STTKSTOFONDERZOEK EN BEMESTING IN 1981 Misschien kunnen we in de toekomst planten inenten tegen schimmelziekten" D, Invoering kwaliteitsvoor schriften voor champignons G ewas goed in de gaten houden en de tweede gift eventueel vervroegen. Deze gift in plaats van half mei tot eind mei, eind april tot begin mei geven. Indien nodig kunt U dan nog een derde gift van 40 kg N/ha toedienen, vlak voor of tijdens het uitkomen van de aar. Op natte ver- H iervoor geldt in principe hetzelf de als voor de aardappelen. De eventuele aanvullende N-gift zal echter wel in verhouding moeten staan tot de totale stikstofgift voor deze gewassen. Hernieuwd onderzoek naar stikstofvoorraad Hernieuwd onderzoek Aardappelen Suikerbieten Wintertarwe Uien en groentegewassen Promovendus P.J.G.M. de Wit: Natuurlijke weerstand Resistentie Een paar maanden geleden is reeds over dit onderwerp in dit blad geschreven. Toen is het jaarlijks terugkerende overzicht van de stik stofvoorraad in de grond en advies gegeven op basis van grondonder zoek op de standaardpercelen. Half februari is er tijdens een lichte vorstperiode veel stikstof gestrooid. Nadien volgde er een uitzonderlijk natte periode, vooral in de week van 8 t/m 14 maart. De hele maand maart is zo'n 2 tot Vh keer de normale hoeveelheid neerslag gevallen. Volgens het K.N.M.I. werd zelfs plaatselijk een nieuw rekord bereikt. Veel telefoongesprekken werden gevoerd over uitspoeling van meststoffen, met name stikstof. O, m wat meer inzicht te krijgen in deze materie werden een aantal stan daardpercelen opnieuw bemonsterd. Hierbij waren enkele relatief rijke percelen die nog niet waren bemest en een aantal die reeds in februari een stikstofgift hadden gekregen. Het beste en meest betrouwbare inzicht ten aanzien van stikstofuitspoeling wordt wel verkregen op de nog niet in februari bemeste percelen. De cijfers bevestigen het vermoeden dat de stikstof naar beneden is verplaatst. C.A.R. Zevenbergen, Spec. Bodemaangelegenheden in de Landbouw, Ing. A.M. v.d. Veeken Bij individueel onderzoek op het be drijf werd voor de rijke percelen een lage tot vrij lage N-bemesting gead viseerd. Vooral op deze percelen zal dus in verhouding wat meer moeten worden bijgestrooid. Een juiste bemesting schept de basis voor een goede opbrengst e inspoeling bedraagt ongeveer 30 cm. Het betreft hier de in verhou ding rijkere percelen die nog niet waren bemest. Percelen die bij de bemonstering in januari vrijwel geen stikstof bevatten, zijn niet opnieuw bemonsterd. Dit heeft weinig zin. Waar weinig van aanwezig is, kan immers niet veel verloren gaan. kilde plekken zal de slechte struktuur van de grond meer van invloed zijn dan de stikstof. Stikstof kan niet alles korrigeren. "V ooral op de lichtere gronden met een erg zandige ondergrond en op de plaatgronden zal volgens onze gege vens een gedeelte van de stikstof buiten bereik van de plantewortels zijn gekomen. Een overbemesting van 40 - 60 kg N per ha, al naar gelang de zwaarte van de bouwvoor, is gewenst. Op de beter doorwortel- bare gronden zijn de verliezen ge ringer zodat de aanvullende overbe mesting kan variëren van 20 - 40 kg per ha. Mogelijk hebt U op voorhand de stikstofgift al in gedeelten gegeven. Bij de overbemesting kunt u dan hiermee rekening houden. O p de onder aardappelen ge noemd lichtere gronden zullen de suikerbieten het zonder aanvulling met stikstof waarschijnlijk wel moei lijk krijgen. De overbemesting zal toch wat minder moeten zijn dan bij de aardappelen. We denken in hoe veelheden van 30 - 40 kg per ha ten tijde van het 4 tot 6 bladstadium van het gewas. Op de goed doorwortel- bare bodemprofielen zal het voor suikerbieten nauwelijks zinvol zijn Op de reeds met stikstof bemeste percelen geeft heronderzoek kort na OU1AV1 U1VIVU 11UUT* V.11IIVO MUTV1 Cllll de bemest,ng geen erg betrouwbaar om een overbemcstinJ loe te dieneJn beeld. In enkele gevallen kwam de Het gewas kom, da[f toch we, aan zijn trekken. gevallen gegeven stikstof volledig in het cijfer naar voren. In andere gevallen werd maar een deel van de gegeven stik stof via grondonderzoek aange toond. Faktoren als denitrifikatie en opna me van stikstof in de biomassa (bo- Tijdens de openbare bestuursverga dering van het Produktschap voor Groenten en Fruit dd. 23 april j.l. werd de Verordening PGF 1981 Verduurzaamde Groenten vastges teld, welke de huidige Conservenve- rordening 1958 zal vervangen. In de jongste verordening zijn nu o.a. ook kwaliteits- en aanduidingsvoor schriften voor champignons opgeno men. Er is een beter steekproefsche- ma bij bemonstering die in de fa briek kan plaatshebben, voorge schreven. De etiketteringsvoor schriften zijn aangepast aan de regels die in Brussel zijn opgesteld. Verder is de methode om het uitlekgewicht te bepalen verbeterd. De verorde ning zal in werking treden met in gang van 1 januari 1982. Te verwer ken chamipgnons moeten echter op 1 juli 1981 reeds voldoen aan de voor schriften. Ook voor de verse champignons zul len met ingang van 1 juli 1981 kwa liteitsvoorschriften gelden, ongeacht het feit of zij voor de verse markt dan wel voor industriële verwerking bes temd zijn. Twee vraagpunten m.b.t. champignons voor de verse markt hebben de nodige diskussie gevergd. T.a.v. de kleinverpakking is na zorg vuldige afweging met de grootst mo gelijke meerderheid besloten te kie zen voor 250 gr. i.p.v. 200 gramsver pakking. Met betrekking tot de klas se I X - waarover niet alle bestuur sleden enthousiast waren - is beslo ten deze historisch gegroeide aan duiding voorlopig te handhaven en binnen twee jaar deze aanduiding opnieuw te bezien. Er is, naar aanleiding van een una niem advies van het begeleidings team Marktonderzoek PGF, beslo ten om bij wijze van proef gedurende één jaar deel te nemen aan een on derzoek naar het koopgedrag van de Nederlandse partikuliere huishou dingen met betrekking tot vers fruit en groenten in blik en glas. De datum van ingang zal nog nader worden bepaald. Het bestuur stelde bij verordening vast, dat de eenmalige verpakking van hardfruit ook verplicht wordt gesteld voor de klasse I van de ap pelvariëteiten Goudreinette, Sum mer Red en Septer (minimummaat resp. 75 mm, 65 mm en 65 mm) en van de perevariëteit Beurré Alexan- 8 dre Lucas (min. 65 mm) en wel met ingang van 1 augustus 1981. Overi gens blijven de voorschriften gelijk aan die van het lopende seizoen. De verordening zal vervallen op 1 juli 1982. dembakteriën) spelen hierbij een rol. Beide faktoren hebben te maken mét de bodembakteriën, die in de orga nische stof in de bouwvoor aanwezig zijn. Door denitrifikatie kan stikstof gedeeltelijk voorgoed verloren gaan. Opname van stikstof in de biomassa door uitbreiding van de bakteriën- populatie in de grond betekent een tijdelijke vastlegging van de stikstof, welke later vrijkomt. In beide gevallen wordt deze stikstof bij het onderzoek op N mineraal niet mee bepaald. Dit alles maakt het in zicht omtrent de stikstofhuishouding van de grond kort na een bemesting erg moeilijk. Zoals al eerder opge merkt is, zijn er wel aanwijzingen dat een gedeelte van de gegeven stikstof naar beneden is verplaatst. Er is echter naar onze mening geen reden tot paniek. Eventueel herbemonste ring voor een individueel perceel sadvies kan beter in begin tot half mei plaatsvinden. Tenslotte kunnen, uitgaande van een normale bemesting, op de zandont- ginningsgronden met een dun hu- meus dek, de gewassen nog moei lijkheden ondervinden door een te kort aan kali. Een aanvullende kali bemesting, vooral voor aardappelen kan hier gewenst zijn. f f 'Tn de toekomst kunnen we misschien van tevoren al zeggen of 'n wilde plant bruikbaar is voor kruisingen met bepaalde kultuurplanten om die laatste bestand te maken tegen schimmelziekten". Dit zegt ir. P.J.G.M. de Wit naar aanleiding van zijn proefschrift over de oorzaken van resistentie tegen de schimmel die de bladvlekkenziekte bij de to maat veroorzaakt ("Physiological studies on cultivar-specific resis tance of tomato plants to Cladosporium fulvum"). Op vrijdag 24 april is De Wit in de aula van de Landbouwhogeschool te Wageningen op dit proefschrift gepromoveerd. De Wit doet nóg een hoopvolle uit spraak over de toekomstige strijd tegen de schimmelziekten: "We zijn begonnen te bestuderen of je planten kunt "inenten" tegen schimmels. Misschien wordt dat mogelijk, want we weten nu dat planten afweerstof- fen kunnen produceren". (Dat inen ten zou dan kunnen gebeuren door de onderste bladeren van een plant te besmetten, waarna de bladeren erboven gezond blijven). In de plantenveredeling worden kul tuurplanten vaak gekruist met wilde planten om gunstige eigenschappen van een wilde soort over te brengen op een bepaalde kuituurvariëteit. Een van die begerenswaardige ei genschappen is natuurlijke weer stand tegen ziekten en plagen. Hel inkruisen van die natuurlijke weer stand is ook een van de twee belang rijkste bestrijdingmethoden tegen schimmels (de andere is bestrijding met chemicaliën). Wilde planten zijn bijna altijd resistent (van nature be stand) tegen schimmels; wordt deze eigenschap overgebracht op kul tuurplanten dan maakt de schimmel geen kans meer. Althans voorlopig. Want schimmels blijken er na ver loop van tijd in te slagen het nieuw ingekruiste weerstandmechanisme van de plant te doorbreken zodat deze toch weer ziek wordt. Een voorbeeld is de tomaat: vroeger wa ren de meeste tomatenrassen resistent tegen de door schimmel veroorzaak te bladvlekkenziekte, maar op een gegeven moment werd het grootste deel van het Nederlandse areaal aangetast. Toen heeft men wilde planten uit Zuid-Amerika gehaald voor kruisingen en zo werden de kuituurrassen weer resistent tegen de ziekte. Maar na een aantal jaren steekt de ziekte de kop weer op en moet de hele kruisingsoperatie herhaald worden. Het was daarom voor De Wit van belang zijn onderzoek te richten op de vraag: welke stof of welk meehanisme is verantwoorde lijk voor het ontstaan van resistentie en welke voor het verdwijnen ervan. En hij vond bij planten met natuur lijke weerstand tegen de schimmel inderdaad bepaalde afweerstoffen: twee soorten verbindingen waarvan er één nog onbekend was. Daaren boven bleek dat bepaalde stoffen uit Huidmondje in tomateblad met binnendringende Schimmeldraden van Cla dosporium fulvum. de celwand van de schimmel óók in staat waren resistentie bij de plant op te roepen. Daarnaast zijn er volgens De Wit aanwijzingen dat er in de schimmel stoffen aanwezig zijn die de produktie van weerstandstoffen in de plant kunnen onderdrukken. Op grond van zijn onderzoekresulta ten durft De Wit de hoop uit te spre ken dat de plantenveredeling in de toekomst wellicht eenvoudiger kan worden. Zonder eerst vele planten te kruisen, te vermeerderen en te bes metten met de ziekteveroorzaker, kan in de toekomst een laboratoriu monderzoek uitwijzen of een bepaal de wilde plant de begeerde eigen schappen bezit of niet. Dat zal dan veel tijd besparen want laboratoriu monderzoek kan veel sneller worden uitgevoerd dan het opkweken van planten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 8