Steeds meer bedrijven zonder opvolger De agrarische bedrijfsopvolging in Nederland Niet iedereen kan straks meer grond kopen of pachten H et aantal hoofdberoepsbedrijven nam in ons land sedert 1968 met 47.516 (29%) af tot 118.011 bedrijven in 1980. Hiervan was op 59.228 (50%) bedrijven het bedrijfshoofd 50 jaar en ouder. Op 21.084 (36%) van deze bedrijven was een opvolger beschikbaar. In 1968 was op 47% van de bedrijven het bedrijfshoofd 50 jaar en ouder en was er op 48% van de bedrijven een opvolger. H et aantal mannelijke bedrijfsop volgers is vanaf 1976 met ruim 1600 (7%) afgenomen. De procentuele verdeling over de leeftijdsklassen is weinig veranderd. Evenals in 1976 is ca. de helft van de bedrijfsopvolgers 25 jaar en ouder. Een derde van het aantal bedrijfsopvolgers is tussen de 20 en 24 jaar en ongeveer een vijfde is jonger dan 20 jaar. H et percentage bedrijfsopvolgers dat dagonderwijs volgt of heeft ge volgd neemt nog steeds toe. In 1968 was dit 87% en in 1980 96%. Het agrarisch onderwijs neemt hierbij de grootste plaats in. Toename bedrijfsopvolgers die elders werken Leeftijd bedrijfsopvolger Onderwijs bedrijfsopvolger Kultuurgrond Waar werkt bedrijfsopvolger? De Wet Agrarisch Grondverkeer is door beide Kamers aangenomen. Hoewel de grondprijzen vrijwel overal zijn gedaald, betekent dit niet dat de praktijk op korte termijn niets van de wet zal merken. Integendeel, op dit moment wordt er aan gewerkt de Wet over ruim een half jaar in werking te doen treden. Goedkeuring Grondkamer Vereisten "Niet land"-gebieden Voorkeursrecht B.B.L. 9 Bij de Landbouwtelling mei 1980 is een onderzoek verricht naar de bedrijfsopvolging. Alleen de bedrijven waarvan het bedrijfshoofd met agrarisch hoofdberoep 50 jaar en ouder was, werden geënquê teerd. De vragen betroffen de leeftijd en de schoolopleiding van de eventueel aanwezige bedrijfsopvolger en de plaats waar hij werkte. Bij de Landbouwtelling mei 1980 werden ook de gegevens van de vrouwelijke bedrijfsopvolgers gevraagd. Het aantal hiervan be droeg 327. Bij de vorige onderzoeken (1976, 1972 en 1968) werden alleen de gegevens van de mannelijke bedrijfsopvolgers opgeno men. De uitkomsten van de bedrijfsopvolging (mannelijke bedrijf sopvolgers) in 1980 zullen in het nu volgende vergeleken worden met die van vorige onderzoeken. Het onderzoek in 1972 was echter beknopt, waardoor in enkele tabellen gegevens van dat jaar ont breken. Alle cijfers hebben betrekking op Nederland totaal. In 1968 was de gemiddelde opper vlakte kultuurgrond van de bedrijven met een bedrijfsopvolger 15 ha. In 1976 was dit 18 ha en in 1980 20 ha. De gemiddelde oppervlakte kuituur- grond op bedrijven zonder een be drijfsopvolger was in 1968 10 ha, in 1976 11 ha en in 1980 12 ha. Sedert 1968 is het percentage be drijfsopvolgers dat agrarisch onder wijs volgt of heeft gevolgd vrijwel niet gewijzigd namelijk ruim 80%. Wel is er een duidelijke verschuiving van lager land- of tuinbouwonder- wijs naar hoger en middelbaar land- of tuinbouwonderwijs. In 1980 wa ren er meer bedrijfsopvolgers met hoger en middelbaar agrarisch dan met lager agrarisch onderwijs. Twaalf jaar geleden was de verhou ding hoger/middelbaar ten opzichte van lager agrarisch onderwijs nog 1 2,6. De groep bedrijfsopvolgers die geen agrarisch onderwijs volgt of heeft gevolgd maar een andere vorm van D e totale oppervlakte kultuur grond van hoofdberoepsbedrijven nam vanaf 1976 met 107.626 ha (6%) af terwijl het aantal hoofdberoeps bedrijven met 10% verminderde. Opmerkelijk is dat de oppervlakte kultuurgrond op hoofdberoepsbe drijven met bedrijfshoofden van 50 jaar en ouder met zo'n 28.000 ha (3%) toenam en het aantal bedrijven met 4% afnam. Op bedrijven met be drijfshoofden jonger dan 50 jaar nam de oppervlakte kultuurgrond daar entegen met 135.727 ha (13%) af en het aantal bedrijven daalde met 16%. Sedert 1976 nam de oppervlakte kultuurgrond op nevenberoepsbe- drijven met 54.758 ha (39%) toe tot 193.535 ha. Van de totale oppervlakte kultuur grond op de hoofdberoepsbedrijven is bijna de helft in handen van be drijven waarvan het bedrijfshoofd 50 jaar en ouder is. Op bedrijven waar een mannelijke bedrijfsopvolger aanwezig is, is de oppervlakte kul tuurgrond sedert 1968 met 125.189 ha (23%) afgenomen tot 418.312 ha. Het aantal bedrijven met bedrijfsop volgers is in dezelfde periode met 16.173 (43%) afgenomen. Jonge boeren hebben meestal geen tijd voor "andere" zaken dan het werk. Niettemin hier enige jonge agrariërs die in Brussel demonstreren voor betere prijzen. MINISTERIE VAN LANDBOUW EN VISSERIJ Afdeling Statistiek en Documentatie dagonderwijs is sedert 1968 met ruim 1600 toegenomen hetgeen meer dan een verdubbeling betekent. In 1968 maakte- deze groep 4% uit van het totaal aantal bedrijfsopvolgers en nu 14%. Het percentaqe bedrijfsopvolgers dat op een agrarisch bedrijf werkt neemt geleidelijk af. In 1968 werkte 91%, in 1972 85%, in 1976 81% en in 1980 78% op een agrarisch bedrijf. De groep bedrijfsopvolgers die niet op het bedrijf werkt van het bedrijfs hoofd maar op een ander land- en tuinbouwbedrijf neemt relatief een kleine plaats in. De bedrijfsopvolgers die elders werken of niet werkzaam zijn worden steeds belangrijker. In de periode 1968-1980 is deze groep bedrijfsopvolgers met 1368 personen toegenomen en maakt nu voor 22% deel uit van het totaal aantal bedrijfs opvolgers; in 1968 was dit 9%. De niet-werkzame bedrijfsopvolgers worden grotendeels gevormd door de groep studerenden. SITUATIE BEDRIJFSOPVOLGING OP BEDRIJVEN WAARVAN HET BEDRIJFSHOOFD. MET AGRARISCH HOOFDBEROEP. 50 JAAR EN OUDER IS Indeling naar gemeente I I- 15% v.d.bedrijven met bedri|fsop volger'ster 16 jaar 15- 30% 30-45% 45-60% - 60% Bron: C.B.S. Landbouw telling mei "80 Niet iedereen die agrarische grond in gebruik wil nemen kan, na het in werking treden van de bepalingen van de Wet Agrarisch Grondverkeer, nog grond kopen of pachten. Elke vervreemding of verpachting van grond zal de goedkeuring be hoeven van de Grondkamer. In een aantal gevallen wordt een goedkeu ring zonder verdere voorwaarden gegeven, b.v. als het een overeen komst tussen bloed- of aanverwan ten in de rechte lijn of een pleegkind betreft. Voor andere verhogingen en ver pachtingen kunnen toetsingskriteria gaan gelden. Deze vereisten worden in beginsel bij Algemene Maatregel van Bestuur ingesteld en deze kun nen verschillen naar gelang de pro- duktierichting va.n de bedrijven die bij de overgang van het grondge bruik betrokken zijn en naar gelang de regio waarin de bedrijven gelegen zijn. De ontwikkelingen op de grond markt zullen zeker invloed hebben of er al of niet stringente eisen in een bepaald gebied zullen worden ge steld. De aan verkoop of verpachting van landbouwgrond verbonden vereisten kunnen o.a. betrekking hebben op de opleiding, de ervaring of het hoofd beroep van de verwerver. Indien het betreft de vervreemding van een geheel bedrijf, dat niet wordt toegevoegd aan een ander bedrijf, is de verkaveling van de landbouw grond van belang. Indien het betreft de vervreemding van een bedrijf ter toevoeging aan een ander bedrijf speelt de maximale bedrijfsoppervlakte na toevoeging en de verkaveling van de toe te voe gen landbouwgrond o.a. ten opzichte van het bedrijf van de verwerver een rol. Indien het betreft de vervreem ding van losse landbouwgrond be kijkt men de maximale bedrijfsop pervlakte na toevoeging, de verka veling van de toe te voegen land bouwgrond o.a. ten opzichte van het bedrijf van de verwerver. Het is te verwachten dat als eerste de opleidings- en ervaringsvereisten in werking zullen treden. Voor diege nen die een mondelinge pachtover eenkomst zijn aangegaan voor het in werking treden van de wet, is het van belang te weten dat zij binnen één jaar na het in werking treden van de wet deze overeenkomst nog schriftelijk kunnen laten vastleggen en goedkeuren door de Grondka mer, zonder dat toetsing aan de ver eisten plaatsvindt. In artikel 3 van de wet is o.a. bepaald dat de wet niet geldt voor "onroe rend goed, dat gelegen is in een ge bied waarvan bij besluit van de ge meenteraad is verklaard, dat daarin uitsluitend of nagenoeg uitsluitend onroerend goed gelegen is, dat duurzaam voor andere dan land bouwkundige doeleinden wordt ge bruikt dan wel onroerend goed dat niet als natuurterrein dient te worden aangemerkt". Binnenkort zal men dan ook in de dag- en nieuwsbladen aankondigin gen van de gemeenten zien verschij nen waarin staat dat het ontwerpbe sluit van de gemeenteraad voor de "niet land"-gebieden gedurende dertig dagen op de gemeentesekre- tarie ter inzage ligt. Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen, kan een ieder schriftelijk bezwaren tegen het ont werp bij de raad indienen. Nu de Wet Agrarisch Grondverkeer er is zal dit tot gevolg hebben dat de Stichting Beheer Landbouwgronden (S.B.L.) wordt opgeheven en ver vangen door het Bureau Beheer Landbouwgronden (B.B.L.). Dit B.B.L. zal in sommige gebieden een voorkeursrecht krijgen om grond te kopen. Dit kunnen ruilverkave- lingsgebieden zijn, nadat het stem mingsrapport aan Gedeputeerde Staten is gezonden en de als reser vaat aangewezen gebieden. Ook Midden-Delfland, Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkolo-, niën vallen hieronder. Door geldgebrek staan de S.B.L.- aankopen op dit moment in de meeste gebieden op een zacht pitje. Het is dan ook te verwachten dat het B.B.L. in eerste instantie niet op uit gebreide schaal van het voorkeurs recht gebruik zal maken. Drs. Dam Jaarsma

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 6