in Nederland uitvoering te geven aan een tweetal richtlijnen van de EEG met betrekking tot gevaar lijke stoffen. Het wetsontwerp verplicht produ centen en importeurs van nieuwe chemische stoffen tot kennisgeving aan de overheid van de introduktie van die stoffen. Dit houdt in dat zij van tevoren die stoffen op mogelijk gevaren voor mens en milieu moeten onderzoeken en gegevens over die stoffen aan de Minister van Volks gezondheid en Milieuhygiëne moe ten overleggen, uiterlijk 45 dagen' voordat de stof in Nederland wordt geproduceerd of geïmporteerd. Die gegevens betreffen de identiteit, de fysisch-chemische en toxische eigen schappen van de stof, geraamde hoeveelheden en toepassingen, voorzorgsmaatregelen etc. De overgelegde gegevens worden bij het Rijksinstituut voor de Volksge zondheid (Bureau Milieugevaarlijke Stoffen) beoordeeld, waarna de Mi nister van Volksgezondheid en Mi lieuhygiëne in een openbare proce dure, na bekendmaking en terinza- gelegging van de kennisgeving, zijn oordeel over de stof in een verklaring bekend maakt. Met deze verklaring geeft de Minister aan of de gegevens over de aangemelde stoffen hem al dan niet aanleiding geven tot het treffen van maatregelen ter bescher ming van mens en milieu tegen eventuele gevaren van de stof. Bij deze openbare procedure worden de gegevens die bedrijfsgeheimen bevatten, niet openbaar gemaakt maar wel wordt gewaarborgd dat de ter inzage liggende gegevens vol doende inzicht geven in de effekten van de stof op mens en milieu. De Minister van Sociale Zaken ontvangt een exemplaar van de overgelegde gegevens ter beoordeling van de ar- beidsveiligheidsaspekten van de stof. Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan de zo genoemde zesde wijzigingsrichtlijn van de EG. Daar om ontvangt ook de Europese Kom missie een Kopie van de overgelegde gegevens ter informatie van de an dere Lid-Sta ten van de EG. Ander zijds krijgt Nederland via de Euro pese Kommissie de gegevens over in de andere Lid-Staten aangemelde stoffen. De richtlijn bepaalt name lijk, dat een stof die in één der Lid- Staten is aangemeld in principe in alle Lid-Staten in de handel mag worden gebracht als de overgelegde gegevens aan de richtlijn-eisen vol doen. De Wet milieugevaarlijke stoffen zal ook dezelfde eisen stellen aan het onderzoek van nieuwe stoufen als door de richtlijn worden voorge schreven. In aanvulling op de richt lijn schrijft het wetsontwerp voor dat de kennisgeving reeds bij het begin van produktie wordt gedaan. Mini ster Ginjaar vindt dat essentieel voor een echt preventief beleid. Hoe eer der de gevaren van een stof bekend zijn, des te beter kan daar bescher ming tegen geboden worden. Ook de Tweede Kamer en de Voorlopige Centrale Raad voor de Milieuhygië ne achten een dergelijke regeling noodzakelijk. Het kennisgevingssysteem is erop gericht de aangemelde stoffen te blijven volgen om eventuele nieuwe gevaren tijdig te onderkennen. Daartoe moeten de producenten en importeurs aanvullende melding doen als de produktie of invoer een hoeveelheid van 10/50, 100/500, of 1000/5000 ton per jaar of in totaal overschrijdt. Daarna moet aanvul lend onderzoek naar de gevaren van de stof worden verricht, omdat de risiko's van een stof in het algemeen toenemen met de hoeveelheid. Ook kan de Minister van Volksgezond heid en Milieuhygiëne op elk mo ment aanvullend onderzoek vragen als dat nodig is voor de beoordeling van de gevaren van de stof. Het wetsontwerp geeft ook een rege ling voor het onderzoek van de ge varen voor mens en milieu van de reeds op de markt zijnde stoffen en preparaten. Daartoe schrijft het ont werp onder meer voor dat er onder zoek gedaan wordt naar de versprei ding en toepassing van stoffen en preparaten ("aandacht-stoffen") die op een prioriteitenlijst geplaatst zijn wegens hun mogelijke effekten op mens en milieu. Verder kunnen pro ducenten/importeurs/verwerkers individueel opdracht krijgen om (toxicologisch) onderzoek aan een stof te doen en de resultaten daarvan aan de overheid mee te delen. Ook kunnen onderzoekinstituten, zoals TNO, aangewezen worden om een bestaande "verdachte" stof te on derzoeken. Het ontwerp schrijft voor dat de Mi nister van Volksgezondheid en Mi lieuhygiëne eenmaal in de vijf jaar een indikatie meerjarenprogramma opstelt, waarin in het bijzonder aan het onderzoek van bestaande stoffen aandacht moet worden gegeven. Een belangrijk onderdeel van het ontwerp vormen de regels voor de verpakking, de etikettering en de veiligheidsaanbevelingen van ge vaarlijke stoffen die in Nederland in de handel worden gebracht. De ge detailleerde EG-regeling die hier over reeds tot stand is gekomen wordt met dit ontwerp overgenomen. De Europese Commissie wil het on derzoek aanmoedigen naar moge lijkheden om in de woningbouw meer gebruik te maken van zonne- energie als verwarmingsbron. De Commissie roept daarom personen en instellingen die hierover ideeën hebben op om voorstellen voor on derzoek in te dienen. Als de Com missie er wat in ziet kan zo'n onder zoek gedeeltelijk op kosten van de Commissie worden uitgevoërd. Dit op voorwaarde dat het idee eenvou dig door architekten te verwerken is, het niet te duur wordt en de afzet mogelijkheden aangetoond kunnen worden. Belangstellende moeten hun voor stellen voor 1 juli 1981 opsturen naar: Commissie van de Europese Ge meenschappen, Directoraat-Gene raal XII, Energie O&O-programma (zonne-energie), Weststraat 200, B-1049 Brussel. Op verzoek van de Brit John Leslie Marshall (conservatief) heeft de Eu ropese Commissie cijfers verstrekt over de voorraden aan landbouw- produkten die per 31 december 1980 lagen opgeslagen bij de interventie bureaus. Voor het totaal van de Europese Gemeenschap zien de cijfers er als volgt uit: x 1.000 kg Zachte tarwe 1.930.290 (Ned. 43.865) Gerst 1.081.885 Rogge 516.657 Durumtarwe 157.473 Ondermelk 230.609 h Boter 147.289 (Ned.: 308) Olijfolie 73.208 Koolzaad 81.631 (Ned.: 4.035) Rundvlees hele geslach te dieren 213.538 (Ned.: 22.516) vlees zonder been 105.267 Het toekomstig landbouwbeleid in de EEG moet weer meer uitgaan van de basisprincipes waarmee het van start is gegaan, terwijl in de grote lijnen van het beleid meer rekening dient te worden gehouden met de onderlinge samenhang tussen de diverse pro- duktierichtingen. Daarbij moet vlot ter ingespeeld worden op de bewe gingen die zich in de Wereld op het terrein van de agrarische produkten, zowel aan vraag als aanbodskant, voordoen. Dit zei ir. D. Luteijn als vice-voorzitter van het COPA op een onlangs gehouden vergadering van COCERAL in Luik. Volgens Luteijn betekent dat voor de tachtiger jaren in EEG-verband zonder meer enige verschuiving van dierlijke in de rich ting van plantaardige produktie. "Vooral de produktie van meer vee voedergrondstoffen binnen de EEG verdient daarbij de aandacht. Met name dan waar het de plantaardige eiwitten betreft. In dit geheel past een beleid gericht op enige kwanti tatieve beperking van de importen van graansubstituten. Het EEG-be- leid zal aanzienlijk meer exportge richt dienen te worden waar het pro dukten als granen, suiker en sommi ge zuivelprodukten betreft". De invoering van een systeem van financiële medeverantwoordelijk heid voor de producent als basis principe van het EEG-landbouwbe- leid acht Luteijn volstrekt verwerpe lijk. Het betekent in feite een extra belasting van de toch al zo zwakke inkomenspositie van de agrarische sektor. Hoewel hij niet voor alle situaties tijdelijke financiële medeverant woordelijkheid uitsluit, verwerpt hij volstrekt de voorstellen om de graansektor met heffingen te belas ten. "Dat zou zowel op korte als lan gere termijn een meer samenhan gend EEG-landbouwbeleid naar mijn mening ernstig frustreren. Tegen deze financiële medeverant woordelijkheid in de granensektor dient dan ook door alle betrokken organisaties krachtig stelling te wor den genomen". Dat COPA en CO CERAL wat dat betreft duidelijk de zelfde mening hebben, verheugde hem, zo besloot hij. Ir. A. de Zeeuw, direkteur-generaal voor Landbouw en Voedselvoorzie ning van het ministerie van land bouw en visserij in Den Haag, is on derscheiden met het Grote Kruis van Verdienste met Ster (Grootofficier) voor zijn uitnemende verdiensten bij de samenwerking tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland. Ambassadeur Gerhard Fischer heeft hem de daarbij behorende versierse len op 25 mei 1981 in zijn residentie te Den Haag overhandigd. De heer de Zeeuw heeft zich per soonlijk altijd ingezet voor een goede samenwerking tussen ons land en de Bondsrepubliek Duitsland op alle terreinen van de landbouwpolitiek. Op grond van zijn voortreffelijke vakkennis, alsmede door zijn onder handelingsbekwaamheid was hij in staat om, ook bij moeilijke onder handelingen de landbouwpolitiek In z'n openingswoord op de 15 mei jl. gehouden vergadering heette de voorzitter, de heer A.J.G. Doeleman, de vertegenwoordigers van de voor bereidingskommissie Yerseke Moer welkom, die aanwezig waren ter be spreking van het landbouwstruk- tuuradvies. De voorzitter, noemde ruilverkaveling nog steeds een be langrijk instrument voor land- en tuinbouw. Landbouwstruktuuradvies Yerseke Moer Na een duidelijke toelichting van de heer ing. J.W. Busser stelde de Raad het landbouwstruktuuradvies vast na een vlotte bespreking, waarbij dui delijk gesteld werd dat de Yerseke Moer een sterk afwijkend gebied vormt, waarin het Relatienotagebied een belangrijke rol speelt. In ver houding tot het gehele blok vormt het Relatienotagebied een grote op pervlakte. Verplaatsing van bedrij ven naar het Relatienotagebied is niet mogelijk. Voorts bevat het blok veel kleine bedrijven. De Raad vestigde op deze problemen duide lijk de aandacht en drong sterk aan op het opnemen van de mogelijkheid van bedrijfsvergroting, hetgeen ook schriftelijk kenbaar gemaakt zal worden. Onderzoekprogramma 1981 van de afdeling struktuuronderzoek van het L.E.I. Vervolgens kon de voorzitter ook welkom heten de heren drs. L. Douw, plv. afdelingshoofd en ir. C.J.M. Wijnen, gestationeerde voor Zeeland, die dit programma nader toelichtten. Deze afdeling is in 1946 van start van de Gemeenschap betreffende, de Nederlandse en Duitse belangen te koördineren en tot resultaten te komen die voor alle betrokkenen aannemelijk waren. gegaan. Er wordt veel onderzoek ge daan voor Provinciale Planologische Diensten o.a. ten aanzien van streek- en bestemmings plannen. De ont wikkelingen op velerlei terrein wor den gevolgd. De struktuurenquête akkerbouw is voor het Zuid Westen verwerkt. De afdeling heeft een be langrijke inbreng bij landelijke tak- visies en provinciale struktuurnota's. Mede naar aanleiding van vragen uit het Zuid Westen is een onderzoek naar de afzet van uien ter hand ge nomen. Verwerking resultaten proefboerde- rijen De Raad achtte het nuttig dat voor de verwerking van de resultaten van de proefboerderijen en praktijkgegevens via studieklubs moderne apparatuur wordt ingezet. Het bedrijfsleven acht dit zo belangrijk dat het bereid is hiervoor middelen beschikbaar te stellen. Om de gedachte nader uit te werken, zal de Raad hiervoor een kleine werkgroep formeren. Interprovinciaal Overlegorgaan voor Akkerbouwaangelegenheden in het Zuidwesten De Raad nam kennis van het eerste interimverslag van dit orgaan. Hier op werd door de heer ir. L.Th.J.M. de Wit een toelichting gegeven. Tegen het einde van dit jaar zullen een aantal rapporten uitgebracht worden. Struktuurnota De Raad ging ermee akkoord om de komende struktuurnota te behande len voorafgaande aan de exkursie, waarna een fruitteeltbedrijf, de ruil verkaveling Kapelle en het Delta In stituut bezocht zullen worden. Borgstellingdsfonds en Ontwikkeling aanvragen In de vergaderingen van de Provin ciale Advieskommissie van het Borgstellingsfonds voor de Land bouw zijn de volgende aanvragen behandeld: 1 grondbankaanvrage, gunstig ad vies. 1 B.F. aanvraag met verdeeld advies naar Bestuur. 6 R.S. aanvragen tot een subsidiabel bedrag van 621.750,— waarvan 5 fruitteelt en 1 akkerbouw. Afscheid van de heer J J. van Gastel Na een dienstverband van 42 jaar heeft de heer Van Gastel besloten dit te beëindigen. Hem werd dank ge bracht voor de prettige kontakten en de vele verdiensten. Tot zijn opvolger is per 1 juni a.s. benoemd de heer J.S. van der Heide te Zwolle.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 4