Voorlichting, wat is dat eigenlijk? (II)
K
R7
"E WENKEN
Individuele voorlichting
Groepsvoorlichting
Kleine groepen
Zelfwerkzaamheid
M assa voorlichting
De bestrijding van rattekeutelziekte in
karwij
In een vorig artikeltje is uiteen
gezet, wat onder voorlichting
verstaan moet worden. Als om
schrijving van de voorlichting, die
door de Konsulentschappen ge
geven wordt, werd gegeven: Op
zettelijke hulp bij de besluitvor
ming over bedrijfsaangelegenhe-
den door middel van kommunika-
tie. Deze voorlichting kan gege
ven worden, individueel, aan
groepen of massaal. Hierbij kun
nen verschillende methoden ge
volgd worden om kontakt met
elkaar te hebben en de voorlich-
tingsboodschap over te brengen.
Het individuele kontakt verloopt
praktisch altijd door middel van een
persoonlijk gesprek. Daarnaast kan
er schriftelijk kontakt zijn, maar dit
zal meestal een vervolg zijn op een
eerder gevoerd gesprek.
Bij groepsvoorlichting komen diver
se vormen voor. Het werken met
groepen gaat een steeds groter deel
van de tijd van de voorlichters inne
men. Dit vraagt een grotere mate van
organisatie en planning dan het ge
ven van individuele voorlichting. Bij
een goede opzet kan de voorlichter
echter met meer mensen intensief
kontakt hebben.
De klassieke manier van groeps
voorlichting is de lezing of het praat
je. Deze methode werd en wordt nog
steeds veel toegepast. Er kan hiermee
in korte tijd aan een grote groep
mensen veel informatie worden
overgebracht. Kenmerkend voor de
lezing is echter:
1. de vrijblijvendheid voor degenen
die uitgenodigd worden om er
naar toe te komen. Voor de orga
niserende instantie geeft dit altijd
weer een grote onzekerheid.
2. vooral bij grotere groepen (meer
dan 30 personen) is er weinig
gelegenheid voor de luisteraars
om op het gesprokene te kunnen
reageren. Veel mensen voelen
zich in grotere groepen be
schroomd om vragen te stellen.
Hierdoor is er meestal sprake van
éénrichtingsverkeer. De luiste
raars zijn daarom dikwijls passief.
Veel hangt hierbij af van de lei
ding door de voorzitter. Hij kan
soms de luisteraars meer bij het
gesprek betrekken. Dit gaat beter
naarmate de groep kleiner is en
de aanwezigen elkaar beter ken
nen.
De laatste jaren wordt er in de. voor
lichting meer gewerkt met kleinere
groepen van 12 tot maximaal 20
deelnemers. De deelnemers worden
gevraagd hieraan mee te doen.
Meestal wordt een bepaald onder
werp aan de orde gesteld, waarvan
men gezamenlijk wil proberen meer
te weten te komen. Hierbij worden
onderling afspraken gemaakt waar,
wanneer en hoe dikwijls men wil
bijeenkomen. Meestal treedt de
voorlichter alleen op als organisator
en bepalen de leden zelf de gang van
zaken.
Bij dit groepswerk kunnen de vol
gende vormen onderscheiden wor
den:
a) gespreksgroep. Hierbij wordt een
bepaald onderwerp samen be
sproken. De voorlichter zorgt
voor voldoende informatie. Door
middel van het gesprek, ook en
zeker niet in de laatste plaats, het
gesprek onderling tussen de deel
nemers, is er beter gelegenheid
om zich in het onderwerp te ver
diepen. Ieder kan er uit halen wat
voor de eigen situatie van belang
is.
b) diskussiegroep. Deze vorm komt
sterk overeen met de gespreks
groep, maar is meer gericht op
onderlinge gedachtenwisseling.
Het doel is vooral meningsvor
ming over een onderwerp, waar
van niet aan te geven is, wat het
beste is. Als voorbeeld kan ge
noemd worden een onderwerp als
bedrijfsaanpassing. Hierover is
wel informatie te geven, maar
ieder zal voor zichzelf tot een
mening moeten komen wat hij
wil en wat in zijn situatie mogelijk
is. Hiervoor kan het gesprek met
mensen die in dezelfde situatie
verkeren, zeer nuttig zijn.
c) studiegroep. Bij de studiegroep
komt vooral naar voren het zelf
verzamelen van gegevens en sa
men aktief bezig zijn. Tot deze
vorm behoren de laatste tijd
populaire gewasstudiegroepen.
Deze groepen zijn intensief bezig
met de studie van de teelt van een
bepaald gewas, b.v. tarwe, sui
kerbieten of aardappelen. Vooral
het samen bespreken van de zelf
verzamelde gegevens en het bij
elkaar op bezoek gaan op de be
drijven is zeer leerzaam.
Het deelnemen aan deze groepsakti-
viteiten noodzaakt de boer of tuinder
tot een grotere zelfwerkzaamheid.
Hij moet meestal ergens heen, hij
wordt meer bij de organisatie be
trokken en hij moet aktief aan de
besprekingen deelnemen. Dit wordt
door veel deelnemers als positief er
varen.
Omdat de kapaciteit van de voor
lichter beperkt is, zal het aantal ge
spreksgroepen ook beperkt moeten
blijven. Er wordt daarom doorgaans
naar gestreefd om de groepen na
enige tijd te ontbinden en daardoor
anderen de kans te geven om aan het
groepswerk deel te nemen.
Andere vormen van groepsvoorlich
ting zijn:
kursussen. Hierbij wordt een be
paalde, van te voren vastgestelde
hoeveelheid stof behandeld. De
vorm waarin dit gebeurt is het meer
schoolse lesgeven. Het doel is vooral
het geven van achtergrondinforma
tie en basisgegevens (b.v. de kursus
spuiten in de landbouw) of het over
brengen van vaardigheden (b.v. een
laskursus);
demonstraties. Demonstraties zijn
vooral geschikt om nieuwe appara
tuur of een nieuwe werkwijze te laten
zien of om dezelfde soort werktuigen
onder gelijke omstandigheden te
kunnen vergelijken.
exkursies. Het groepsgewijs elders
gaan kijken heeft, naast het gezellig
heidselement, ook een zeer leerzaam
karakter. Dit vergt echter een goede
organisatie vooraf.
Onder massavoorlichting verstaan
we het verstrekken van informatie op
een wijze, dat iedereen daarvan ken
nis kan nemen. Dit iedereen is dan
KONSULENTSCHAP VOOR
DE AKKERBOUW EN DE
RUNDVEEHOUDERIJ TE
GOES
ing. F. Vader
Hoofd voorlichtingszaken
C.A.R. - GOES
wel beperkt tot de lezers van een blad
of degenen die in een bepaald
adressensysteem zitten.
Dit is een tegenstelling met de
groepsvoorlichting, die alleen gericht
is op de groep die op dat moment op
die plaats aanwezig is. Een kenmerk
van massavoorlichting is, dat er op
het moment van presentatie geen
kontakt is met degenen, voor wie de
informatie bestemd is. Er is dus geen
gelegenheid om tussentijds de bood
schap aan te passen aan de behoeften
van de ontvangers.
Konsulentschappen bedrijven voor
al massavoorlichting in de vorm van:
het plaatsen van artikelen in de
landbouwbladen;
het versturen van rondzendbrie
ven, kontaktbladen, e.d.
het samenstellen van brochures.
Het C.A.R. te Goes geeft jaarlijks
een viertal brochures uit over ak-
tuele onderwerpen.
Bij het samenstellen van deze schrif
telijke voorlichting komen de vol
gende vragen aan de orde:
waarover moeten we schrijven;
hoe moeten we schrijven. Hierbij
zijn van belang de lengte en de'
woordkeus, dus de leesbaarheid;
in welke tijd moet het gepubli
ceerd worden. Dit geldt vooral
voor artikelen in kranten. Deze
worden doorgaans niet bewaard.
Boekjes zullen meestal langer
bewaard worden en kunnen
daardoor later weer geraadpleegd
worden.
Voordelen van schriftelijke voor
lichting zijn:
1. het wordt bij de lezer thuisge
bracht;
2. hij kan het lezen op de tijd die
hem het beste past;
3. hij kan het herlezen en eventueel
bewaren.
Voor degene die voorlichting
geeft, blijft het altijd de vraag, in
welke mate zijn bedoeling over
komt. Om hierover meer te weten
te komen is onlangs aan ruim
3000 landbouwers in Zeeland een
vragenlijst gestuurd om hun me
ning over de "Voorlichting" te
vragen. Hebt u dit reeds terugge
stuurd?
Skierotiënrot of rattekeutelziekte komt bij karwij, koolzaad, erwten,
bonen en vlas maar bijvoorbeeld ook op een aantal onkruidsoorten
voor. Sklerotinia is een schimmel waarvan de sporen de karwijplanten
kunnen infekteren. De uit deze sporen groeiende schimmeldraden
groeien inwendig in de karwijstengels en vormen daarin tegen het
tijdstip dat de karwij afrijpt, harde, zwarte, vaak langgerekte korrels,
sklerotiën genaamd, de zogenaamde rattekeutels!
Bij het oogsten en dorsen van de
karwij kan een deel van deze sklero
tiën in het zaad terecht komen doch
er vallen ook veel sklerotiën op de
grond. Deze kunnen in de grond wel
„6 jaar kiemkrachtig blijven.
Uit deze sklerotiën groeien na een
rustperiode van tenminste 6 maan
den apotheciën, net kleine paddes-
toeltjes. Deze paddestoeltjes kan
men vanaf begin mei vinden op die
percelen waar vorig jaar karwij stond
die aangetast was, bijvoorbeeld
waarnu tweedejaars karwij staat of
ook wel in wintertarwe.
Zij vormen sporen, die opnieuw het
gewas kunnen infekteren. Is hier nu
iets tegen te doen? Ja zeker, dit sei
zoen heeft het middel Ronilan ont
heffing gekregen. De werkzame stof
is vinchlozolin. Om het gewas zo
goed mogelijk te vrijwaren van een
sklerotinia-aantasting, moet de be
spuiting erop gericht zijn om de kie
ming van ascosporen te voorkomen.
In de periode dat de omstandighe
den gunstig kunnen zijn voor kie
ming van de ascosporen, bij de bloei
van het gewas, moeten één of
meer bespuitingen worden uitge-
KONSULENTSCHAP VOOR
DE AKKERBOUW EN DE
RUNDVEEHOUDERIJ TE
GOES
voerd. Zijn de omstandigheden niet
gunstig bijvoorbeeld een droge mei
maand, zoals in 1980, dat zal van
zelfsprekend de aantasting gering
zijn. Het middel Ronilan werkt als
kontaktfungicide vooral preventief,
maar ook kuratief.
Volgens recente proefnemingen moet
het middel tegen 1 kg per ha gebruikt
worden in veel water, ongeveer 600
liter, de plant moet goed geraakt
worden speciaal onderin het gewas.
Toevoeging van 15 ml Citowett per
100 liter spuitvloeistof als uitvloei-
er/hechtmiddel is gewenst. Het beste
tijdstip ligt bij plm. 10% bloei met
zonodig een herhaling plm. 14 dagen
later. Bij ongeveer 3% opbrengstver
hoging is het middel betaald, een vrij
goedkope 'Verzekering dus".
De bedrijfsvoorlichter,
ing. K.F. Malcorps.
AKKERBOUW
IN BEGIN MEI ZULLEN de
meeste wintertarwepercelen een 2e
bemesting met stikstof moeten
hebben.
De tarwe is dan aan het door
schieten en de kans op legering,
door te zware bladontwikkeling, is
dan erg klein geworden.
Aan de kleur van het gewas, maar
ook naar rasbehoefte, zal de gift
200 of250 kg KA S per ha moeten
bedragen. Deze 2e bemesting is
niet bedoeld als overmatige be
mesting, maar om blad en aar lang
groen te houden voor een goede
korrelvulling.
ER ZIJN NOG ALTIJD boeren
die enkele landbouwwerktuigen in
het land laten staan. Hier een eg
ge, daar een sleep, een kultivator
blijven zomaar weken lang op het
land achter. Neem deze werktui
gen toch mee naar huis! De kans
op stelen is dan kleiner en verder is
het veel netter. De machines thuis
roesten minder en het landschap is
zonder werktuigen mooier.
VOOR DE ON KRUID BE
STRIJDING in suikerbieten zijn
er diverse nieuwe middelen. Som-
mige geven een beter resultaat bij
menging van 2 middelen. Gaat U
met deze nieuwe middelen werken,
lees dan eerst goed de gebruik
saanwijzingen. Ga beslist niet op
uw geheugen af want ook wijzi
gingen in aktieve stof vragen om
een andere dosering. Lees dus voor
het gebruik!
ONKRUID IN SUIKERBIE
TEN is ook dit jaar niet gewenst,
maar dat is geen nieuws. Soms
staan er bieten naast de rij of op
erg afwijkende afstand in de rij.
Hoe kan dat? Er zijn 2 mogelijk
heden. Of er werd gemorst met het
zaaizaad of het is opslag van
zaadbieten, schieters van een vori
ge bietenoogst. In dit laatste geval
pas dan goed op, want bietenop
slag kan een lastig onkruid wor
den en is in bieten niet chemisch te
bestrijden. Zorg dat zo'n plek met
bietenopslag regelmatig nageke
ken wordt. Blijf uw "wilde" bieten
de baas.
VERLEDEN JAAR KWAM er
veel wortelvliegaantasting voor in
knolselderij. Deze larven van de'
wortelvlieg leven aan de buiten
rand van de knolselderij, maken
gangen in de schil en zijn dus
schadelijk. Er zijn 2 middelen om
via grondbehandeling de wortel
vliegaantasting te voorkomen. 8 l
Phytosol 50% per ha of 1,25 l
Lindaan 80% per ha. Phytosol
kost f 450,— per ha en Lin
daan f 75,— per ha aan mid
del.
VEEHOUDERIJ
BR UTE KRA CHT GEEFT maar
zelden de goede oplossing; met
denken en een goede tijdsindeling
is meer te bereiken. Scherpe mes
jes aan de cirkelmaaier vragen niet
alleen veel minder trekkracht
maar ze beschadigen de stoppel
ook minder. Daardoor is de na-
groei ook gelijkmatiger en beter.
HET TEKORT MAAIEN van
het grasland geeft wel iets meer
opbrengst aan kuilgras maar het is
het paard achter de wagen span
nen. Het gevolg is een slechte na-
groei met een uitholling van de
zode. Een goede maaihoogte is 5
cm. Begin met de eerste percelen
(te) vroeg te maaien. De voeder-
winning moet ten dienste staan
van de beweiding en niet ander
som.
7