N atrium spoelt echter gemakkelijk
uit, zodat van de natrium die in de
herfst en winter wordt gegeven, met
name op de lichte grond veel verlo
ren kan gaan. Een jaarlijkse aanvul
ling met 100 - 150 kg landbouwzout
per ha is dan ook gewenst.
B
D it zijn elementen die in geringe
mate nodig zijn. Zij zijn beide nodig
voor de gezondheid van het vee.
Vooral het rundvee heeft cobalt no
dig voor de vorming van vitamine
B12 in de voormagen. Het koper- en
cobaltgehalte van de grond kan
worden verhoogd door bemesting
met 300 - 500 kg koperslakkenbloem
per ha. Bij regelmatig bemesten met
mest van mestvarkens verhoogd men
ook het kopergehalte maar NIET het
cobaltgehalte.
Philippijnse landbouwmissie bezocht ons land
Fosfaat cn kali
Kalk
Magnesium en natrium
Natrium
Magnesium
Koper en Cobalt
Landbouwschap wil onderzoek
naar herkomst hormonen
Bij stierevleesproduktie:
Zwaar kalf en extra kunstmelk heeft
voordelen
e bemesting van het grasland is een belangrijke zaak. Want het gaat
niet alleen om een goede opbrengst, maar ook om het instandhouden
van een goede bodemvruchtbaarheid, samenstelling van de zode en een
goede minerale samenstelling van het gras.
Het graslandbedrijf, zoals wij dit thans in Brabant aantreffen, verschilt
in veel opzichten met het bedrijf van voor 1960. Wij hebben een geheel
andere bedrijfsvoering gekregen. De eisen die wij momenteel aan het
grasland stellen zijn geheel anders dan in het verleden. De eisen die wij
momenteel stellen zijn dermate hoog dat in het groeiseizoen de gras-
groei als het ware geen dag mag stagneren. Behalve de bemesting speelt
ook de ontwatering en de vochtvoorziening hierbij een grote rol.
Konsulentschap voor de Rundvee
houderij en de Akkerbouw Tilburg
Specialist Bodem en Bemesting
W. Limbeek
O,
p bedrijven met een dichte vee
bezetting van 3 stuks grootvee per
ha en meer, is het mogelijk om met
een goede verdeling van de dunne
mest in de behoefte aan fosfaat en
kali te voorzien. Uitgaande van een
normale bemestingstoestand van de
grond en een graslandgebruik van
jaarlijks 1 x maaien en verder weiden
is de behoefte 50 kg zuiver fosfaat
en 150 kg zuivere kali per ha. Voor
de rivierklei liggen de normen wat
lager.
In een stalperiode van 180 dagen
wordt door 1 melkkoe ofwel groot-
vee-eenheid 10.000 kg dunne mest
geproduceerd. Bij 3 stuks grootvee
per ha is dit 3 x 10.000 kg is 30 m3 per
ha. Deze 30 m3 dunne mest van
rundvee bevat gemiddeld 60 kg zui
ver fosfaat en 150 kg zuivere kali.
Bij 1 x maaien en verder weiden is er
50 kg fosfaat en 150 kg kali per ha
nodig. Bij 3 stuks grootvee per ha
kunnen wij dus in de behoefte voor
zien. Wanneer echter veel dunne
mest al vroeg in de winter wordt uit
gereden, zal er al naar gelang de
weersomstandigheden, kali verloren
gaan door uitspoeling. Bij 30 m3
dunne mest per ha is de kali-voor
ziening dan misschien nog wat aan
de krappe kant. Bij meer dan 1 keer
maaien moet men per snede een
aanvulling geven van 15 a 20 m3
dunne varkensmest of 200 kg K 40%
en 150 kg superfosfaat per ha. In het
algemeen zijn er geen problemen als
alle mest over het gehele bedrijf en
over alle percelen goed wordt ver
deeld. En niet zoals vaak gebeurd dat
grote hoeveelheden dunne mest
worden uitgereden op percelen die
gescheurd of vernieuwd worden. Het
bezwaar hiervan is dat deze percelen
te veel mest ontvangen en andere te
weinig. Hetzelfde gebeurt wanneer
op zuivere weide bedrijven een aan
zienlijk deel van de mest op de
maispercelen terecht komt. Het ge
volg hiervan is dat ondanks het feit
dat er voldoende kali in de mest op
het bedrijf aanwezig is, er op som
mige percelen een gebrek aan kali
voorkomt. Behalve een goede verde
ling van de dunne mest over alle
percelen van het bedrijf is een goede
verdeling op het perceel ook nood
zakelijk. Geef niet te zware giften per
keer.
Kalk heeft vele funkties. Elk le
vend wezen heeft kalk nodig voor de.
opbouw van het lichaam. De grond
kan ook niet zonder kalk. De zand en
rivierkleigronden hebben van nature
vaak een te lage kalk toestand of pH.
De meest gewenste pH ligt tussen 4.8
en 5.5. De pH daalt jaarlijks door
uitspoeling en onttrekking van kalk
door het gewas en door de verzuren
de werking van sommige kunstmest
stoffen.
De beste methode om de kalktoè-
stand op peil te brengen is bij ver
nieuwing van het grasland. Men kan
dan een grondmonster laten nemen
tot bewerkingsdiepte. Bij ploegen
van de oude zode is het het beste
wanneer er bekalkt moet worden
deze aan te wenden over het ge
ploegde land. Men moet de geadvi
seerde kalkgift dan terug rekenen tot
voor een bouwvoor van 15 cm.
B.v. heeft men een monster genomen
tot 25 cm diepte, dan krijgt men een
advies voor een bouwvoor van 25
cm. Bij het terugrekenen tot 15 cm
neemt men 3/5 van de geadviseerde
gift. De zode die men heeft onderge-
ploegd bevat meestal voldoende kalk
om te verteren. Kalk moet men voor
grasland nooit diep weg ploegen.
O fschoon beide elementen van
minder belang zijn voor de groei van
het gras zijn ze van groot belang voor
de minerale samenstelling van het
gras dus voor de gezondheid van het
dier.
Met de dunne mest wordt ook na
trium en magnesium aangevoerd.
ij een voldoende toestand zal het
ook noodzakelijk zijn öm jaarlijks
met magnesium bij te bemesten.
Men kan dat doen door in het voor
jaar 200 - 250 kg kieseriet per ha te
strooien b.v. tegelijk met het land
bouwzout. Bij een voldoende mag
nesiumtoestand van de grond kan
men in plaats van kieseriet ook ge
bruik maken van magnesamon.
Heeft men echter percelen waarvan
men weet dat de kali toestand hoog is
en men strooit veel stikstof dan zul
len aanvullende maatregelen nodig
zijn. Men kan dan b.v. in het voorjaar
vlak voor het inscharen het gras be
stuiven met 30 kg gebrande magnesiet
per ha of bijvoeren van kopziekte-
koekjes.
Algemeen bekend is dat bij een te
kort aan magnesium in het bloed
kopziekte kan optreden bij het dier.
Minder bekend is echter dat een vrij
laag magnesiumgehalte in het bloed
geen kopziekte verschijnselen maar
wel een lagere produktie geeft.
Bij gebruik van mestvarkensmest
heeft men dan geen koperslakken
bloem nodig, men moet dan nog wel
cobalt strooien. Door 2 kg cobaltsul-
faat per ha te strooien kan het tekort
voor een reeks van jaren worden op
geheven. Men kan deze 2 kg cobalt-
sulfaat in het voorjaar mengen met
b.v. landbouwzout.
Voor een optimale groei en een goe
de minerale samenstelling van het
gras dient men veel aandacht te be
steden aan een juiste bemesting. Dit is
van des te meer belang naarmate de
te geven stikstofgift stijgt.
Een Philippijnse overheidsdelegatie
onder leiding van de onderminister
van landbouw Manuel Lim heeft van
21 t/m 27 april j.l. een bezoek aan
ons land gebracht. Dit bezoek vond
plaats in het kader van het follow-up
programma van het ministerie van
landbouw en visserij voor de HOL
LAND EXPO II, de varende Neder
landse tentoonstelling die begin dit
jaar verschillende landen in het Ver
re Oosten aandeed.
Het ministerie van landbouw en vis
serij had op de EXPO II een eigen
stand waar 27 deelnemende Neder
landse bedrijven en instellingen een
8
breed assortiment agrarische pro-
dukten presenteerden. Tijdens het
bezoek van EXPO II aan de Philip-
pijnen bleek daar grote belangstel
ling voor de Nederlandse landbouw.
Er konden interessante kontakten
worden gelegd, hetgeen onder meer
tot uiting komt in het bezoek van
deze delegatie.
Doel van het bezoek was, na te gaan
in hoeverre Nederlandse bedrijven
kunnen bijdragen in de ontwikkeling
van de veehouderij (melkvee, var
kens en pluimvee) en de zuivel
industrie op de Philippijnen. Met
het oog hierop werden verschillende
landbouwonderzoekinstellingen en
een aantal bedrijven bezocht. De
delegatie toonde zich met name
geïnteresseerd in veevoedingsaspek-
ten en rundveeverbetering. Ook
werd gesproken over de mogelijkhe
den voor stages van Philippijnse
deskundigen bij Nederlandse insti
tuten.
Later dit jaar zal een groep verte
genwoordigers uit het Philippijnse
bedrijfsleven ons land bezoeken ten
einde de zakelijke kontakten verder
uit te bouwen.
Overgangsperiode nodig
Er is nader onderzoek nodig naar de
oorzaken, die aanleiding kunnen ge
ven tot een positief onderzoeksresul
taat van urinemonsters van runderen
op de aanwezigheid van stoffen met
oestrogene werking. Het Landbouw
schap heeft een verzoek hiertoe ge
daan aan minister Ginjaar van
Volksgezondheid en Milieuhygiëne
en gepleit voor een overgangsperiode.
Nadrukkelijk stelt het Landbouw
schap daarbij, dat hierdoor de volks
gezondheid onder geen enkele voor
waarde in gevaar mag worden ge
bracht.
Volgens het Landbouwschap hebben
de overtredingen, die de laatste we
ken zijn gesignaleerd, betrekking op
slachtrunderen. Deze zijn veelal om
ekonomische redenen vanuit de
melkveehouderij als slachtdieren
aangeboden. De eigenaar ervan is er
ten stelligste van overtuigd, dat hij de
middelen in kwestie niet heeft toe
gediend of door anderen heeft laten
toedienen.
De onderzoeksresultaten, waarbij
het gebruik van de hormonen in
kwestie is gekonstateerd, zijn ver
kregen via de vleeskeurifig, alsmede
in het kader van de bedrijfsinspekties
door de Algemene Inspektie Dienst.
Het bedrijfsleven stelt nadrukkelijk,
dat een strenge kontrole op de nale
ving van de "Verordening toediening
van stoffen met oestrogene werking
1961" gewenst is. Uit een oogpunt
van volksgezondheid en vleeskwali
teit is dit ook door het bedrijfsleven
gestimuleerd.
Tijdens een bijeenkomst heeft het be
drijfsleven gekonkludeerd, dat een
overgangstermijn nodig is om de
oorzaken van de positieve onderzoek
resultaten op te sporen. Het is
voorts geenszins de bedoeling om het
vervolgingsbeleid na het bewust toe
dienen van stoffen met hormonale
werking (om de groei der dieren te
bevorderen) af te zwakken. In de brief
zegt het Landbouwschap voorts, dat
de voorlichtingsaktiviteiten ten be
hoeve van de veehouders opgevoerd
dienen te worden. Daarbij gaat het
met name om het handhaven van een
wachttijd tussen een diergeneeskun
dige behandeling en het moment van
aflevering als slachtdier. Gedurende
de overgangsperiode wordt van de
kant van het bedrijfsleven gevraagd
op het punt van de vervolgingsmaat
regelen een tolerante houding aan te
nemen als het gaat om veehouders,
die zich op geen enkele wijze bewust
zijn van handelingen in strijd met de
Verordening.
Stichting Proefstation voor de Rundveehouderij
Zwaardere kalveren voor de stiere
vleesproduktie zijn door de grote
vraag duurder dan lichtere. De lich
tere worden vaak ingezet in de kalfs-
vleesproduktie. De vraag is echter of
deze lichtere stierkalveren door een
extra royale voeding (meer melk) tij
dens de opfok op eenzelfde eindge-
wicht zijn te krijgen als de zwaardere
kalveren. Verder is het van belang te
weten of de lichtere en zwaardere
kalveren, die aan het eind van de op
fok even zwaar zijn, daarna op een
zelfde rantsoen even snel groeien.
Daarom zijn proeven gedaan met
kalveren met uiteenlopende beginge-
wichten in kombinatie met verschil
lende hoeveelheden kunstmelk. Het
PR heeft daarover nu rapport uitge
bracht.
Er zijn twee vergelijkende proeven
uitgevoerd met 35 tot 60 kg kunst
melkpoeder. In vijf andere proeven
ging het om het aanvangsgewicht
van de stierkalveren bij aankomst op
het bedrijf in kombinatie met ver
schillende hoeveelheden kunstmelk.
De opfok is uitgevoerd in boxen met
individuele melkverstrekking met
een variatie van 85 tot 110 dagen. In
de mestperiode is nagegaan of de
gevonden verschillen in gewicht
stoename aan het eind van de op-
fokperiode zich zouden handhaven.
Resultaten:
- Tijdens de mestperiode bleek dat
de kalveren met de grootste
kunstmelkopname uit de eerste
twee proeven beter groeiden.
Door de grotere kunstmelkgift
werd minder krachtvoer opgeno
men. De opfokkosten werden
daardoor/ 20,— hoger, maar dit
had toch een gunstige invloed op
het saldo.
- In de proeven met de kombinatie
aanvangsgewicht en melkhoe-
veelheid bleek dat lichtere kalve
ren met een royale kunstmelk -
verstrekking in de opfokperiode
niet op eenzelfde gewicht waren
te brengen als kalveren met een
hoger begingewicht en kleinere
hoeveelheden kunstmelk.
Zwaardere kalveren groeiden na
de opfokperiode sneller (op een
zelfde rantsoen van onbeperkt
ruwvoer en gelijke hoeveelheid
krachtvoer) dan de lichtere kal
veren. De stieren die sneller
groeiden namen iets meer ruw
voer op.
De saldo's voor kalveren met een ho
ger aanvangsgewicht waren bij ge
lijke kalverprijzen belangrijk hoger.
Uitgaande van de gevonden saldo's
mag de kalverprijs in het trajekt 42
t/m 50 kg ca. 8 per kg levendge
wicht hoger zijn.
(Rapport nr. 72. Vleesproduktie met
jonge stieren. Verkrijgbaar door
storting van 7,50 op giro 23.07.421
van het Proefstation voor de Rund
veehouderij te Lelystad met vermel
ding van: "Zend mij rapport nr. 72").