BLIJFT SNIJMAIS EEN MAKKELIJK TE TELEN GEWAS?? O Bijvoeren melkkoeien in de zomer vaak niet aantrekkelijk Tweemaal daags voeren slachtvarkens beter dan eenmaal I n snijmais is atrazin al vele jaren het middel voor de onkruidbestrij- ding. Het middel heeft een brede werking en doet mits tijdig toegepast, geen schade aan het gewas. D, D, D it is een wortelonkruid, dat met de gangbare middelen tegen zaad onkruiden niet wordt meegenomen. Tegen dit onkruid kan iets gedaan worden met 2.40-D.amine bij een gewaslengte van 20 cm. In dit sta dium is het onkruid echter nog niet zo ver ontwikkeld, dat het goed te bestrijden is. De resultaten vallen dan ook tegen. Ruimere vruchtwisseling t.b.v. onkruidbestrijding gewenst Onkruidproblemen Onkruidbestrijdings- mogelijkheden op een rij Zaadonkruiden Uit studie blijkt: Hanepoot Kweek Haagwinde Verspreiding van onkruidzaden Samenvatting Uit proef C.L.O. -Instituut blijkt: B ij de voederw inning op het rundveehouderijbedrijf neemt de teelt van snijmais een belangrijke plaats in. Het gewas snijmais kan een hoge opbrengst geven - het kan zonder schade veel drijfmest verwerken en stelt wat betreft het voorkomen van aaltjes en schimmels weinig eisen aan de vruchtwisseling. Daarom wordt dan ook op veel percelen een zijdig jaar na jaar snijmais geteeld. Op steeds meer percelen blijkt dat de onkruidpopulatie een reden kan zijn om weer aan vruchtwisseling of wisselbouw van bouwland en gras land te doen. Al enkele jaren blijkt echter dat het onkruid Hanepoot, een onkruid ver want aan snijmais, niet voldoende met atrazin is te bestrijden. Ook wortelonkruiden als Haagwinde en Kweek worden niet meegenomen en vormen op maispercelen een steeds groter probleem. In 1980 is vastgesteld dat bepaalde soorten Helganzevoet en uitstaande melde niet meer met atrazin zijn te bestrijden. Deze onkruiden hebben als eerste in ons land resistentie op gebouwd tegen een chemisch be strijdingsmiddel. Nu deze resistente vormen van deze onkruiden niet meer met atrazin zijn te bestrijden en ook geen middelen zijn toegelaten, welke een goede werking op deze onkruiden hebben; daar de kombinatie atrazin ben- tazon alleen werkt op jonge planten van Helganzevoet, vormt dit een probleem, waarmee de teler bij de maisteelt terdege rekening zal moe ten houden. Een ruimere vruchtwisseling - wissel bouw bouwland - grasland - het zoe ken naar andere middelen dan atrazin en zeker ook het inzetten van me chanische onkruidbestrijding met aangepaste schoffelgarnituur, zal het in de toekomst mogelijk moeten ma ken op zo ruime schaal snijmais te blijven telen. p percelen waar geen resistente Helganzevoet voorkomt, kan: a. Voor opkomst gespoten worden met 3 - 4 kg Bladex. b. Na opkomst 1 kg atrazin mi nerale olie, dezelfde werking heeft 8 - 10 1 Oleo-atrazin. Mo gelijk zal voor 1981 het middel Bij een kleinere bedrijfsomvang (ca. 15 ha of minder) is door aankoop van snijmais, het aantal koeien dat gehouden kan worden aanmerkelijk te verhogen. De kosten nemen echter zodanig toe, dat de extra ver goeding voor arbeid en grond gering is. Dit bedrijfstype wordt daardoor veel arbeidsintensiever en de prijsgevoeligheid is hoog. Bij een grotere bedrijfsomvang en een goede verkaveling is het bijvoe ren in de zomer van snijmais en/of krachtvoer (boven de norm) be- drijfsekonomisch niet aantrekkelijk. De hoogste vergoeding voor arbeid en grond wordt dan verkregen wanneer in de zomer niet extra wordt bijgevoerd en het winterrantsoen voor een zo groot mogelijk deel uit snijmais bestaat. Dit zijn enige konklusies uit een ge zamenlijke studie van het CRA- Waalre en het PR te Lelystad, waar bij in bedrijfsverband is nagegaan wat de bedrijfsekonomische gevol gen zijn van het extra voeren van snijmais en/of krachtvoer aan de melkkoeien in de zomer. De studie heeft geresulteerd in een nota "De rentabiliteit van bijvoeding in de weide" die een dezer dagen is uitgegeven door het CRA te Waalre. De laatste jaren is de bijvoeding in de weideperiode sterk toegenomen. Dit geldt zowel voor krachtvoer als snij mais. Krachtvoergiften in de zomer Door J. Coolen, specialist Planteziekten en Onkruidbe strijding bij het Konsulent- schap voor de Rundveehoude rij en de Akkerbouw te Waal- re. Mazipron worden toegelaten. Dit middel bevat eveneens atrazin olie, maar heeft een hoger gehal te, zodat niet meer dan 4 1 per ha mag worden gebruikt. Na opkomst kan tot aan het 4 blad stadium van de mais het middel Bellater, een kombinatie van Bladex en atrazin, worden toege past. Hierbij is het belangrijk dat de spuitvloeistof geen uitvloeier of minerale olie bevat; dit geeft ernstige bladverbranding. Komt resistente Helganzevoet voor en uiteraard kan het ook in andere gevallen, ter voorkoming van resis tentie vorming, aanbeveling verdie nen het middel Laddok te gebruiken. Dit middel bevat naast atrazin ook de werkzame stof bentazon. Hiermee kan resistente Helganzevoet in jong stadium redelijk goed bestreden worden. Belangrijk is, dat het on kruid nog klein is. effektief te bestrijden met groeistof fen, o.a. 2.40-D-amine. 'it dient in de herfst te worden bestreden - dit kan met 4 1 glyfosaat (Roundup), wanneer voldoende groeiend kweekblad aanwezig is, of met 50 kg TCA, respektievelijk 50 1 chloralhydraat, te spuiten voor eind oktober en goed in te frezen. In het voorjaar kan op te scheuren grasland rond half april nog worden gespoten met 4 1 glyfosaat, na 10 dagen kan worden gefreesd en geploegd. Op bouwland kan in het voorjaar nog enig resultaat worden gehaald met 8 1 Eraducane per ha voor het zaaien te spuiten en 10 - 15 cm diep goed in te werken. it onkruid is redelijk goed te be strijden met de middelen Eraducane en Lasso. Eraducane moet kort voor het zaaien tegen 5 1 per ha worden gespoten en direkt goed worden ingewerkt. Lasso 5 1 per ha kan tot kort voor opkomst worden toegepast. Beide middelen hebben enige werking tegen breedbladige onkruiden, o.a. ook tegen Helganzevoet, de mate waarin, is sterk afhankelijk van de omstandigheden. Snijmais toch in wisselbouw? Haagwinde groeit vanuit de randen het perceel binnen en wordt met werktuigen gemakkelijk over het veld verspreid. Het is daarom zaak dit onkruid geen kans te geven en de randen zuiver te houden. Percelen, waar veel Haagwinde voorkom kun nen alleen vrijgemaakt worden door ze een paar jaar voor grasland te ge bruiken en in die tijd het onkruid Het is bekend, dat in maiskuilen grote hoeveelheden onkruidza den kunnen voorkomen. Duide lijk zit hier het gevaar, dat deze zaden via de stal in de drijfmest terecht komen en weer op het land worden verspreid. Wanneer deze mest overgaat naar andere bedrijven, kan het zaad van tegen bepaalde groep van middelen resistente onkrui den, snel een groot gebied bes metten. Eenzijdige maisteelt behoeft geen problemen te geven ten aanzien van aaltjes of schimmels. Moei lijkheden zijn echter wel te ver wachten bij de onkruidbestrij ding. Een ruimere vruchtwisseling en wisselbouw bouwland - gras land zijn in veel gevallen nodig om in dezelfde mate snijmais te kun nen blijven telen. Bijvoeren vaak nauwelijks aantrek kelijk van 5 a 7 kg per koe per dag, zijn geen uitzonderingen meer. Voor wat betreft de rentabiliteit roept dit wel de nodige vragen op, zo staat in de nota. Vooral op de veevoerkosten kan de veehouder grote invloed ui toefenen. De nota die veel meer ge detailleerde gegevens bevat en een bijdrage levert t.a.v. de kostenbewa king op de melkveehouderijbedrij ven, is te bestellen bij het CRA te Waalre tel. 04904 - 5885. Over de voor de praktijk zo belang rijke onderwerpen als de invloed van het een- of tweemaal daags voeren en van het bijgeven van compost op groei en voederverbruik bij slacht varkens is in ons land vrij weinig on derzoek verricht. Op bedrijven waar het voeren niet is geautomatiseerd, kan het eenmaal daags voeren van de slachtvarkens een belangrijke ar beidsbesparing opleveren. Het kan echter voor het varken wel belang rijke fysiologische konsequenties hebben. Omdat het eenmaal per dag voeren van slachtvarkens voor de praktijk zeer aantrekkelijke kanten heeft, is op De Schothorst een proef uitge voerd, waarbij de varkens eenmaal of tweemaal per dag werden ge voerd. Hierbij werd tevens nagegaan of door het verstrekken van compost op een wroetplaat een afwijkend ge drag van de dieren, dat in voorgaan de proeven met varkens in de stallen van de nieuwe Schothorst diverse malen optrad, kon worden voorko men. Proefopzet De proef werd uitgevoerd in de pe riode september 1979 tot mei 1980. Aan de proef hebben 192 varkens deelgenomen. De biggen waren af komstig van het eigen bedrijf en werden opgelegd op een gemiddeld gewicht van 21,9 2,2 kg. De var kens werden geslacht op een gemid deld gewicht van 109,0 1,4 kg. De dieren waren gehuisvest in 4 afde lingen met 8 hokken. Elk hok bevatte 6 varkens. De hokken waren uitge rust met volledige roostervloeren. De stalruimten waren centraal ver warmd. De zeugen en borgen wer den door loting gelijk over de hokken verdeeld en de gewichten werden binnen de herhalingen gelijkge maakt. Voeder en voedersysteem Van 22-35 kg ontvingen de biggen een babybiggenvoeder met een energiewaarde van 1,09, een lysine- gehaltp van 1,11% en een methionine cystinegehalte van 0,66%. Vanaf 35 kg lichaamsgewicht werd een slachtvarkensvoeder verstrekt met een EW van 1,03, een lysinegehalte van 0,80% en een methionine cys tinegehalte van 0,52%. De varkens werden een- of tweemaal per dag gevoerd op basis van hun gewicht volgens het aangegeven schema. In twee afdelingen ontvingen de een maal per dag gevoerde varkens hun voer 's morgens om 8.30 uur en in de andere 2 afdelingen 's middags om 15.30 uur. De dieren die tweemaal per dag werden gevoerd, ontvingen hun voeder om 8.30 uur en om 15.30 uur. De helft van het aantal varkens ontving tweemaal daags 1 kg compost op een wroetplaat. In twee afdelingen werden gedragswaarne mingen verricht in samenwerking met het IMAG te Wageningen. De gegevens van de gedragswaarnemin gen zijn vermeld in een apart verslag (proefverslag nr. 139). In alle gewichtstrajekten bleken we zenlijke verschillen te bestaan t.a.v. groei en voederkonversie tussen de varkens die eenmaal per dag werden gevoerd en de tweemaal daags ge voerde dieren, ten gunste van de laatstgenoemde (met uitzondering van het gewichtstrajekt 90-109 kg). De toediening van compost had geen invloed op de groei en voederkon versie (met uitzondering van het ge wichtstrajekt 50-70 kg). Statistisch is getoetst of eenmaal per dag voeren een geringere variabili teit in de groei van de varkens per hok gaf dan tweemaal per dag voe ren. Het effekt bleek in de verschil lende herhalingen zeer verschillend te zijn. De varkens beschikten over voldoende troglengte en elk varken, ook dat met de laagste plaats in de sociale rangorde, kon op dit vrij royale schema voldoende voer op nemen. De variabiliteit in gewicht stoename is afhankelijk van het toe gepaste voederschema, van het aan tal varkens per hok en van het feit of zeugen en borgen gemengd worden gemest. H«t proeftctoma waa alt volgt: Proefuitkomsten De proef is vrijwel zonder storingen verlopen. Vijf varkens vertoonden een ernstige vorm van staartbijten. Twee varkens van behandeling D werden om die reden uit de proef genomen. Samenvatting Slachtvarkens die tweemaal daags werden gevoerd, vertoon den een wezenlijk betere groei en voederkonversie dan dieren die eenmaal per dag hun voer ontvin gen. De verstrekking van compost had geen wezenlijke invloed op de groei en de voederkonversie, maar gaf wel een duidelijke verbetering van het welzijn van de dieren. De gegevens over het welzijn van de varkens in deze proef zijn in een apart verslag vermeld (proefver slag nr. 139). 19

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1981 | | pagina 19