beter resultaat
AFSTAND TUSSEN LEVENSMIDDELENPRODUCENT EN
-KONSUMENT GROTER GEWORDEN
Deense Kamerkommissie van land- Met Romensin voor
bouw en visserij op bezoek bij pvv vleesstieren
MINISTER BRAKS:
AANDACHT VOOR
KWALITEIT VOEDING NOG
STEEDS HARD NODIG
Vergeleken rantsoenen
Resultaten:
Minder zomergerst
in Duitsland
De Deense kamerkommissie van
landbouw heeft zich vanmiddag, in
het kader van een EG/nederlandse
oriëntatie, bij het produktschap voor
vee en vlees (pvv) op de hoogte laten
stellen van de aktuele ontwikkelin
gen in de nederlandse varkenshou
derij. Bij de deense delegatie uit het
Folketing, onder leiding van Ole Vig
Jensen, voegde zich in Rijswijk ook
de deense minister van landbouw rn
Westh. Van de kant van het pvv werd
aan de deense bezoekers tekst en
uitleg gegeven door voorzitter Fons
Meijer.
In zijn toelichting - mede onder
steund door informaties uit de pvv-
viditel-databank - wees hij op de
ontwikkeling van de nederlandse
varkenshouderij in de periode
'75/'80. Vergeleken met die in De
nemarken lag het totaal aantal var
kens in ons land (7,3 miljoen) in 1975
op vrijwel hetzelfde niveau als in
Denemarken (7,7 miljoen). In '79 lag
het aantal dieren in Denemarken op
9,3 miljoen terwijl dit in Nederland
met 9,7 miljoen boven het deense
niveau uitkomt. Blijkens 2G-cijfers
was het aantal bedrijven met varkens
in ons land in '79, vergeleken met het
aantal in 1975, met 14% afgenomen
tot 47.000 en in Denemarken ge
daald met bijna 20% tot 73.000.
Vanzelfsprekend liet Meijer de
waarde van de uitvoer van onze var-
kenssektor in zijn beschouwing niet
onbesproken: In 1975 beliep die in
totaal 2,4 miljard en in 1980 is deze
- volgens voorlopige cijfers - gestegen
tot 3,7 miljard. Op basis van gul
dens van 1975 (gekorrigeerd naar het
prijsindexcijfer van de gezinskon-
sumptie) komt dat in 1980 neer op
een waarde van ruim 2,7 miljard;
derhalve rondweg 13% meer dan in
guldens van 1975.
Deense kamerleden op 7 mei op be
zoek bij het produktschap voor vee
en vlees (pvv) namen met belang
stelling kennis van een in het deens
gestelde informatie uit de pvv-vidi-
tel-databank.
Landbouw in Frankrijk
In 1979 werden in Frankrijk
1.262.000 landbouwbedrijven geteld,
dat is 320.000 minder dan in 1970.
Het betekent een teruggang van om
streeks 2 Vi% per jaar.
De gemiddelde oppervlakte stèeg in
die negen jaar van 16,8 ha tot 23,4 ha.
De landbouwgronden omvatten met
29,5 miljoen ha ongeveer 53,7% van
de totale oppervlakte van het land.
Het landbouwareaal liep de laatste
negen jaar met ongeveer 40.000 ha
per jaar terug. Het graanareaal om
vatte in 1979 9.7 miljoen ha en zorgt
voor ongeveer één derde van de
agrarische export. Ongeveer 42% van
het graanareaal heeft betrekking op
zachte tarwe, te weten 4,05 miljoen
ha in 1979 en 3,5 miljoen ha in 1970.
Op de tweede plaats komt gerst met
2,76 miljoen ha (2.85), gevolgd door
korrelmais met 1,89 miljoen ha
(1,44).
Het areaal oliehoudende zaden be
droeg 376.000 ha in 1979, dat is vrij
wel gelijk aan 1970. Daarbij daalde
het areaal koolzaad van 340.000 tot
270.000 ha, terwijl het areaal zonne
bloempitten steeg van 30.500 tot
82.500 ha.
De met aardappelen beteelde op
pervlakte daalde van 310.000 ha in
1974 tot 204.000 ha in 1979, een da
ling met^oed één derde.
Het areaal Suikerbieten is vrij wisse
lend. In 1970 bedroeg het areaal
daarvan bijna 400.000 ha, in 1979
was dat 540.000 ha.
INKRIMPING
AARDAPPELTEELT IN
FRANKRIJK
Volgens mededelingen van het
Franse ministerie van Landbouw is
het areaal aardappelen dit jaar, vol
gens tot nu toe beschikbare cijfers op
7% kleiner te ramen dan vorig jaar.
Aanvankelijk was het weer in maart
en half april gunstig, doch de daarop
gevolgde koudegolf heeft voor een
aanwijsbare ongunstige ontwikke
ling gezorgd.
Romensin, toegevoegd aan krachtvoer voor vleesstieren, bevordert de
voederefficiëntie van deze dieren. Romensin is antibioticum en het
gebruik ervan is sinds januari 1978 in de EG toegestaan. De hoeveel
heid Romensin in het krachtvoer riep vragen op voor de omstandighe
den van de Nederlandse vieesstierenhouderij. Het effekt van Romensin
bij verschillend Samengestelde rantsoenen was onduidelijk. Daarom
werden proeven opgezet en uitgevoerd in samenwerking met Eli Lilly
Benelux n.v. De resultaten zijn vermeld in een onlangs verschenen
verslag van het PR.
Van links naar rechts bij het t.v.-
scherm: de deense landbouwraad
Kaare Milthers, pvv-voorzitter Fons
Meijer en de deense minister van
Landbouw en Visserij, Bjêrn Westh.
(foto Studio Lanza, Den Haag)
Veertig jaar Voorlichtings bureau voor de Voeding
In 1980 besteedden we bijna 40 mld
aan voedings- en genotmiddelen.
Meer dan 20% van onze gezinsuitga
ven is met deze aankopen gemoeid.
Dit o.m. zei minister ir. G. Braks
(landbouw en visserij) tijdens een bij
eenkomst ter gelegenheid van het
40-jarig bestaan van het Voorlich
tingsbureau voor de Voeding.
De bewindsman noemde het ver
heugend dat praktisch iedereen zich
goede voeding kan verschaffen zon
der daar een onverantwoord gedeel
te van het inkomen aan te moeten
besteden, maar konstateerde tevens
dat de kwaliteit van ons voedselpak
ket in toenemende mate onze aan
dacht vraagt. Aandacht is nodig voor
de zogenaamde welvaartsziekten die
met een veranderd leefpatroon en
onjuiste voeding samenhangen, al
dus minister Braks, die daarnaast een
zorgvuldige afweging nodig acht van
het voor en tegen van het gebruik
van velerlei hulpstoffen (meststof
fen, gewasbeschermingsmiddelen,
diergeneesmiddelen en toevoegin
gen aan levensmiddelen).
De bewindsman wees voorts op het
belang van onderwijs en onderzoek
op het gebied van voeding. Hij zei
het te betreuren.dat op het terrein
van de voedingswetenschap nog zo
veel onzekerheden bestaan, waar
door een voedingsbeleid nog onvol
doende gestalte kan krijgen. Wél
kondigde hij aan dat er een nota
voedingsbeleid wordt voorbereid.
Een verklaring voor de gunstiger
voerbenutting wordt gezocht in een
verbetering van de vertering van het
voedsel in de pens. Bij toevoeging
van Romensin aan het rantsoen
wordt meer propionzuur en minder
azijnzuur en boterzuur gevonden.
Overigens kan deze verschuiving van
vluchtige vetzuren de verbetering
van de voederefficiënte slechts ge
deeltelijk verklaren.
In één proef werd Romensin ver
werkt in een kompleet krachtvoer-
rantsoen en in twee andere proeven
in een krachtvoeder dat naast een
rantsoen van snijmaiskuil of voor-
droogkuil van gras werd verstrekt:
(Romensin per kg krachtvoer)
a. krachtvoer 1 kg stro (dosering
40 mg)
b. onbeperkt snijmaiskuil
krachtvoer (dosering 125 mg)
c. onbeperkt graslandprodukten
krachtvoer (dosering 80 mg).
In het krachtvoerrantsoen nam de
hoeveelheid Romensin automatisch
toe naarmate de krachtvoergift werd
verhoogd. Er werd naar gestreefd de
stieren van de snijmaiskuil- en de
graslandproduktengroep tot een le
vendgewicht van 250 kg 120 mg Ro
mensin per dag toe te dienen. Stieren
met een levend gewicht tussen 250 en
450 kg kregen ca. 240 mg en stieren
zwaarder dan 450 kg kregen ca. 360
mg Romensin.
Door aanpassing van de kracht
voergift aan het soort ruwvoer en
het levend gewicht bleek het
zonder problemen mogelijk het
gewenste schema te volgen. Bij
het krachtvoerrantsoen werd het
krachtvoer met Romensin min
der goed opgenomen dan het
krachtvoer zonder Romensin. De
groei van de proefgroep was 17
gram/dier/dag lager dan van de
kontrolegroep hetgeen leidde tot
een minder gunstige voederkon-
versie van 1,7%Bij het snijmais-
rantsoen namen de stieren van de
proefgroep 5,5% minder ruwvoer
op, terwijl de groei toenam met
40 gram per dier per dag. Dit re
sulteerde in een verbetering van
de voederkonversie van 7,2%.
Bij het rantsoen van grasland
produkten werd door de proef
groep gemiddeld 1,6% minder
ruwvoer opgenomen, terwijl de
groei toenam met 68 gram per
dier per dag. Dit resulteerde in
een verbetering van de voeder
konversie van 6,8%.
Bij het krachtvoerrantsoen was
het slachtgewicht van de proef
groep 2 kg minder dan dat van de
kontrolegroep. Bij de proeven
met snijmaiskuil en graslandpro
dukten was het slachtgewicht van
de proefgroepen resp. 15 kg en 16
kg hoger dan van de kontrole-
groepen.
In financieel opzicht leidden de
proeven tot de volgende saldover-
schillen tussen proefgroep en
kontrolegroep:
krachtvoerrantsoen 24,75
snijmaisrantsoen 149,40
rantsoen graslandprodukten
124,55
Uit deze resultaten blijkt dat men
in rantsoenen met snijmaiskuil,
vers gras en/of voordroogkuil met
voordeel Romensin kan opnemen.
(Het rapport is verkrijgbaar door storting
van 7,50 op giro 23.07.421 van het
Proefstation voor de Rundveehouderij te
Lelystad, met vermelding van: "Zend mij
rapport nr. 73").
Landbouwdag 1981 over "zorg voor ons voedsel"
De Nederlandse konsument kan tegenwoordig zijn voedselpakket sa
menstellen uit een uitgebreid produktenaanbod; hoe staat het nu met
de kwaliteit van deze voedselprodukten? Die vraag stond centraal op de
Landbouwdag 1981, die op 14 mei in Wageningen werd gehouden. Deze
dag werd georganiseerd door het Koninklijk Genootschap voor Land
bouwwetenschap (KGvL) en het Nederlands Instituut van Landbouw
kundig Ingenieurs (NILI).
Er werden op de Landbouwdag inleidingen gehouden over het kwali
teitsbeleid op het boerenbedrijf en in de voedingsmiddelenindustrie.
Ook is ingegaan op de vraag hoe de wensen van de konsumenten
kunnen worden opgespoord en op de rol van de overheid bij de kwali-
teitskontrole.
De deelnemers aan deze dag hebben
tevens kennis kunnen maken met
instellingen in Wageningen die on
derzoek verrichten op het gebied van
voedselkwaliteit en die voor deze
gelegenheid open huis houden. Vak
groepen van de Landbouwhoge
school besteedden aandacht aan de
verwerking van voedselprodukten in
de huishouding (vakgroep Huis
houdkunde), de verwerking van
landbouwprodukten in de industrie
(vakgroep Levensmiddelentechno
logie), en de samenstelling van ons
voedselpakket (vakgroep Voeding).
Andere onderzoeksinstituten in Wa
geningen hebben iets laten zien van
het onderzoek naar broodkwaliteit
(Instituut Graan, Meel, Brood/-
TNO), de kwaliteit van land- en tuin-
bouwprodukten (Instituut Bewaring
en Verwerking Landbouwproduk
ten) en de kwaliteitskontrole (Rijks
kwaliteitsinstituut voor Land- en
Tuinbouw).
Kloof
Drs. C. van der Meijs van het minis
terie van Landbouw en Visserij wees
er in een inleiding op dat de land
bouw door productiviteitsverhoging
in de afgelopen jaren de konsument
tegen een relatief steeds lagere prijs
een uitgebreid pakket van levens
middelen is gaan bieden. Evenals in
andere sektoren van de ekonomie is
ook in de land- en tuinbouw de vraag
naar de kwaliteit sterk verweven met
andere vraagstukken van het onder
nemingsbeleid. Daardoor konden
nieuwe technische mogelijkheden,
schaalvergroting en veranderingen
in de managementaanpak van grote
invloed worden op de kwaliteitszorg.
Onder andere hierdoor is de afstand
tussen producent en konsument gro
ter geworden.
Prof. M. Meulenberg van de Land
bouwhogeschool ging in op de bij
drage van zijn wetenschapsbeleid, de
marketing, aan de overbrugging van
deze kloof. Hij zei van mening te zijn
dat de rol van de marketing groter
zal zijn naarmate de markt meer
doorzichtig is, dus naarmate de kon
sument beter van het produktaanbod
op de hoogte is en beter in staat is om
de kwaliteit van de produkten te on
derscheiden. De overheid zou vol
gens hem wetten moeten maken om
de doorzichtigheid van de markt te
bevorderen.
Voorts heeft Meulenberg beklem
toond dat de overheid de program
mering van haar landbouwkundig
kwaliteitsonderzoek moet afstem
men op de kennis van de konsu-
mentenbehoeften.
Steeds veiliger
Drs. E. Greuell (Unilever Research)
maakte duidelijk dat industrieel ver
werkte landbouwprodukten meestal
evenveel voedingswaarde hebben als
het door de huisvrouw klaarge
maakte produkt. Al worden mensen
opgeschrikt door de ontdekking van
stoffen met toxische eigenschappen
in industriële levensmiddelen, die
ontdekking leidt er steeds ook toe dat
de schadelijke effekten worden
tegengegaan. Onze voedingsmidde
len worden daardoor steeds veiliger.
Volgens Greuell is het daarom fout
te menen dat industrieel bereide
produkten "onnatuurlijk" en "on
veilig" zouden zijn. Drs. J. Jansen
van de Keuringsdienst van Waren te
Amsterdam besprak de rol van de
overheid als kwaliteitsbewaker.
Volgens hem zal de overheid in de
toekomst meer dan thans de rol van
kwaliteitsbewaker op zich nemen. Zij
zal daartoe het geheel van wetgeving
en kontrole beter moeten koördine-
ren; de huidige situatie is te versnip
perd en te ondoorzichtig.
De overheid kan nog veel doen om de
duidelijkheid voor-de konsument te
vergroten, zodat hij weet wat hij
koopt. De samenstelling van het pro
dukt is soms zo ingewikkeld dat de
konsument geen zicht meer heeft op
de kwaliteit ervan. In de gemoderni
seerde Warenwet, die binnenkort in
de Tweede Kamer wordt behandeld, is
daarom onder meer het begrip "dui
delijkheid" tot uitgangspunt geno
men.
In Duitsland bedroeg het areaal zo
mergerst in 1980 820.000 ha en in
1979 nog 896.000 ha.
Een partikuliere enquête geeft aan
dat voor 1981 met een verdere daling
van het areaal te rekenen is en wel
met 70.000 ha tot 750.000 ha.
Bij brouwgerst is een verder toene
mende belangstelling op te merken
voor Aurora, en een afnemende be
langstelling voor Carina.
17